Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde – Archeologie 4
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan “DRONTEN - Boudewijnlaan 19 (D4009)" van de gemeente Dronten;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0303.D4009-ON01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
(dag)recreatief medegebruik:
een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
-
aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
-
aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, nader te onderscheiden in:
-
grondgebonden agrarisch bedrijf:
a. akker- en vollegrondstuinbouw:
-
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boom-, hout-, sier- en fruitteelt;
b. fruitteelt:
-
de teelt van fruit op open grond;
c. boomteelt:
-
de teelt van boomkwekerijgewassen;
d. houtteelt:
-
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings-en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
e. sierteelt:
-
de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
-
niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
-
glastuinbouw op de wijze van kassen ten behoeve van ondersteunende teelt:
-
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
-
intensieve kwekerij:
-
de teelt in gebouwen van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen;
-
aquacultuur:
-
de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen;
-
agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
-
een bedrijf dat is gericht op het opslaan van producten, niet zijnde mest, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
-
een bedrijf dat is gericht op de verwerking en bewerking van agrarische producten, niet zijnde mest;
-
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouw-apparatuur (zoals loonbedrijven);
-
agrarisch perceel:
een kavel ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering begrensd door kavelsloten en/of tochten.
-
agrarische bedrijfskavel:
een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, het agrarisch erf, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
-
agrarische bedrijfsvoering:
bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf;
-
archeologisch monument:
terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;
-
archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
-
assimilatiebelichting:
kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van de gewassen;
-
bassin:
een bak voor de opslag van mest, water of andere vloeistoffen ten behoeve van agrarische activiteiten;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale netto vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning:
een woning bij een gebouw op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
-
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingswet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
-
ten aanzien van het overige gebruik:
-
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiks-verbod;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden, op hetzelfde bouwperceel gelegen, gebouw;
-
boomteeltbedrijf:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin-)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;
-
bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het ver-groten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de rgels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
-
cultuurlandschappelijk waardevol terrein:
een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
doelmatige bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correct wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;
-
geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
-
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
-
horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in bijlage 2 bij deze voorschriften, waarvoor geen vergunningsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
-
kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines en vergisting, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
-
landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
-
logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf;
-
manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het les-geven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
-
mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt. Dit methaangas wordt gebruikt om een warmtekrachtkoppeling installatie aan te drijven. Dit is een speciale motor die methaangas als brandstof heeft en die een generator aandrijft. De verkregen elektriciteit wordt gebruikt op het eigen bedrijf en geleverd aan het net;
-
natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
-
netto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van een ruimte;
-
normaal agrarisch gebruik:
het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;
-
normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
-
ondergeschikte lichte horeca:
horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken, niet zijnde alcoholische dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten en dergelijke;
-
ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;
-
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve nevenactiviteiten:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
-
risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het (ontwerp-)Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
-
silo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
-
torensilo:
een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;
-
tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;
-
voorkeurgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
voormalige agrarische bedrijfswoning
een woning die bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding met het nabijgelegen agrarisch bedrijf (bedrijf op hetzelfde erf/perceel) heeft;
-
vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)-handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
-
windmolen/windturbine
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
zoekgebied:
het gebied voor de uitbreiding van het agrarische erf/bedrijfskavel;
-
zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
-
zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;
-
de breedte van erfsingelbeplanting: de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de erfsingel.
Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsmethoden) bepalend.
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het agrarische grondgebruik;
-
de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' in combinatie met:
-
agrarische handelsbemiddeling, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – agrarische handelsbemiddeling”;
-
de verwerking van landbouwproducten, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - verwerking landbouwproducten”
-
het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel';
-
het wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning'
-
cultuurgrond;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polders;
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting en kavelbeplanting met de daarbijbehorende erfsloten; het behoud van kavelsloten, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot';
-
doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
wegen en paden;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
-
bedrijfsgebouwen en overkappingen, waaronder koelhuizen;
-
bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huisverbondenberoep;
-
bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
-
torensilo’s
-
