direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dronten - Drontermeerdijk 13 (D5005)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D5005-ON01

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemers exploiteren aan de Drontermeerdijk 13 in Dronten een horecagelegenheid en evenementenlocatie, genaamd Strandpaviljoen At Sea B.V. Het sfeervolle At Sea is aan de oostkant van de Drontermeerdijk gelegen. Ter ondersteuning en versterking van de horecagelegenheid is een kleinschalige camping aanwezig met speelvoorzieningen voor jong en oud.

Op 7 december 2021 heeft overleg plaatsgevonden met de gemeente Dronten over de toekomst en de plannen van At Sea. Naar aanleiding van dit overleg is een rapport uitgewerkt waarin de wensen van At Sea ten aanzien van hun ontwikkelingsmogelijkheden uiteen zijn gezet. Het rapport is als bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.

Door middel van de brief van 30 maart 2023 laat de gemeente weten in te stemmen met de wenselijke ontwikkelingen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Het initiatief dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • Een anterieure/planschadeovereenkomst wordt aangegaan;
  • De oppervlakte van de te bouwen receptie maximaal 20 m2 zal bedragen.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de beschreven ontwikkelingen planologisch - juridisch mogelijk te maken. Hierin is tevens milieuhygiënisch inpasbaarheid getoetst. Tenslotte worden eerder vergunde situaties in het bestemmingsplan meegenomen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Drontermeerdijk 13 in Dronten.

De globale begrenzing van het plangebied is in afbeelding 1 weergegeven met een rode stippellijn. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de bijbehorende verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0001.png"

Afbeelding 1: begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse is bestemmingsplan Randmeerzone van kracht. Dit bestemmingsplan is op 24 november 2011 vastgesteld en op 27 juni 2013 onherroepelijk geworden.

Het complete plangebied heeft de gebiedsaanduidingen:

  • geluidzone – weg’
  • vrijwaringszone – dijk’

De gronden met de gebiedsaanduiding 'geluidszone weg' zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege een weg. De gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn mede bestemd voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

De enkelbestemmingen, functieaanduiding, maatvoeringen e.d. zijn door middel van de navolgende afbeelding overzichtelijk weergeven. De enkelbestemmingen, functieaanduiding, maatvoeringen e.d. zijn door middel van de navolgende afbeelding overzichtelijk weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0002.png"

Afbeelding 2: vigerende bestemmingen binnen het plangebied

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van horeca in de vorm van restaurants of daarmee naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen horecabedrijven en inpandige bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Ondergeschikt zijn educatieve c.q. informatieve voorzieningen toegestaan.

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor strand, gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, waterkering, waterhuishoudkundige doeleinden, waarbij de instandhouding van de natuurlijke en landschappelijke waarden wordt nagestreefd met de daarbij behorende groenvoorzieningen, aanleggelegenheid, erven en terreinen, bouwwerken geen gebouwen zijnde.

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor standplaatsen voor kampeermiddelen met uitzondering van plaatsgebonden kampeermiddelen, gebouwen, voorzover ten dienste van het kampeerterrein, waterkering en waterhuishoudkundige doeleinden.

Ter plaatse van het ingetekende besluitvlak (blauwe stippellijn in afbeelding 2) is een omgevingsvergunning verleend voor in het afwijking van het bestemmingsplan het bouwen van een loods ten behoeve van opslag en stalling.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevant beleid van de provincie en de gemeente. De haalbaarheid van het plan wordt in hoofdstuk 4 aangetoond voor wat betreft de relevante milieuaspecten. De juridische planbeschrijving is als hoofdstuk 5 opgenomen. Hoofdstuk 6 geeft tenslotte de informatie over de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie 

Sinds 1993 is de horecagelegenheid (inclusief bedrijfswoning) op het adres aan de Drontermeerdijk 13 in Dronten aanwezig. De bedrijfslocatie bestaat in hoofdzaak uit een restaurant, parkeerterrein en een camping.

In de afgelopen jaren zijn – in verband met de uitbreiding en aanpassing van de activiteiten – de volgende vergunningen verleend:

  • Vergunningsvrij realiseren speeltoestel d.d. 15 juni 2016 (OV 2016-0417);
  • Omgevingsvergunning terrasoverkapping d.d. 04-04-2017 (OV 2017-0036)
  • Omgevingsvergunning loods d.d. 21-08-2019 (OV 2017-0430);
  • Omgevingsvergunning wintererker d.d. 01-07-2019 (OV 019-0414);
  • Omgevingsvergunning entree d.d. 23-06-2021 (OV 2021-0251).

Het restaurant beschikt over een drank- en horecavergunning, laatst gewijzigd op 1 september 2020 (2019-0947/10848).

Het restaurant vormt het hart van At Sea. Alle activiteiten op de bedrijfslocatie zijn faciliterend en ondergeschikt aan het restaurant, met het doel de bezoeker te kunnen (blijven) bedienen in het restaurant.

Niet alleen qua ruimte is restaurant At Sea uniek in de omgeving, maar de ligging en daardoor de beleving maakt restaurant At Sea tot een toprestaurant. Het gevoel dat je bijna op het water zit en waar op een warme zomerdag mooie zeilbootjes en botters aankunnen meren is een beleving op zich. Daarnaast heeft At Sea ruime parkeergelegenheid en een grote zaal waar een congres of bruiloft prima gehouden kunnen worden.

Ten zuiden van het restaurant is het kampeerterrein aanwezig. Dit terrein is door de ligging in en aan het bosgebied fraai landschappelijk ingepast. Het kampeerterrein heeft een capaciteit van 40 kampeerplaatsen en is alleen geopend in het kampeerseizoen (april - oktober). Ten behoeve van het kamperen is een sanitairgebouw aanwezig van circa 21 m2 (6,10 m bij 3,40 m).

Aan de noordzijde van het restaurant, langs de bomenrij op de parkeerplaats, bevinden zich dagkampeerplaatsen, waar passanten maximaal 24 uur kunnen verblijven met hun camper of caravan.

Ter ondersteuning en versterking van de horecagelegenheid zijn op het terrein van At Sea tot speelvoorzieningen aanwezig zoals een speeltuin, springkussen, volleybalveld en een escaperoom.

2.2 De toekomstige situatie

In deze paragraaf is de gewenste toekomstige situatie beschreven. Een aantal ontwikkelingen zijn inmiddels tot uitvoering gebracht en worden door middel van het voorliggende bestemmingsplan positief bestemd.

2.2.1 Algemeen

Om ook in de toekomst aantrekkelijk te blijven als horeca voor het publiek moet er continu worden geïnvesteerd in de accommodatie. Initiatiefnemers willen de bedrijfslocatie zo inrichten en benutten, dat maximaal kan worden ingezet op de beleving van de locatie aan het Drontermeer. Deze beleving is passend bij het unieke karakter van Flevoland en versterkt de belevingswaarde van Flevoland.

De locatie van initiatiefnemer is in de huidige situatie reeds fraai landschappelijk ingepast. Vanaf de Drontermeerdijk is het zicht op de locatie gering door de aanwezige groensingel. De ligging van het kampeerterrein in en aan het bosgebied en het goede beheer van het groen maakt dat ook hier sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

At Sea investeert volop in het aantrekkelijker maken van het terrein door aanplant van kleurrijke struiken als boeren Jasmijn. Recent is geïnvesteerd in een regenhaspel om ook in de droge periodes de bomen, struiken en bloemen in goede conditie te kunnen houden.

Gezien de bestaande landschappelijke inpassing en de inspanningen die door initiatiefnemers worden gepleegd om het terrein nog aantrekkelijker te maken, levert het uitwerken van een landschaps- of erfplan geen toegevoegde waarde op.

2.2.2 Terras en speelvoorziening

Aan de zuidzijde van het restaurant is een terras gerealiseerd met een oppervlakte van circa 200 m2. Met de uitbreiding van het terras kan Restaurant At Sea gelijktijdig verschillende groepen ontvangen en van elkaar gescheiden houden. In afbeelding 3 is het terras geel gemarkeerd aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0003.png"

Afbeelding 3: terras en tentoverkapping

Vanaf het terras hebben de bezoekers een schitterend uitzicht over het water. Het terras bevindt zich binnen de bestemming Horeca.

Omdat zowel het restaurant als de camping veelvuldig wordt bezocht door gezinnen met jonge kinderen is ten zuiden van het terras een terrein ingericht als speelvoorziening. Op het terrein zijn zodoende speelfaciliteiten gerealiseerd, een springkussen en een speeltuin, welke toegankelijk zijn vanaf zowel de camping als het restaurant. Gezien het feit dat ook deze speelfaciliteiten ‘at sea’ gelegen zijn, zijn deze voorzien van een lage omheining, die kleine kinderen op afstand houdt van het naastgelegen water.

In afbeelding 3 is deze speelvoorziening met een zwarte stippellijn indicatief aangegeven. Binnen dit speelterrein is een overkapping (stretchtent) en een springkussen aanwezig. De overkapping is rood gemarkeerd aangegeven en heeft een hoogte van maximaal 3,5 meter.

Binnen de rode stippellijn zijn de aan elkaar gekoppelde verrijdbare schaftketen aanwezig van de escaperoom.

2.2.3 Grondgebonden kamperen

In het zuidelijk deel van het plangebied ligt een kampeerterrein met een capaciteit voor 40 kampeermiddelen. In het verleden is dit terrein gebruikt voor het kamperen met tenten en caravans.

Kamperen in eigen land is in trek, echter worden door de recreant wel eisen gesteld aan het comfort (luxe). Initiatiefnemer speelt hierop in door volledig ingericht safaritenten / blokhutten te verhuren.

