NL.IMRO.0303.BV01-VA01 |
Juridische regeling
In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. Het begrip 'bestaand' is gedefinieerd in de begripsbepalingen van de Regels. De beheersverordening maakt onderscheid in gebruiksregels en bouwregels. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten op de planologische mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan.
Gebruik
De gronden en bestaande bouwwerken binnen het verordeningsgebied mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik. Het bestaande gebruik is opgedeeld in vijf besluitsubvlakken. In subvlak 'attractiepark' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik worden gebruikt voor een attractiepark, horeca en ondergeschikte detailhandel. In subvlak 'evenemententerrein' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik worden gebruikt voor recreatie, cultuur, parkeren en sportieve recreatie. In het subvlak 'parkeren attractiepark' moet ruimte worden gereserveerd voor minimaal 2.500 parkeerplaatsen met de daarbijbehorende ontsluitingen. Er moet een oppervlakte van minimaal 75.000 m² beschikbaar zijn voor het autoverkeer. Ter plaatse van het subvlak 'parkeren evenemententerrein' moet ruimte worden gereserveerd voor minimaal 2.000 parkeerplaatsen met de daarbijbehorende ontsluitingen. Daar moet minimaal 50.000 m² beschikbaar zijn voor het autoverkeer. In van het subvlak 'bos' mogen de gronden ook secundair worden gebruikt voor (extensief) dagrecreatief medegebruik. Voor het beschermen van het bos is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit is afgestemd op het geldende bestemmingsplan.
Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om het attractiepark uit te breiden ter plaatse van het besluitsubvlak 'uitbreiding attractiepark'. Voorwaarde hiervoor is dat de uitbreiding noodzakelijk is in verband met de plaatsing van attracties en andere bouwwerken ten opzichte van elkaar.
Bouwen
De bouwregels van de beheersverordening zijn grotendeels afgestemd op het geldende bestemmingsplan. In het subvlak 'attractiepark' mogen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen worden uitgebreid. Daarvoor geldt een maximale bouwhoogte van 30,00 meter. Daarnaast mogen in dit subvlak bouwwerken (attracties) worden gebouwd tot maximaal 60 meter hoog. Hierbij geldt als voorwaarde dat de afstand tot de verordeningsgrens minimaal gelijk zijn aan de bouwhoogte van het betreffende bouwwerk. Deze regel geldt niet ten opzichte van het besluitsubvlak 'evenemententerrein'. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan geldt daarnaast een afwijkingsbevoegdheid om attracties tot een hoogte van 120 meter mogelijk te maken.
In het subvlak 'evenemententerrein' mogen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen worden uitgebreid. Per gebouw geldt een maximale oppervlakte van 500 m² tot een maximale bouwhoogte van 5,00 meter. Tot maximaal 1% van het terrein mag bebouwd worden.
Overeenkomstig de archeologisch beleidsadvieskaart van de gemeente heeft het verordeningsgebied een besluitsubvlak 'archeologie 4' gekregen. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 1,7 hectare archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
In het verordeningsgebied liggen enkele gasleidingen. Voor die gasleidingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de leidingen. De betreffende werken en werkzaamheden kunnen slechts worden toegestaan met een omgevingsvergunning als blijkt dat de leiding ook dan nog goed kan functioneren.
Procedure beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Volgens de gemeentelijke Inspraakverordening is gelegenheid geboden tot inspraak. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de beheersverordening. Daarna is de beheersverordening door de gemeenteraad vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen beroep worden ingesteld.