kassen en tunnelkassen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven alsmede de in 3.1 genoemde andere bedrijvigheid worden gebouwd;
-
per gebied, dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
-
de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd;
-
de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zal ten minste 15,00 m bedragen;
-
de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen zal/zullen voor dan wel in verlengde van de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd;
-
de kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoningen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, zal de afstand van kassen, tunnelkassen, bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten minste 15,00 m bedragen;
-
de afstand van bedrijfswoningen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen, bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij het bestaande bebouwing betreft die op een kleinere afstand is gelegen, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
-
het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' bedragen;
-
op bedrijfsgebouwen zijn dakopbouwen en dakkapellen, die niet vergunningsvrij zijn op grond van artikel 2 van Bijlage 11 van het Besluit omgevingsrecht, niet toegestaan;
-
de bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte / inhoud |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Bouwhoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
Bedrijfsgebouw of overkapping |
- |
- |
9,00 |
15 * |
60 |
15,00 |
Bedrijfswoning |
-+ |
-+ |
7,00 |
30 * |
60 |
12,00 |
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
-+ |
-+ |
3,50 |
|
60 |
8,00 |
Torensilo |
80 m2 |
- |
- |
- |
- |
25,00 |
* tenzij er sprake is van:
1. een bedrijfsgebouw/-woning op een perceel met de aanduiding ‘fruitteelt’, in welk geval de minimale en maximale dakhelling van een bedrijfsgebouw en/of een bedrijfswoning ten minste en ten hoogste de bestaande dakhelling bedraagt;
2. tussenstukken van ten hoogste 1,00 breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning, in welk geval voor deze tussenstukken een plat dak is toegestaan;
+ de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zal ten hoogste 1.500 m3 bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er zullen geen tennisbanen en/of paardrijbakken worden gebouwd, tenzij het bestaande tennisbanen en/of paardrijbakken betreft in welk geval de oppervlakte en bouwhoogte van tennisbanen en/of paard rijbakken ten hoogste de bestaande oppervlakte en bouwhoogte zal bedragen;
-
buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
-
afscheidingen;
-
wegen en paden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
constructies ten behoeve van hagelnetten;
-
de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 10,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van afscheidingen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 1,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van wegen en paden zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van waterhuishoudkundige voorzieningen zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van constructies ten behoeve van de plaatsing van hagelnetten voor de fruitteelt zal buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch bedrijfskavel' ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is, in welk geval de bestaande afstand geldt.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub c en g en lid 3.2.2 sub b in die zin dat bouwwerken deels dan wel geheel buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfskavel worden gebouwd, mits:
-
de bouwwerken uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied';
-
de regels in lid 3.2.1 betrekking hebbende op de inrichting van de bedrijfskavel van overeenkomstige toepassing zijn op het zoekgebied;
-
door middel van een landschappelijk inpassingsplan wordt aangetoond dat de bebouwing aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6,00 m of een kavelbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', met dien verstande dat:
-
de erfsingel- of kavelbeplanting zal bestaan uit inheemse soorten;
-
er bij een erfsingel sprake is van een kruid-, struik- en boomlaag;
-
voor een doelmatige bedrijfsvoering kan aan de west- en zuidzijde van kassen voorzien worden in een afwijkende erfsingelbeplanting;
-
bij aangrenzende percelen, waarbij de erfsingelbeplanting naast elkaar ligt, de gezamenlijke breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 6,00 m dient te bedragen, waarbij aan weerszijde van de kavelsloot de breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 3,00 m dient te bedragen;
4. rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.3.;
-
het bepaalde in lid 3.2.1. sub g in die zin dat gebouwen en overkappingen op minder dan 10,00 m vanaf de niet naar de weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' worden gebouwd, mits:
-
deze afwijking alleen wordt toegepast in situaties waar twee percelen zijdelings aan elkaar grenzen;
-
deze afwijking in die gevallen uitsluitend betrekking heeft op de zijde van de bedrijfskavel die grenst aan de naastgelegen bedrijfskavel;
-
de gebouwen worden gebouwd in het verlengde van bestaande gebouwen die al binnen de afstand van 10,00 m zijn gebouwd;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 sub k in die zin dat gebouwen worden voorzien van een plat dak, mits:
-
deze vergunning alleen wordt verleend ten behoeve van de realisering van ondergeschikte tussenstukken van meer dan 1,00 m breed ter verbinding van bedrijfsgebouwen onderling dan wel ter verbinding van bedrijfsgebouwen met de bedrijfswoning;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat paardrijbakken en tennisbanen worden toegestaan, mits:
-
tevens de in lid 3.6 sub d bedoelde omgevingsvergunning is verleend;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b in die zin dat mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebouwd, waarbij tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' worden gebouwd, mits:
-
binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten of aanleggen van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's;
-
de oppervlakte van een bassin of mestsilo ten hoogste 600 m² zal bedragen;
-
de oppervlakte van een sleufsilo ten hoogste 300 m² zal bedragen;
-
de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de opstaande randen van een bassin of sleufsilo ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
-
tevens de in lid 3.6 sub c genoemde vergunning is verleend;
-
de situering van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch –zoekgebied' plaatsvindt;
-
de noodzakelijkheid van het oprichten of aanleggen van de mestbassins, mestsilo's en sleufsilo's voor de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf wordt aangetoond;
-
het mestbassin uitsluitend achter het zoekgebied ten behoeve van het binnen dat zoekgebied gevestigde agrarisch bedrijf wordt opgericht en functioneert;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, mits:
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.1.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken:
-
voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan bij het wonen toegestane beroepen, tenzij de gronden daarvoor specifiek zijn aangeduid dan wel anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
-
indien de bedrijfsvloeroppervlakte (kantoorruimte) voor de nevenactiviteit agrarische handelsbemiddeling meer dan 60 m2 bedraagt;
-
indien de bedrijfsvloeroppervlakte voor de nevenactiviteit verwerking landbouwproducten meer dan 500 m2 bedraagt;
-