De verhuur van de safaritenten / blokhutten is een ondergeschikte nevenactiviteit van de horeca. De kampeermiddelen worden zowel verhuurd aan gasten die een feest bij Restaurant At Sea houden als door gezinnen die wat langer blijven uitstapjes doen naar de omliggende dorpen en steden.

Omdat de safaritenten / blokhutten aan het einde van het kampeerseizoen niet worden afgebroken (na 1 november), is er sprake van plaatsgebonden kampeermiddelen.

2.2.4 Dagkampeerplaatsen

De dagkampeerplaatsen bevinden zich momenteel aangrenzend aan de bomenrij op de parkeerplaats. Deze locatie bevindt zich relatief dicht op de naastgelegen N-weg en geparkeerde voertuigen nemen het zicht op het Drontermeer weg. Dagkampeergasten verzoeken geregeld of ze hun voertuig mogen parkeren op de grasstrook aan het strand, echter is dit momenteel niet toegestaan. Om gasten een betere ‘at sea’-beleving te kunnen bieden, wensen initiatiefnemers om de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie-camperplaatsen' te verplaatsen naar de andere kant van de parkeerplaats, aan het strand, ‘at sea’. In paragraaf 2.3.3 is de nieuwe ligging van de functieaanduiding ingetekend.

2.2.5 Receptie

Vanaf de Drontermeerdijk slaat de campingbezoeker af en volgt hij zijn weg over de parkeerplaats van At Sea. In de praktijk parkeren campingbezoekers eerst hun auto en eventuele aanhanger eerst op de parkeerplaats om bij de hoofdingang zijn weg door het restaurant te banen en zich bij de bar aan te melden voor de camping. Om het parkeren van de voertuigen en het verkeer in het restaurant te vermijden en een duidelijke scheiding tussen restaurant- en campingbezoekers te creëren, is At Sea voornemens receptie te realiseren van maximaal 20 m2 aan het begin van het kampeerterrein. Zodoende worden onnodige parkeer- en vervoersbewegingen op de parkeerplaats voorkomen en blijft de focus in het restaurant bij de gasten die komen eten. In afbeelding 4 is met een rood vierkant weergegeven waar de receptie wordt gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0004.png"

Afbeelding 4: plaats receptie

2.3 Planologische wijzigingen

Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken zijn wijzigingen van het geldend bestemmingsplan noodzakelijk. Dit kan gaan om een aanpassing van de verbeelding en/of een aanpassing van de regels.

In deze paragraaf is aangegeven welke aanpassingen van het bestemmingsplan wenselijk zijn in verband met de toekomst van At Sea. Deels voor de benodigde flexibiliteit en deels om ervoor te zorgen dat (reeds) aanwezige voorzieningen behouden kunnen blijven. Daarbij worden specifiek de volgende bedrijfsmiddelen in beschouwing genomen:

  • de bestaande en vergunde gebouwen;
  • het terras, de speelvoorzieningen;
  • de schutting (tussen het terras en de weg naar de camping);
  • de safaritenten en de parkeerplaatsen;
  • escaperoom.

Er wordt voor de verschillende bestemmingen concreet ingegaan op de benodigde aanpassingen in de verbeelding en de regels.

2.3.1 Bestemming ‘Horeca’

De activiteiten van At Sea zijn in overeenstemming met de bestemmingsomschrijving van de bestemming Horeca (artikel 8). Een deel van de bijbehorende gebouwen en bouwwerken ligt echter buiten deze bestemming. De volgende wijzigingen worden doorgevoerd:

A. Aanpassing verbeelding

De bestemming Horeca ligt voor een groot deel op met bomen begroeide grond. Deze grond is functioneel en praktisch niet in te richten en te gebruiken ten behoeve van horecadoeleinden. Voorgesteld wordt om de begrenzing van de bestemming Horeca te wijzigen waarbij het oppervlakte nagenoeg gelijk blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0005.png"

Afbeelding 5: Voorstel (indicatief) aanpassing begrenzing bestemmingsvlak ‘Horeca’

  • De insteek is dat met de wijziging de bestaande en vergunde gebouwen (restaurant en kapschuur) evenals de aanwezig bouwwerken (tent, speeltuin, springkussen, schutting en terras) binnen de bestemming Horeca komen te liggen;
  • De aanwezige escaperoom bestaat uit een aantal aan elkaar gekoppelde verrijdbare schaftketen. Omdat binnen de bestemming Horeca speelvoorzieningen zijn toegestaan, wordt deze speelvoorziening binnen de bestemming Horeca gehouden;
  • Op de verbeelding is aangegeven dat binnen de bestemming Horeca een maximum bebouwingspercentage van het terrein is toegestaan van 15%. De oppervlakte van het vlak met de bestemming ‘Horeca’ is circa 4.500 m2 groot. Dit zou betekenen dat maximaal 675 m2 aan bebouwing aanwezig mag zijn. De huidige en vergunde bebouwing is al meer dan 1.000 m2, wat neerkomt op een bebouwingspercentage van circa 25%. Om voldoende planologische ruimte te creëren voor de al aanwezige bouwwerken alsmede ontwikkelingsruimte te hebben voor (eventuele) toekomstige uitbreidingen wordt het bebouwingspercentage verhoogd naar 40%.

B. Aanpassing regels

  • Binnen deze bestemmingsomschrijving is de mogelijkheid van het realiseren van een terras niet opgenomen. Aan de bestemmingsomschrijving wordt het hebben van terrassen als een bijbehorende voorziening bij de Horeca bestemming toegevoegd;
  • Binnen de bestemming Horeca zijn speelvoorzieningen toegestaan. Met de aanpassing van het bestemmingsvlak Horeca komen de speelvoorzieningen binnen deze bestemming te liggen;
  • Omdat het terrein van At Sea afloopt, is de bouwhoogte van een schutting (windscherm) van 2 meter niet toereikend. Om die reden wordt de bouwhoogte van een schutting / windscherm mogelijk gemaakt van 2.5 meter hoogte.
2.3.2 Bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein’

A. Aanpassing verbeelding

Het terrein dat is weergegeven als kampeerterrein is op zich voldoende. In verband met de receptie is een geringe vergroting van het kampeerterrein aan de noordzijde gewenst zodat de receptie van de camping binnen deze bestemming komt te liggen. Aan de westzijde is een klein deel van het bestemmingsvlak gelegen binnen de kernzone van de dijk. Op verzoek van het waterschap is het bestemmingsvlak hier is verkleind. Per saldo blijft de oppervlakte van het kampeerterrein nagenoeg gelijk.

De verbeelding kent verder de maatvoering: 'maximum aantal kampeerplaatsen: 40'.

Om het planologisch mogelijk te maken grondgebonden kampeermiddelen te plaatsen wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -plaatsgebonden kampeermiddelen' op het bestemmingsvlak 'Recreatie - Kampeerterrein' gelegd.

Zie voor de kleine uitbreiding van het kampeerterrein en het bestemmingsvlak waarop de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -plaatsgebonden kampeermiddelen' wordt gelegd de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0006.png"

Afbeelding 6: kleine uitbreiding kampeerterrein en bestemmingsvlak met aanduiding 'specifieke vorm van recreatie -plaatsgebonden kampeermiddelen'

Het maximum van totaal 40 kampeerplaatsen blijft gehandhaafd. Ter plaatse van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Kampeerterrein' wordt de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - plaatsgebonden kampeermiddelen' toegevoegd. Hiermee wordt geregeld dat ter plaatse van het kampeerterrein maximaal 30 plaatsgebonden kampeermiddelen aanwezig mogen zijn (in de vorm van trekkershutten, chalets, blokhutten, safaritenten of naar aard daarmee vergelijkbare kampeermiddelen). De overige 10 kampeerplaatsen mogen alleen worden gebruikt voor niet plaatsgebonden kampeermiddelen zoals reguliere tenten.

B. Aanpassing regels

Met het toevoegen van de specifiek aanduiding op de verbeelding moeten ook de regels daarop worden aangepast.

Om de receptie te kunnen realiseren zal in de bouwregels van de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' het bouwen van een receptie ten dienste van het kampeerterrein opgenomen worden, waarbij een maximale oppervlakte van 20 m2 en een bouwhoogte van 2,20 meter geldt.

2.3.3 Bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie’

Het overige deel van de in gebruik zijnde gronden worden gebruikt ten behoeve van dagrecreatie en parkeerterrein. Ten zuiden van At Sea zijn aan de waterkant nabij de safaritenten is een speeltoestel gerealiseerd en een volleybalveld aangelegd. Alhoewel deze mede ten behoeve van de dagrecreatie zijn gerealiseerd, zijn binnen de bestemming dagrecreatie het oprichten van speelvoorzieningen niet toegestaan. Aan de noordkant van At Sea is een belangrijk deel ingenomen ten behoeve van het parkeren van gasten van het restaurant.

A. Aanpassing verbeelding

Op het terrein ten noorden van het restaurant is binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – camperplaatsen’ opgenomen. Deze functieaanduiding wordt verplaatsten conform de onderstaande afbeelding. Met deze verplaatsing blokkeren de campers minder het zicht op het Drontermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0007.png"

Afbeelding 7: verplaatsen functieaanduiding 'specifiek vorm van recreatie - camperplaatsen'

B. Aanpassing regels

Aan de bestemmingsomschrijving is toegevoegd dat de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor speelvoorzieningen en speeltoestellen.

Het parkeren aan de noordkant van At Sea vindt plaats binnen de bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie’. Om het parkeren planologisch - juridisch in het bestemmingsplan te verankeren, wordt in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat de gronden ter plaatse van de bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie' mede bestemd zijn voor bestaande parkeerplaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen 

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het Rijksbeleid. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het provinciaal beleid. In paragraaf 3.4 komt het regionaal beleid aan bod en in paragraaf 3.5 het gemeentelijk beleid. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.

3.2 Rijksbeleid 

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als we alle wensen naast elkaar leggen, ontstaat het volgende beeld. We willen een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Toetsing en conclusie

In de NOVI is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. Het planvoornemen is op nationale schaal dermate kleinschalig dat er geen strijdigheid kan bestaan met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Voor deze ontwikkeling vindt de afweging dat wordt voldaan aan de principes van een goede ruimtelijke ordening décentraal plaats.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR: voorganger van de NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

Toetsing en conclusie
Onderzocht is of deze ontwikkeling moet worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro.

In de jurisprudentie is bepaald dat een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel dient te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt (uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1442 (Wierden)). De afdeling heeft uitgangspunten gehanteerd voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in één van de andere in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro genoemde stedelijke voorzieningen in de vorm van een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m², kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.

Binnen het bestemmingsvlak 'Horeca' geldt een bebouwingspercentage van 15%. De oppervlakte van het vlak met de bestemming ‘Horeca’ is circa 4.500 m2 groot. Dit zou betekenen dat maximaal circa 675 m2 aan bebouwing aanwezig mag zijn. De huidige en vergunde bebouwing is al meer dan 1.000 m2, wat neerkomt op een bebouwingspercentage van circa 25%.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de ligging van het bestemmingsvlak 'Horeca' van vorm gewijzigd. Er is hierbij geen sprake van uitbreiding. Wél zal het bebouwingspercentage worden gewijzigd in 40% om voldoende planologische ruimte te creëren voor de al aanwezige bouwwerken alsmede ontwikkelingsruimte te hebben voor (eventuele) toekomstige uitbreidingen.

De feitelijk planologische ruimte voor het toevoegen van nieuwe bebouwing met de verhoging van het bebouwingspercentage zal niet meer dan 500 m2 bedragen.

Geconcludeerd kan worden dat een verdere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk is

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011  in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen  nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte,  maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.  

Het Drontermeer valt onder de werkingssfeer van het Barro. Het plangebied valt hier buiten. Zie ook de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0008.jpg"

Afbeelding 8: begrenzing gebied vallend onder Barro (blauw ingetekend)

Toetsing van het plan aan het Barro is daarom niet aan de orde. Wél is er nieuw beleid in de maak voor bouwen buitendijks in het Makermeer en IJsselmeergebied. in de brief water en bodem sturend (zie navolgende sub paragraaf) worden regels gesteld over buitendijks bouwen.

3.2.4 Buitendijks bouwen in het Markermeer en IJsselmeergebied

Vanuit het Ministerie IenW is in november 2022 een Kamerbrief verschenen over rol Water en Bodem bij ruimtelijke ordening. In deze brief staat dat voor het IJsselmeergebied (waaronder het Drontermeer valt) buitendijkse bebouwing vermeden dient te worden.

Bouwen op verstandige locaties

In het licht van klimaatverandering is het belangrijk te weten waar het verstandig is om te bouwen. Er zijn nu al locaties aan te wijzen waarvoor geldt dat bebouwing niet verstandig is en dus vermeden dient te worden. Hier gaat het om locaties, zoals de buitendijkse gebieden in het IJsselmeer, het rivierbed, langs dijken en keringen en de diepste delen van de (diepe) polders. Dit geldt ook voor de beekdalen met een groot overstromingsrisico.

In antwoord op vragen over de brief is in oktober 2023 een brief verzonden aan de Kamer.

In de Kamerbrief van oktober 2023 over buitendijks bouwen in het Markermeer en IJsselmeergebied zijn de keuzes over buitendijks bouwen in het IJsselmeergebied uitgewerkt. De redeneerlijn uit deze Kamerbrief geeft meer duidelijkheid aan initiatiefnemers en bevoegde gezagen en kunnen zij rekening houden met de aangekondigde wijzigingen in regelgeving.

  • Klimaatverandering maakt dat we méér ruimte nodig hebben voor het water in het IJsselmeergebied. Voor situaties met te veel water en bij zeespiegelstijging. En ook bij droogte; in situaties met te weinig water is onze nationale zoetwaterbuffer van groot belang. Daarnaast vraagt de opgave voor ecologie en waterkwaliteit ruimte.
  • We willen daarom niet dat buitendijkse plannen het waterbergend vermogen, de afvoercapaciteit of de zoetwaterbuffer aantasten, of dat deze plannen mogelijke maatregelen in de toekomst belemmeren dan wel het risico op schade vergroten.
  • In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat nu al de hoofdregel om niet buitendijks te bouwen in het IJsselmeergebied. Op deze hoofdregel bestaan enkele uitzonderingen. Deze regelgeving wordt aangescherpt.
  • De inzet daarbij is: dat wat binnendijks kan worden gerealiseerd (zoals woningen, niet-watergebonden activiteiten), zou ook binnendijks moeten worden gerealiseerd.
  • Voor kleinschalige watergebonden activiteiten aan de randen van de meren (zoals havens, strandjes en watergebonden bedrijven) blijft buitendijks ruimte omdat dit binnendijks niet kan.
  • Gebruikers van buitendijks gebied zijn en blijven zelf verantwoordelijk voor schade als gevolg van hoog- of laagwater. In het IJsselmeergebied moet rekening worden gehouden met grotere peilfluctuaties en een verhoging van het peil.
  • Om regio’s niet te overvallen, gaat deze inzet niet gelden voor:
    • 1. Vergevorderde projecten in het buitendijkse IJsselmeergebied. Daarvan is hier sprake als vóór publicatie van de kamerbrief WBS:
      • a. het (bestemmings)plan dat voorziet in realisatie van dat project is vastgesteld of een ontwerp van dat plan ter inzage is gelegd en/of
      • b. de vergunning(en) die nodig is voor de realisatie van het project is verleend of het ontwerp van die vergunning(en) ter inzage is gelegd.
    • 2. Projecten waar met het Rijk bestuurlijke afspraken over zijn gemaakt (in bijv. het BO MIRT). Voor deze projecten wordt met de regio gezocht naar maatwerkoplossingen, waarbij wel getoetst zal worden op risico’s ten aanzien van bijvoorbeeld waterveiligheid en wateroverlast.

De redeneerlijn dient als basis voor de verdere uitwerking en de juridische verankering. Dit traject is gestart. Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) onder de Omgevingswet (nu: het Barro) wordt aangepast. Dit betreft aanpassing van regelgeving in het ruimtelijke spoor en kent een aanzienlijk langere doorlooptijd dan het vaststellen van bijv. beleidsregels. Verwacht wordt dat het Bkl in 2026 is aangepast

Toetsing en conclusie

Initiatiefnemer exploiteert een horecabedrijf met kleinschalige camping buitendijks. Met het voorliggende bestemmingsplan worden reeds verleende omgevingsvergunning planologisch verankerd. Daarnaast maakt het plan de plaatsing van een receptiegebouw van ten hoogste 20 m2 mogelijk en kunnen plaatsgebonden kampeermiddelen op het bestaande kampeerterrein worden geplaatst.

Het receptiegebouw en de plaatsgebonden kampeermiddelen staan op de grond en zijn gemakkelijk te verplaatsen of te verwijderen.

Omdat de genoemde bebouwing niet in de bodem is gefundeerd, heeft dit geen gevolgen voor het waterbergend vermogen. Met het planvoornemen wordt het waterbergend vermogen in het IJsselmeergebied niet verkleind.

3.2.5 Conclusie rijksbeleid

Er zijn geen rijksbelangen in het geding.

3.3 Provinciaal beleid 

3.3.1 Omgevingsvisie Flevoland - FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 september 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst.

Vanuit de omgevingsvisie worden er drie kernopgaven beschreven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving).
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving).
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie.
  • Regionale Kracht.
  • Circulaire Economie.
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

Flevoland biedt in 2030 en verder ruimte voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Stedelijke regio´s vormen in toenemende mate de motoren van de economie. Regiovorming verloopt niet vanzelf optimaal. Overheden kunnen het verschil maken door op slimme manier de goede voorwaarden te creëren voor economische groei.

De provincie wil zich profileren als een aantrekkelijke, recreatieve provincie met een aantrekkelijk toeristisch aanbod waar velen van genieten. Flevoland wil ruimte bieden voor duurzame ontwikkelingen met oog voor fysieke, sociale en economische aspecten. Deze toekomst maakt de provincie samen met inwoners, bedrijven, organisaties en overheden. Verder staat er in de omgevingsvisie dat er meer recreatie en meer toerisme komt.

Toetsing en conclusie

Het bedrijf van initiatiefnemers draagt in belangrijke mate bij aan de beleving van Flevoland door de toerist vanwege onder andere de ligging aan het Drontermeer en de camping. Met het voorliggende plan krijgt de camping een impuls door grondgebonden kampeermiddelen (safaritenten) mogelijk te maken. Het plan is in lijn met de omgevingsvisie FlevolandStraks.

3.3.2 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland

De provincie Flevoland heeft op 27 februari 2019 het Omgevingsprogramma Flevoland vastgesteld, dat op 15 maart 2019 in werking is getreden. Het omgevingsprogramma bevat de visie van de provincie op het ruimtelijk beleid in hoofdlijnen en biedt de kaders voor de verdere beleidsontwikkelingen. Het omgevingsprogramma is verschillende keren geactualiseerd en gewijzigd. De meest recente versie is op 1 augustus 2019 geconsolideerd en in werking getreden. Vanuit het omgevingsprogramma is de locatie gelegen in een gebied dat is aangemerkt als 'landelijk gebied'. Binnen het landelijk gebied zijn verschillende beleidsuitgangspunten opgenomen voor verschillende ontwikkelingen.

De provincie streeft naar een vitaal landelijk gebied. Om het economisch draagvlak te verbreden wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied en deze verweven met de bestaande landbouwfunctie. Vestiging van activiteiten die bij uitstek thuishoren op een bedrijventerrein of aansluitend aan het bebouwde gebied worden in principe niet toegestaan. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden dienen hierop te zijn afgestemd. Effecten die milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenst zijn, moeten worden voorkomen. Zo mogen nieuwe functies de landschappelijke en cultuurhistorische kern- en basiskwaliteiten van het gebied niet aantasten. De provincie ziet erop toe dat de mogelijkheden van verstedelijking in het landelijk gebied afdoende gemotiveerd zijn boven het gebruik maken van mogelijkheden in het stedelijk gebied. Zo ziet de provincie ook toe op een goede omgang met de Ladder voor duurzame verstedelijking van het Rijk.

Conform kaart 21 van het Omgevingsprogramma ligt het plangebied binnen de grenzen van het gebied dat aangewezen is voor Cultuurhistorische en landschappelijke kernkwaliteiten.

Cultuurhistorische en landschappelijke kernkwaliteiten zijn elementen en patronen die bepalend zijn voor het karakter van Flevoland en waarmee de essentie van het polderconcept wordt gewaarborgd. Het zijn de dijken, vaarten, interne ontsluiting, flankerende beplanting, wegbeplanting en de bosranden. Deze wil de provincie behouden en de kwaliteiten ervan inzetten bij nieuwe ontwikkelingen, zodat zij een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit.

Uit kaart 41 'Natuur' blijkt dat het plangebied aan de Drontermeerdijk 13 tussen het Natuurnetwerk Nederland aan de westzijde ligt en het Natura 2000-gebied aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0009.png"

Afbeelding 9: ligging plangebied binnen de kaart ‘Natuur’ (Bron: Omgevingsprogramma Provincie Flevoland)

Het fundament van het natuurbeleid wordt gevormd door deze gebieden. Deze beschermde gebieden vormen een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat voldoende leefruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Flevolandse natuur.

De provincie zet daarnaast in op meer bekendheid en toegankelijkheid van de Flevolandse natuur. De doelen zijn dat de natuurgebieden aantrekkelijk zijn, beleefbaar voor verschillende doelgroepen en bereikbaar voor iedereen.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is een bestaande niet-agrarische locatie binnen de begrenzing van het 'Landelijk gebied'. Een aantal gerealiseerde (bouw) plannen worden met het voorliggende bestemmingsplan positief bestemd. Ook wordt door middel van dit bestemmingsplan enige ruimte geboden voor ontwikkeling en flexibiliteit. Hiermee kunnen initiatiefnemers de bedrijfslocatie zo inrichten en benutten, dat maximaal kan worden ingezet op de beleving van de locatie aan het Drontermeer. Dit sluit aan bij de doelstelling van de provincie om meer bekendheid en toegankelijkheid te geven aan de Flevolandse natuur.

Cultuurhistorische en landschappelijke kernkwaliteiten zullen als gevolg van de plannen niet worden aangetast. De aanwezige beplanting blijft behouden.

De aanwezige natuurgebieden (NNN en Natura 2000) zullen geen nadelige effecten ondervinden van de voorliggende plannen. Enerzijds omdat de planlocatie buiten de grenzen van het Natuurnetwerk Nederland ligt. In paragraaf 4.2 wordt nader ingezoomd op de ligging van het plangebied in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Veluwe Randmeren. Hieruit blijkt dat het plan geen significant negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde flora en fauna.

Geconcludeerd wordt dan ook dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met het ‘Omgevingsprogramma Provincie Flevoland’.

3.3.3 Omgevingsverordening Provincie Flevoland

In de Omgevingsverordening van provincie Flevoland zijn alle regels vastgelegd die de provincie hanteert op het gebied van onder andere wegen, water, milieu, bodem, natuur, wonen en ruimte. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie-)regels voor andere overheden.

De omgevingsverordening bevat een vertaling van het ruimtelijke beleidskader uit het Omgevingsprogramma naar concrete regels, waarmee de ruimtelijke beleidsvisie van de provincie juridisch is verankerd.

In geval van voorgenomen ontwikkeling zijn met name de artikelen 3.1 en 6.3 van de omgevingsverordening van belang.

Artikel 3.1 Bescherming landschap

In de regels van dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op het belang van de bescherming van het landschapsschoon en zijn gericht op het behoud en de ontwikkeling van een specifiek en karakteristiek landschapspatroon.

in paragraaf 3.3.2 is hierover reeds aangegeven dat deze karakteristieke patronen niet worden aangetast.

Artikel 6.3 (Toedeling beheer waterschap)

Waterschap Zuiderzeeland is belast met het beheer van het watersysteem dat behoort tot de taak van het waterschap, zoals omschreven in artikel 4 van het Reglement voor Waterschap Zuiderzeeland 2008. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.

In de kaarten genoemd in bijlage 4 van de Omgevingsverordening is de regionale waterkering ter hoogte van het bedrijf van initiatiefnemers niet opgenomen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat dit bebouwde buitendijkse gebied geen extra bescherming behoeft tegen wateroverlast.

Uit het risicobeoordelingsmodel Waterveiligheid buitendijkse gebieden (rwbg.flevoland.nl), blijkt dan ook dat geen significante golfaanval is te verwachten. De kans op water is eens in de 100-1000 jaar. Golfbrekers en golfremmende constructies zijn niet nodig. De locatie is veilig voor mensen. De kans op overlijden is kleiner dan 1:100.000 per jaar. Eventuele financiële schade is acceptabel. Ook omdat kampeermiddelen op een vlonder minstens 50 centimeter boven de grond staan en bovendien vrij eenvoudig zijn te verplaatsen. Het milieu loop bovendien geen risico omdat er geen sprake is van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.

3.3.4 Beleidsplan Recreatie & Toerisme Flevoland

In het beleidsplan 'Recreatie & Toerisme' wordt de ambitie van het aantrekken van meer toeristische bezoekers besproken. De prognose is dat toeristen in de toekomst hogere eisen zullen stellen aan faciliteiten, waaronder accommodaties, de bereikbaarheid en informatievoorziening. De kwaliteit van de activiteit en accommodatie moet dus top zijn.

Toetsing en conclusie

Het voornemen om op het kampeerterrein grondgebonden luxe safaritenten te plaatsen draagt bij aan het verhogen van de eisen voor de verblijfsrecreatie. Hiermee is het initiatief dus in lijn met het beleidsplan 'Recreatie & Toerisme Flevoland'.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Dronten 2030

De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. Over recreatie en toerisme schrijft de gemeente dat de gemeente Dronten veel in huis heeft. De recreatie concentreert zich op en langs de randmeren en op het IJsselmeer. In totaal zijn langs de randmeren 16 kilometer strand en een aantal recreatieve eilandjes aanwezig. Binnendijks zijn de bossen en open natuurgebieden van grote waarde voor de recreatie. In de randmeerzone aan de oostkant van de gemeente bevinden zich de belangrijkste attractieparken en worden de grootste evenementen georganiseerd.

Op het gebied van verblijfsrecreatie is in de gemeente een aantal campings, bungalowparken en een aantal bed & breakfasts aanwezig, eveneens vooral gelegen in de oostrand.

Versterken recreatie in de oostrand

De gemeente wil in de komende jaren het belang van de oostrand voor recreatie en toerisme vergroten en het gebied nog meer als toeristische regio of landstreek op de kaart zetten. Versterking van recreatie en toerisme kan een substantiële bijdrage leveren aan de noodzakelijke groei van werkgelegenheid van de gemeente Dronten en de Provincie Flevoland.

In het noordelijk deel van de randmeerzone (tussen Ketelhaven en de elburgerbrug) ligt het accent op extensieve recreatie en in het zuidelijk deel (tussen de Elburgerbrug en Hardersluis) op meer intensieve vormen van recreatie. De locatie van initiatiefnemer bevindt zich tussen de Ketelhaven en de Elburgerbrug en richt zich op extensieve recreatie.

Het natuur- en recreatieschap veluwerandmeren, een samenwerkingsverband van gemeenten rondom het Drontermeer, veluwemeer, Wolderwijd en nuldernauw, werken samen om de belangen van de recreatie en de natuurbescherming binnen het veluwerandmerengebied te behartigen en de naamsbekendheid van het gebied te vergroten. De oprichting van het natuur- en recreatieschap biedt kansen om de randmeren als dag- en verblijfsproduct veel integraler te vermarkten en te positioneren. Bovendien maakt het schap zich sterk voor het bewaren en bevorderen van het natuur- en landschapsschoon binnen het veluwerandmerengebied.

Toetsing en conclusie

Met het voorliggende plan worden initiatiefnemers in staat gesteld om hun bedrijfsvoering (beter) af te stemmen op de wensen van de klant / toerist / recreant. Het bedrijf draagt een steentje bij aan de versterking van de extensieve recreatie in de oostrand. Het plan sluit hier goed op aan.

3.4.2 Beleidsnota Toerisme en Recreatie (september 2008)

Vertrekpunt voor de beleidsnota Toerisme en Recreatie 2008 is de vraagstelling welke visie de gemeente Dronten heeft op het toeristisch-recreatief gebied voor de komende vijf tot tien jaar en op welke wijze kan deze visie worden gerealiseerd. De centrale ligging van Dronten in Nederland in combinatie met de ruimte en de eerder genoemde kwaliteiten zorgen ervoor dat de gemeente Dronten een interessante plaats is om een toeristisch recreatief bedrijf te vestigen. Met name diversiteit ten opzichte van het bestaande aanbod wordt aangemoedigd evenals nieuwe initiatieven die onderscheidend zijn. Bij de vestiging van een nieuwe toeristisch-recreatieve ondernemer zal er rekening gehouden moeten worden met het landschap en de omgevingskwaliteit. De huidig bestaande zonering zal behouden blijven en worden aangevuld.

Randmeren

De randmeren in de gemeente Dronten zijn lopend van noord naar zuid: Ketelmeer, Vossemeer, Drontermeer en het Veluwemeer. Daarnaast grenst Dronten in het noorden aan het IJsselmeer. De randmeren vormen als het ware de scheiding met het ‘oude land’. Langs de randmeren beschikt Dronten over een zestig kilometer lange kustlijn met ongeveer zeventien kilometer stranden en voorlanden vooral gesitueerd langs het Veluwemeer en Drontermeer. Tevens liggen er enkele (recreatie)eilandjes in de randmeren. Het Veluwemeer en omgeving is een intensieve recreatiezone voor verblijfsrecreatie en intensieve dagrecreatie. Uitgangspunt voor dit gebied is dat het volledig zelfvoorzienend wordt. Het Vossemeer en Drontermeer is extensief gebruiksgebied voor natuurlijke recreatie en doelgroeprecreatie zoals wandelpaden, fietspaden, bijzondere natuurwaarden en natuurkamperen op kleinschalige terreinen.

Stranden

In de afgelopen jaren is er hard gewerkt aan een kwaliteitsslag om alle stranden een kwaliteitsimpuls te geven. Om deze stranden goed te kunnen onderhouden is de meerderheid van de stranden in beheer bij de aangrenzende recreatieondernemers en ligt de exploitatie van de stranden nu bij de beheerders in het gebied. Deze openbare stranden liggen voornamelijk aan het Veluwemeer en het Drontermeer en omvatten vaak ook sanitair en horeca. De stranden zijn geopend voor autoverkeer van 1 april tot 1 oktober van 9 uur ’s morgens tot 21 uur ’s avonds. Vanaf de stranden is er uitzicht op diverse eilandjes, gelegen in de randmeren, waarvan enkele gebruikt worden voor recreatiedoeleinden.

De kracht van het toeristisch-recreatieve product van Dronten bestaat uit een combinatie van ruimte, water, groen en de aanwezigheid van diverse dagrecreatieve voorzieningen (zowel in zomer als winter) en het ruime aanbod aan verblijfsaccommodaties. Hoofddoelgroepen zijn de gezinnen en senioren uit Nederland.

Toetsing en conclusie

De locatie van At Sea bevindt zich in de oostrand, waar relatief toeristische bedrijven geclusterd voorkomen. De kleinschalige camping aan het water is een integraal onderdeel van het bedrijf.

Om de stranden goed te kunnen onderhouden is een deel van het strand in beheer bij At Sea. Om de beheerders en het onderhoud van stranden en groen te kunnen bekostigen heeft At Sea de inkomsten nodig van de camping.

Onderdeel van het planvoornemen is het mogen plaatsen van luxere grondgebonden kampeermiddelen om aan de vraag van de recreanten te kunnen blijven voldoen. Hiermee wil initiatiefnemer waarborgen dat de inkomsten uit de camping goed blijven. Hiermee is het beheer van het strand ook gewaarborgd. Het plan sluit in die zin aan bij de Beleidsnota van de gemeente.

3.4.3 Notitie camperbeleid (2009)

De gemeente Dronten is in 2008 een onderzoek gestart om inzicht te verkrijgen in de behoefte aan camperverblijfplaatsen van de gemeente Dronten (zowel voor overnachtingen als gedurende de dag). Doel van het onderzoek was inzicht te verkrijgen in de behoefte van de doelgroep camperaars die niet op campings willen overnachten (ongeveer 1/3 van de groep camperaars) en voor deze doelgroep een plek(ken) aanwijzen voor recreatief nachtverblijf in de vorm van camperplaatsen in de kernen van Dronten. De notitie omvat de volgende conclusies en adviezen:

  • geen speciale parkeerplaatsen aanwijzen voor campers. De campers kunnen gebruik maken van de camperplaatsen voor zowel overnachten als parkeren;
  • standplaats campers moet minimaal 3 x 7 meter zijn met een harde ondergrond;
  • verwijzingsborden dienen in de omgeving geplaatst te worden evenals aanduidingsborden om de camperplek weer te geven;
  • voor de aangewezen camperplekken een uitvoeringsbesluit van de APV nemen;
  • het nemen van een verkeersbesluit;
  • gezien de hoogte van de kosten is het voorstel de camperplekken in eerste instantie zo minimaal mogelijk in te richten en dus geen extra voorzieningen zoals water of stroom aan te bieden;
  • voor initiatieven vanuit de markt kunnen de beoordelingscriteria in deze beleidsnota gebruikt worden ter toetsing.

Toetsing en conclusie

Onderdeel van het planvoornemen is het verplaatsen van de perkeerplaatsen voor de campers. De huidige locatie van de dagkampeerplaatsen (camperplaatsen) is ongunstig omdat de geparkeerde voertuigen het zicht op het Drontermeer wegneemt. Dit wordt met de verplaatsing dus opgeheven.

Omdat het gaat om de verplaatsing van een bestaande camperplaatsen en de capaciteit gelijk blijft, is een nadere toetsing aan de notitie niet aan de orde.

3.4.4 Archeologie

In 2009 heeft de gemeente Dronten het archeologie beleid vastgesteld. De gemeente wil met het archeologie beleid bereiken, dat:

  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties;
  • Archeologische waarden meer worden ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en cultuurbeleving.

Ten behoeve hiervan heeft de gemeente de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk geïnventariseerd en op een Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gevisualiseerd. Deze kaart is doorvertaald in een Archeologische beleidskaart en voorbeeldplanregels. De Archeologische beleidskaart dient onder andere te worden betrokken bij wijzigingen van bestemmingsplannen. De implementatie en effectuering van het gemeentelijk archeologie beleid in het ruimtelijk beleid vindt dus onder andere via deze planvorm.

Het doel van het gemeentelijk archeologie beleid is het behoud van belangrijke archeologische waarden, zonder daarbij andere belangen uit het oog te verliezen. Het beleid beperkt zich daarom tot archeologische terreinen waarvan de behoudens-waardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen.

In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de situatie van het terrein van At Sea.

3.4.5 Toekomstvisie 2025, Ontdek die ruimte in Dronten

Dronten is een vitale draagkrachtige samenleving waar inwoners, ondernemers en organisaties meedoen of elkaar helpen met de gemeente samen te werken aan ontwikkelingen en kansen die de ruimte tussen de Randstad en Regio Zwolle ons biedt.

Dronten maakt daadkrachtige keuzes om balans te bieden in het landschap voor agro & food, recreatie en energie. De dorpen Biddinghuizen en Swifterbant onderscheiden zich in het Dronter landschap van het wat stedelijke Dronten.

Unieke ligging

Door de ligging is sprake van sterke oriëntatie op het stedelijke netwerk Zwolle, één van de topregio’s in Nederland. Dronten heeft zich binnen deze regio gepositioneerd als een veelzijdig open landelijk gebied waarbij ruimte, groen, schone lucht en water een grote rol spelen voor kansrijke ontwikkelingen.

Toerisme, recreatie en evenementen

Naast de verdere ontwikkeling van bestaande ondernemingen hebben nieuwe spraakmakende toeristische attracties zich gevestigd aan de oostrand. De oostrand presenteert zich als vermaak-regio voor een weekendje uit, maar ook voor een week of langere vakantie.

Ontwikkelingen als Bremerbaai en Ellerveld laten zien dat toerisme en recreatie niet meer weg te denken zijn uit Dronten. De ruimte in het buitengebied, de welwillendheid van de overheden in combinatie met innovatief ondernemen maken deze ontwikkelingen mogelijk. Samen met de Overijsselse en Gelderse gemeenten worden de randmeren als een product/gebied gepresenteerd: Gastvrije Meren.

Toetsing en conclusie

In de toekomstvisie 2025 geeft de gemeente aan dat de unieke ligging juist kansen biedt voor ontwikkelingen. Dit geldt ook voor At Sea. De ligging aan het Drontermeer biedt het bedrijf ontwikkelingskansen waarop in het voorliggende bestemmingsplan wordt ingespeeld.

Het plan van At Sea sluit aan bij de vermaak-regio aan de oostrand. Het bedrijf wil meer recreanten trekken door op het kampeerterrein meer luxe overnachtingsmogelijkheden aan te bieden.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij de realisatie van nieuwe ontwikkelingen moet, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Ecologie 

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied grenst aan het Drontermeer, dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Dit betreft geen voor stikstof gevoelig gebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied Rijntakken, ligt op 6,7 km afstand van de voorgenomen ontwikkeling.

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe activiteiten mogelijk gemaakt. Het planvoornemen zal niet resulteren in (significant) hogere bezoekersaantallen van het restaurant en de camping. De capaciteit van het restaurant en de camping blijven immers gelijk. Ook blijft het seizoen dat de camping is geopend ongewijzigd. Er is sprake van voortgezet bestaand gebruik.

De bestemmingsplanherziening is primair opgesteld om bestaande faciliteiten planologisch te verankeren en initiatiefnemers de mogelijkheden te bieden om in te spelen om de wensen van de klant / toerist / recreant.

Onderdeel van de plannen is de realisatie van een klein receptiegebouw ten behoeve van de camping. Dit gebouwtje is op circa 30 meter gesitueerd uit het Veluwerandmeer. Deze afstand is vergelijkbaar met de loods die in 2019 (OV 2017-0430) is gebouwd. Uit de effectenbeoordeling voor deze loods is gebleken dat de bouw hiervan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen voor habitattypen van het Natura 2000-gebied.

Geconcludeerd werd dat door de omvang van de werkzaamheden (het bouwen van een loods) en de omvang en het beoogde gebruik van de loods (opslag en stalling) geen overschrijding ontstaat van de kritische depositie waarde voor stikstof. Door middel van een Aerius-berekening is deze conclusie bevestigd. De Aerius-berekening is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Omdat eventuele verwarming elektrisch plaatsvindt, levert de gebruiksfase geen uitstoot van stikstof op.

Verder bleek dat de bouw van de loods geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van habitatirichtlijnsoorten Meervleermuizen, Kleine modderkruiper en Rivierdonderpad, omdat er niet in het water gewerkt zal worden.

Effecten op beschermde broedvogels (Roerdomp en Grote karekiet) werden niet verwacht. Er zijn geen territoria van Roerdomp en Grote karekiet bekend in- of in de directe omgeving van het plangebied. De plek en aard van de werkzaamheden sluiten negatieve effecten uit. Effecten op beschermde niet-broedvogels waren niet te verwachten, omdat de loods lager is dan de bomen in de omgeving, waardoor deze niet tot optische verstoring leidt of een barrière vormt.

Vanwege de aanwezigheid van het restaurant en de vaargeul fungeert het plangebied voor alle soorten in beperkte mate als foerageer- en rustgebied tijdens de trek- of overwinteringsperiode. Het plangebied draagt niet significant bij aan de draagkracht van het Natura 2000-gebied. De loods is daarnaast op een besloten locatie gerealiseerd (het restaurant en bomenrij schermen de werkzaamheden af). Eventueel verstoorde soorten kunnen eenvoudig uitwijken naar geschiktere foerageer- en rustlocaties in de directe omgeving.

De voorgaande conclusie is ook van toepassing op het receptiegebouwtje omdat de afstand tot de rand van het Natura 2000-gebied gelijk is, waarbij tevens geen werkzaamheden in het water worden uitgevoerd, het receptie gebouwtje lager is dan de omliggende bomen en de loods op een besloten locatie wordt gerealiseerd.

Een recente beoordeling van een ecoloog van Rijkswaterstaat bevestigd dat het plan niet leidt tot significante gevolgen voor de doelen in het N2000 gebied Veluwerandmeren (Drontermeer maakt onderdeel uit van dit N2000 gebied). Wel zou een plan met jaarrond jaarrond kamperen effecten kunnen hebben op de overwinterende watervogels op het Veluwemeer. Echter is de camping in de winder niet geopend, waardoor met zekerheid is te concluderen dat het plan geen externe werking op de overwinterende watervogels heeft.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Op basis van de Omgevingsverordening Flevoland maakt het plangebied geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Wel bevindt zich rondom het plangebied gronden die zijn aangewezen als NNN-gebied. De minimale afstand in circa 90 meter.

In artikel 7.5 van de Omgevingsverordening Flevoland is een beschermende regeling voor deze gebieden opgenomen. Deze luidt als volgt:

'Een ruimtelijk plan of besluit, voor zover het betrekking heeft op een gebied binnen of nabij de aangewezen het Natuurnetwerk Nederland:

  • strekt mede tot bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van dat gebied;
  • maakt activiteiten alleen mogelijk als die ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van deze titel van de verordening geldende bestemmingsplan, mits die per saldo niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden.

Gezien de aard en omvang van de voorgestelde ontwikkelingen kan worden gesteld dat dit plan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

Soortenbescherming

De fysieke ingrepen als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan zijn zeer beperkt. Het gaat om de bouw van een receptiegebouw van maximaal 20 m2. Omdat dit gebouwtje op zeer korte afstand van de loods staat, kan worden aangenomen dat het ecologisch onderzoek uit 2019 bruikbaar is voor deze ontwikkeling. Ook omdat de omstandigheden nadien niet zijn gewijzigd.

Flora

Op de plek zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen. Omdat de plaats van het receptiegebouwtje is verhard, is deze conclusie onveranderd.

Zoogdieren

Vleermuizen

Door de aanwezigheid van beplanting en oppervlaktewater is het plangebied en omgeving geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Van belangrijk of onmisbaar foerageergebied is geen sprake. In de directe omgeving zijn voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig in de vorm van bosranden, bomenrijen en wateren. na 2019 zijn geen bomen gekapt waardoor de alternatieve foerageergebieden nog in tact zijn. Vervolgonderzoek ten aanzien van foerageergebieden van vleermuizen is dan ook niet noodzakelijk.

Door de aanwezigheid van bomen aan de westrand van het plangebied wordt dit mogelijk gebruikt als vliegroute. Door het bouwplan worden geen (delen van) (onmisbare) opgaande lijnvormige structuren verwijderd, waardoor eventuele vliegroutes worden aangetast.

Vervolgonderzoek ten aanzien van vliegroutes van vleermuizen is ook nu niet aan de orde.

Overige zoogdieren

Vaste verblijfplaatsen van zoogdieren die zijn opgenomen op de Habitatrichtlijn, zoals Otter, werden op basis van de terreinkenmerken, het veldbezoek en bekende verspreidingsgegevens uitgesloten. Deze conclusie is onverminderd van toepassing waardoor voor deze soorten vervolgonderzoek niet aan de orde is. Verblijfplaatsen van nationaal beschermde soorten zonder provinciale vrijstelling, zoals Eekhoorn, werden op basis van terreinkenmerken, het veldbezoek en bekende terreingegevens uitgesloten. Vervolgstappen voor deze soorten zijn ook nu niet aan de orde.

In het plangebied werden vaste verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdierensoorten aangetroffen en/ of verwacht. Dit zijn onder andere Egel, Huisspitsmuis, Bosspitsmuis spec., Bosmuis en Rosse woelmuis. Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren van deze grondgebonden zoogdieren geschaad worden. In voorliggende situatie geldt in de provincie Flevoland automatisch vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze zoogdieren ook nu niet aan de orde is.

Broedvogels
In het plangebied en in de nabije omgeving (zone van 100 meter) werden geen broedvogels met jaarrond beschermde nesten en onmisbare foerageergebieden voor deze soorten aangetroffen of verwacht. Gezien de beperkte omvang van het gebouw, het gegeven dat er geen bomen gekapt hoeven te worden is ook nu vervolgonderzoek naar deze soorten niet aan de orde.

Door de aanwezigheid van bomen en struweel direct naast het plangebied is broedbiotoop aanwezig voor algemene vogelsoorten zoals Merel, Koolmees, Zwarte kraai, Roodborst, Winterkoning, Houtduif en Ekster. Voor alle inheemse vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die soorten, nesten, eieren of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen of verstoren.

Bij uitvoering van werkzaamheden moet nagegaan worden of nog bewoonde nesten van een vroeg of laat in het seizoen broedende soorten zoals houtduif aanwezig zijn in het plangebied. Uitgangspunt zal zijn om geen werkzaamheden uit te voeren in het broedseizoen.

Amfibieën

Voortplanting en overwintering van amfibieën met een zwaarder beschermingsregime werden op basis van het veldbezoek, terreinkenmerken en bekende verspreidingsgegevens uitgesloten.

Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren van vrijgestelde beschermde amfibieën geschaad worden, zoals Gewone pad en Bruine kikker. Ook in de situatie voor de bouw van het receptiegebouwtje geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze amfibieën niet aan de orde is.

Overige soortgroepen

Op basis van terreinkenmerken, habitateisen en bekende verspreidingsgegevens werd in het plangebied geen voortplanting of vaste verblijfplaatsen verwacht van overige soorten uit de Wet natuurbescherming. Het nemen van vervolgstappen is ook nu niet aan de orde voor de soortgroep over soortgroepen (reptielen, vissen, ongewervelden).

Conclusie

Het aspect natuur en ecologie levert geen belemmeringen op voor het bouwen van de loods.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een ruimtelijk plan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

De gebouwen binnen het plangebied zijn niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. In het plangebied zelf komen dan ook geen specifieke cultuurhistorische waarden voor.

Archeologie

Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Voor het plangebied is geen dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' van toepassing. Het omgevingsaspect archeologie vormt daarom geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie en archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.  

4.3 Waterparagraaf 

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.

De watertoetsprocedure kan op drie manieren gevolgd worden: de procedure geen waterschapsbelang, de korte procedure en de normale procedure. Op basis van inhoudelijke beoordeling van de ontwikkeling is de normale procedure van toepassing voor de watertoets. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig.

Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoerenschoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het ‘gebiedseigen water’ wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). De waterschapsverordening vervangt de Keur bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027. Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico’s, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland

De Watervisie verbindt waterthema’s en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater."

Waterveiligheid - primaire waterkeringen op orde

Streefbeeld: Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Ministerie I&M, 2012).

Ten behoeve van de veiligheid, beheerbaarheid en de benodigde ruimte voor toekomstige ontwikkelingen geldt een beperking voor handelingen op of in de nabijheid van de waterkering. Daarvoor zijn een kering en zijn omgeving in zones opgedeeld. Zie ook afbeelding 10. In sommige gevallen worden gebouwen, windmolens, kabels en leidingen en beplanting toch toegestaan. Voor nader bepaalde handelingen wordt dan ontheffing verleend op het verbod met een watervergunning. De belangrijkste voorwaarde is dat het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D5005-ON01_0010.png"

Afbeelding 10: beschermingszones Drontermeerdijk (bron: Waterschap Zuiderzeeland)

De volgende zones worden door het Waterschap onderscheiden:

  • a. kernzone waterkering;
  • b. binnenbeschermingszone;
  • c. tussenbeschermingszone;
  • d. buitenbeschermingszone.

De beleidslijn is dat in kernzone a niet mag worden gebouwd en in zone b bij hoge uitzondering. Ten aanzien van zone c geldt voor bouwen de vergunningplicht en gelden voor de zone d weinig tot geen beperkingen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven dat een beschermingszone ook in bestemmingsplannen dient te worden verankerd. Om voldoende rekening te houden met de waterstaatkundige belangen worden aan de gronden die zijn gelegen in genoemde beschermingszone(s) van de primaire waterkering de juiste bestemming of gebiedsaanduiding toegekend in een ruimtelijk plan.

De inperking van de bouwmogelijkheden op grond van de Keur (uitgewerkt in de legger, het waterschapsbeleid en het waterbeheerplan) geldt ongeacht of dit in een ruimtelijk plan is opgenomen. De gemeente zal een leggerwijziging uiteindelijk verwerken in de relevante bestemmingsplannen.

Het plangebied ligt voor het overgrote deel in de tussen- en de buitenbeschermingszone. Het receptiegebouw wordt in de tussenbeschermingszone gerealiseerd. De grondgebonden kampeermiddelen komen in de binnen- en tussenbeschermingszone te liggen. Ook het terras, de speelvoorziening met tentoverkapping en verrijdbare schaftketen (escaperoom) liggen in de tussenbeschermingszone. Deze kernzone ligt geheel buiten de grens van het voorliggende bestemmingsplan.

Toets planvoornemen

Het plangebied ligt buiten de kernzone van de dijk. De ontwikkelingen die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn beperkt. Voor de grondgebonden kampeermiddelen en de receptie worden een watervergunning in het kader van de waterveiligheid aangevraagd. Het toiletgebouw van de camping is een bestaande voorziening. Uit het overleg met het waterschap op 22 november 2023 is gebleken dat hiervoor geen watervergunning is aangevraagd. Deze zal daarom in de vergunningaanvraag ook worden meegenomen net als het bestaande terras.

Verder heeft het waterschap aangegeven dat met de voorgenomen plannen het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen.

Beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplantingen

Het Waterschap Zuiderzeeland is, volgens de Waterschapswet en het Reglement van Waterschap Zuiderzeeland, als beheerder verantwoordelijk voor circa 208 kilometer primaire waterkering. De veiligheid van de keringen en de mogelijkheid voor toekomstige dijkversterkingen kan negatief worden beïnvloed door de aanwezigheid van elementen op, in of nabij de dijk, zoals bebouwing, windmolens, kabels & leidingen, beplantingen.

Objecten op, in of nabij de waterkering, die geen onderdeel uitmaken van de waterkering beïnvloeden de veiligheid en stabiliteit van waterkeringen. Hierbij moet worden gedacht aan bebouwing, windmolens, beplantingen en kabels en leidingen. Het aanbrengen van deze elementen heeft namelijk een direct effect op de ondergrond.

Toets planvoornemen

De grondgebonden kampeermiddelen, het receptiegebouw en het toiletgebouw staan op platen op de grond. Deze bebouwing heeft daarom geen invloed op de stabiliteit van de waterkering.

Het receptiegebouw wordt gebouwd binnen de tussenbeschermingszone van de waterkering. Omdat het gebouw op stelconplaten wordt gefundeerd (die al aanwezig zijn), zal er nagenoeg geen roering van de bodem plaatsvinden. Het gebouw ligt bovendien buiten de kernzone van de waterkering en de binnenbeschermingszone.

De safaritenten / blokhutten worden en het toiletgebouw is, net als het receptiegebouw, ook op de grond geplaatst. Ook deze bouwwerken hebben geen negatieve invloed op de waterkering.

Gebiedsaanduiding Vrijwaringszone – dijk

De locatie van At Sea ligt geheel buitendijks binnen de beschermingszones van een primaire waterkering de Drontermeerdijk. Ter bescherming van de waterkering is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' van toepassing op het hele plangebied.

In artikel 40.6 van het vigerende bestemmingsplan zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hierin is ten aanzien van het bouwen van bouwwerken bepaald dat op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze aanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

Door middel van een omgevingsvergunning kunnen B&W afwijken van de bouwregels, in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap. Het toestaan van bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming, zal alleen kunnen worden toegestaan als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

Proces van de watertoets

Op woensdag 29 november 2029 is de digitale watertoets gedaan. Uit deze toets volgt dat de normale procedure van toepassing is. De actuele teksten van de wet- en regelgeving en het beleid zijn afkomstig uit het toetsresultaat van de watertoets en verwerkt in deze paragraaf. Over de wijzigingen en deze paragraaf heeft afstemming met het waterschap plaatsgevonden.

Voldoende water

Wateroverlast

Het beoogde voornemen heeft in beginsel beperkte gevolgen voor de waterhuishouding. De toename van het verhard oppervlak van permanente bebouwing is slechts maximaal 20 m2. Compensatie van verharding is daarom niet aan de orde.

Schoon water - goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld: Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling of regulering van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.

Toets planvoornemen

Het planvoornemen heeft een beperkte invloed op de hoeveelheid afvalwater dat vrijkomt. De uitbreiding van het terras en de aansluiting van een aantal grondgebonden kampeermiddelen op het IBA systeem zal de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater doen toenemen. Het kampeerseizoen blijft gelijk, waardoor dit geen effect heeft op de hoeveelheid afvalwater.

Initiatiefnemer heeft de afgelopen periode in samenwerking met Lutra en RTK het IBA systeem geoptimaliseerd. Conform de voorschriften wordt het afvalwater dat de IBA verlaat bemonsterd. Indien nodig wordt het systeem bijgesteld om te kunnen voldoen aan de lozingsvoorschriften.

In verband met de aansluiting van nieuwe voorzieningen op het IBA systeem wordt bij het waterschap een melding gedaan in het kader van het Activiteitenbesluit.

Grondwater

Er wordt geen ondergrondse bebouwing gerealiseerd. De bouw van de loods heeft daarom geen gevolgen voor eventuele grondwaterstromen in en nabij het plangebied.

Rijkswaterstaat

Om de veiligheid met primaire keringen te waarborgen wordt bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden met waterhuishoudkundige eisen voor de korte en lange termijn. Dit conform het besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ministerie I&M, 2012). Het plangebied valt binnen het waterstaatsbeheergebied van Rijkswaterstaat (RWS).

Het gebied valt verder binnen Droge oevergebieden. Voor het gebied zelf heeft RWS niet het waterkwantiteits en waterkwaliteitsbeheer, wel voor het naastgelegen Drontermeer.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de loods (afwijken en bouwen) in 2019 heeft Rijkswaterstaat aangegeven dat zij er van uitgaan dat haar belangen via de nog aan te vragen watervergunning worden geborgd. Ook nu is er wederom sprake van het aanvragen van een watervergunning. Hierdoor zullen ook bij het voorliggende plan de belangen van Rijkswaterstaat worden geborgd.

Aanvullend kan worden aangegeven dat initiatiefnemer een beheerder in dienst heeft speciaal om de stranden goed te kunnen onderhouden / beheren. De beheerder is woonachtig op het terrein van At Sea. ’s Avonds wordt ongewenst bezoek weggestuurd van het strand en de parkeerplaats en overdag wordt het terrein onderhouden. De beheerder is daarbij ook verantwoordelijk voor het opruimen van achtergelaten vuil / verontreinigingen. Door middel van een beheersovereenkomst is dit beheer / onderhoud formeel geregeld.

Voorkomen afspoeling van vuil en verontreinigingen

Onderdeel van het plan is de verplaatsing van de dagkampeerplaatsen naar de grasstrook dichter bij het meer. Initiatiefnemer zal bij deze nieuwe plek extra vuilnisbakken plaatsen. Verder zal de beheerder erop toe zien dat er geen vuil/verontreiniging afspoelt richting het Drontermeer.

De kans dat bij hogere waterstanden vuil/verontreiniging afspoelen vanuit het IBA-systeem of de grondgebonden kampeermiddelen wordt zeer klein geacht. Het IBA-systeem ligt aan de achterzijde van het pand op relatief grote afstand van het meer. De grondslag is hier een behoorlijk stuk hoger dan bij het water.

De grondgebonden kampeermiddelen staan op ruime afstand van het water. Bovendien liggen de vlonders, waarop de safaritenten zijn gebouwd, zo'n 50 centimeter boven het maaiveld. Verontreinigingen vanuit de grondgebonden kampeermiddelen richting het Drontermeer worden daarom, ook bij hoge(re) waterstanden, niet verwacht.

Conclusie

Het plaatsen van het receptiegebouw en de grondgebonden kampeermiddelen in de tussenbeschermingszone van de Drontermeerdijk is vergunningplichtig op grond van de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017. Een watervergunning wordt aangevraagd. Voor de extra lozing van huishoudelijk afvalwater wordt een melding in het kader van het Activiteitenbesluit gedaan.

Het planvoornemen zal geen negatief effect hebben op de waterkwaliteit van het Drontermeer. Door het plaatsen van extra vuilnisbakken bij de dagkampeerplaatsen en het gevoerde beheer wordt vervuiling voorkomen.

4.4 Bedrijven en milieuzonering 

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Onderzoek

De locatie van At Sea aan de Drontermeerdijk 13 ligt op een afstand circa 185 meter van het recreatiebedrijf aan de overzijde van de weg. Het planvoornomen voorziet niet in nieuwe gevoelige bestemmingen.

Volgens de brochure geldt voor kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) (SBI-code 552) een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen, vanwege het milieuaspect geluid. Voor de milieuaspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter. Bij uitbreidingen op het recreatieterrein dient met deze afstand rekening te worden gehouden.

In het voorliggende geval is er geen sprake van een uitbreiding van het kampeerterrein. Omdat de bestaande afstand ruim meer is dan 50 meter, is er sprake van voldoende ruimtelijke scheiding.

De enkelbestemming 'Horeca' wordt van vorm gewijzigd, waarbij deze niet opschuift in de richting van het kampeerterrein van derden.

Een restaurant valt onder milieucategorie 1 (SBI-code 561). Ten opzichte van milieugevoelige objecten geldt dat een afstand van 10 meter in acht moet worden genomen.

Binnen een straal van 210 meter vanaf het bestemmingsvlak 'Horeca' zijn geen milieugevoelige objecten aanwezig. Er wordt voldaan aan de richtafstanden zoals deze op basis van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ aangehouden dient te worden.

Conclusie

Vanuit de milieuzonering bestaan dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.5 Geluid 

Conform de Wet geluidhinder moeten woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen worden aangemerkt als geluidgevoelige bebouwing. Als geluidgevoelige terreinen zijn terreinen behorende bij gezondheidszorggebouwen (exclusief ziekenhuizen), terreinen behorende bij verpleeghuizen en woonwagenstandplaatsen aangewezen.

Onderzoek

Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen en/of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Ook de grondgebondenkampeermiddelen kunnen, gezien de beperkte verblijftijd van de personen die zich erin bevinden, niet worden aangemerkt als geluidgevoelige objecten. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai, industrielawaai of spoorweglawaai is derhalve niet aan de orde.

Het plangebied ligt volledig binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'. Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geldt dat toelaatbaar geluidgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

Omdat het planvoornemen niet voorziet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen, bestaat geen strijdigheid met de regels van deze gebiedsaanduiding.

Conclusie

Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.

4.6 Bodem  

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

De onderzoeksplicht is van toepassing bij bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven, bijvoorbeeld om te werken, onderwijs te geven of te genieten. Uit de toelichting op de Woningwet blijkt dat met bovenstaande omschrijving wordt bedoeld 'enige tijd' oftewel een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk) dag. Het gaat daarbij niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om een meer structureel (over een langere periode dan een dag) verblijven van dezelfde mensen in een gebouw.

Onderzoek

De verblijfstijd van een persoon in het receptiegebouwtje zal gemiddeld korter dan 2 uur per dag bedragen. Wat verder van belang is, is dat het gebouwtje wordt gefundeerd op stelconplaten. Er vindt geen noemenswaardige grondroering of ander grondverzet plaats. Er hoeft geen bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Het kampeerterrein is reeds bestemd voor het plaatsen van kampeermiddelen. Er is geen sprake van een verandering in het gebruik van het kampeerterrein die het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maakt.

Bovendien is het kampeerterrein, gelet op de aard, geen belemmering vormt voor de bodemkwaliteit. Ook ter plaatse van het kampeerterrein hoeven er geen bodemingrepen te worden verricht.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.7 Luchtkwaliteit  

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor plannen die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.

Onderzoek

Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag is sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Met het planvoornemen wordt geen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten voorzien. Het staat daarom vast dat de ontwikkeling een dergelijk toename niet tot gevolg heeft.

Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

 Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid  

De externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Daarbij gaat het om risico's die worden veroorzaakt door risicovolle inrichting, het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

Onderzoek

Op basis van de Atlas Leefomgeving is vastgesteld dat in de directe nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Ook vindt er geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen per weg, water, spoor of buisleiding. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Kabels en leidingen 

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht. In of nabij het projectgebied lopen geen hoofdkabels of -leidingen. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.10 M.e.r.-beoordeling 

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (onderdeel C en D), projectmer-plichtig (onderdeel C) of mer-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn.

Een wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (waar een restaurant onder valt) valt onder categorie D 11.2 van het besluit m.e.r.. Omdat de horacebestemming qua oppervlakte gelijk blijft, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.

In de drempelwaarden lijst D is opgenomen (onder D10) dat bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een permanent kampeerterrein direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is in gevallen waarin de activiteit betrekking dient dan betrekking te hebben op een oppervlakte van minimaal 10 ha. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan overstijgt niet deze drempelwaarde, zoals genoemd onder het Besluit m.e.r., daarnaast blijft het kampeerterrein qua oppervlakte nagenoeg gelijk.

Het opstellen van een 'vormvrije m.e.r.- beoordeling' is daarom niet noodzakelijk. Overigens heeft de toets aan de omgevingsaspecten, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, in voldoende mate aangetoond dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde zijn, gelet op de aard en relatief kleine omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten.

Conclusie

Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het opstellen van een 'vormvrije m.e.r.- beoordeling' is daarom niet noodzakelijk. Overigens heeft de toets aan de omgevingsaspecten, zoals opgenomen in dit hoofdstuk, in voldoende mate aangetoond dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen aan de orde zijn, gelet op de aard en relatief kleine omvang van het plan, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen 

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, ontheffing- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

5.2 Juridische vormgeving

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012. Voor de inhoudelijke systematiek is aangesloten op het bestemmingsplan Buitengebied 9010.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Hieronder worden de gehanteerde bestemmingen kort toegelicht.

Bestemmingen

Horeca

De horecavoorzieningen in het plangebied is bestemd als ‘Horeca’ gebracht. Een bedrijfswoning is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” toegestaan. Binnen deze bestemming zijn eveneens speelvoorzieningen toegestaan en het terras. Ook de in 2019 gebouwde loods valt binnen de bestemming Horeca.

Recreatie - Dagrecreatie

De dagrecreatieve voorzieningen in het plangebied zijn onder de bestemming ’Recreatie - Dagrecreatie’ gebracht. Het betreft overwegend de stranden en de daaraan gerelateerde sport- en dagrecreatieve voorzieningen. Ook de standplaats voor 10 campers binnen het plangebied, alsmede de standplaats voor een snackkiosk vallen onder deze bestemming.

Recreatie - Kampeerterrein

Het kampeerterreinen is onder de bestemming ‘Recreatie - Kampeerterrein’ gebracht. De bestemming is bedoeld primair voor de regeling van de kampeerterreinen en gebouwen ten dienste hiervan. Met de aanduiding specifieke vorm van recreatie - pplaatsgebonden kampeermiddelen wordt het mogelijk gemaakt om plaatsgebonden kampeermiddelen te plaatsen. Het aantal kampeerplaatsen is gemaximeerd op 40 stuks.

Algemene aanduidingsregels

geluidzone - weg

De voor ‘geluidzone - weg’ aangewezen gronden zijn, naast de basisbestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer. De algemene aanduiding omvat een wijzigingsbevoegdheid om de contouren van de geluidzone te wijzigen.

vrijwaringszone - dijk

Deze algemene aanduiding ziet voor de komende decennia op de reservering van gronden langs de waterkering. In verband met de te verwachten waterspiegelstijging, zal het noodzakelijk zijn de waterkering op te hogen. Binnen het gereserveerde gebied mogen in beginsel geen nieuwe belemmeringen worden opgeworpen die de verbreding en verhoging van de dijk(en) frustreren.

Bij waterkeringen in het IJsselmeergebied moet een reservering plaatsvinden van 100 m binnendijks en 175 m buitendijks ten behoeve van een vrijwaringzone: binnen deze zone zijn qua bebouwing alleen windmolens toegestaan. De vrijwaringszones (van 100 m binnendijks en 175 m buitendijks) aan de dijken, die eventuele toekomstige dijkversterkingen moeten veiligstellen, zijn als algemene aanduiding in het plan opgenomen.

Daarin is geregeld dat het bebouwen en gebruiken van deze gronden op grond van de onderliggende bestemmingen slechts mogelijk is voorzover dat niet in strijd komt met de waterkerende functie en daarover advies is ingewonnen bij het waterschap.

De algemene aanduiding omvat een wijzigingsbevoegdheid. Ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering, alsmede na onherroepelijk worden van de definitieve vrijwaringszone, kan een nieuwe algemene aanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’ worden aangegeven dan wel kan de bestaande algemene aanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’ worden verwijderd.

5.2.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

5.2.4 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 

Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het planvoornemen voorgelegd aan het Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat. De reacties van deze overlegpartners zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. In verband met de wens om het ontwerpbestemmingsplan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage te leggen, ontbrak de tijd om het plan aan de overige overlegpartners voor te leggen. Eventuele opmerkingen van de overige overlegpartners worden bij de vaststelling in het plan verwerkt.

Daarna wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Een ieder wordt zo in de gelegenheid gesteld om bedenkingen tegen het initiatief kenbaar te maken.

De ingekomen zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en meegewogen in de besluitvorming over de vaststelling van het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid 

De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemers. Tussen de initiatiefnemers en de gemeente is een planschade overeenkomst gesloten. Vanuit het aspect economische uitvoerbaarheid worden dan ook geen beperkingen verwacht voor de realisatie van de plannen.