indien parkeren voor agrarische en agrarisch aanverwante bedrijvigheid niet op eigen erf plaatsvindt;
-
het opslaan van mest en/of andere agrarische producten buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel', met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten (maximaal zes maanden) tot een oppervlakte van 1.000 m2 per agrarische bedrijfskavel, met uitzondering van bestaande mestplaten, met dien verstande dat na verwijdering van een bestaande mestplaat geen nieuwe mestplaat wordt aangelegd;
-
het opslaan van agrarische producten of de aanleg van bassins binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
-
het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
-
de hieruit voortvloeiende activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m2 bedraagt;
-
parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
-
horeca en detailhandel plaatsvinden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande teeltvormen, met uitzondering van onderstammenteelt en/of takkenteelt tot een hoogte van ten hoogste 2,00 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -open ruimte'
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden ten behoeve van een tennisbaan en/of een paardrijbak;
-
het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel', anders dan genoemd onder b en c en tenzij afwijking is verleend op grond van lid 3.4 sub b ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -zoekgebied';
-
het gebruik van kassen voor ondersteunende teelt zodanig dat een lichtuitstraling van meer dan 10% plaatsvindt vanwege assimilatiebelichting in de donkerteperioden;
-
het in gebruik nemen van gebouwen en bouwwerken zonder aanleg / aanplant binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en instandhouden van:
-
erfbeplanting direct aangrenzend aan de bouwperceelsgrens, die voldoet aan het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 van deze regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en/of 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
-
agrarische dienstverlenende bedrijvigheid;
-
(bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting;
-
verkoop en ambachtelijke bewerking en verwerking van eigen, streekeigen en aanverwante agrarische producten;
-
opslag en stalling van niet-agrarische producten, caravans, aanhangwagens, kampeerauto's en boten;
mits rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.3.;
-
het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, mits:
-
de opslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch zoekgebied' plaatsvindt;
-
door middel van een landschappelijk inpassingsplan wordt aangetoond dat de opslag aan de niet naar de weg gekeerde zijden wordt omgeven door een erfsingelbeplanting van ten minste 6,00 m of een kavelbeplanting ter plaatse van de aanduiding ‘’fruitteelt’’ met dien verstande dat:
-
de erfsingel- of kavelbeplanting zal bestaan uit inheemse soorten;
-
er bij een erfsingel sprake is van een kruid-, struik- en boomlaag
-
bij aangrenzende percelen, waarbij de erfsingelbeplanting naast elkaar ligt, de gezamenlijke breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 6,00 m dient te bedragen, waarbij aan weerszijde van de kavelsloot de breedte van de erfsingelbeplantingen ten minste 3,00 dient te bedragen;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.2;
-
het bepaalde in lid 3.5 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' worden gebruikt voor het opslaan van mest en andere agrarische producten, waarbij de opslag tevens buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -zoekgebied' plaatsvindt, mits er binnen het zoekgebied geen ruimte meer aanwezig is voor de opslag en de opslag direct aansluitend op en alleen aan de achterzijde van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' plaatsvindt met een maximum oppervlakte van 1.000 m2 per agrarisch perceel;
-
het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat gedeelten van een bedrijfswoning of een vrijstaand bijgebouw behorende bij een bedrijfswoning worden gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of een bedrijf aan huis als genoemd in Bijlage 2 of die naar aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn, mits:
-
de hieruit voortvloeiende activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
de oppervlakte ten hoogste 40% bedraagt van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met een maximum van 60 m2;
-
de activiteit uitgeoefend wordt door in ieder geval één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
-
parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
-
het bepaalde in lid 3.4 sub j in die zin dat gronden worden gebruikt voor een tennisbaan en/of een paardrijbak, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.10.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht
-
het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, kavelbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een agrarische teelt;
-
het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, kavelbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
-
het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' met een grotere breedte dan 4,00 m;
-
het graven/verbreden of dempen van erf-en/of bermsloten en/of kavelsloten;
-
het aanleggen van voet- en/of fietspaden.
3.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toetsingscriteria
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 onder 1.4.1., 1.4.2., 1.4.3. en 1.4.5.
-
De omgevingsvergunning voor het kappen, rooien en/of aanplanten van erfbeplanting, kavelbeplanting en wegbeplanting kan slechts worden verleend indien door de aanvrager een landschappelijk inpassingsplan is ingediend.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1, het plan wijzigen in die zin dat:
-
de aanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' wordt aangebracht dan wel wordt verwijderd, mits;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.13.;
-
de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – fruitteelt ' wordt aangebracht, mits;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.2.;
Artikel 4 Waarde – Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde I middelhoge archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.3 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan:
-
0,40 m beneden het maaiveld;
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en ontgraven van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
-
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van bos of boomgaard;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
4.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
een:
1. een kleiner oppervlakte dan 1,7 hectare beslaan, of;
-
een groter oppervlakte dan 1,7 hectare beslaan en niet dieper gaan dan 0,40 m.
4.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregel
De in lid 4.3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
4.3.4 Toetsingscriteria
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
4.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
4.3.7 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 4.3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Voorrangsregeling
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit)1;
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)-onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben2;
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
-
Omdat deze bestemming thans niet in het plangebied voorkomt, zijn de regels voor “Waarde – Archeologie 2” ondergebracht in bijlage 3 van deze regels in de vorm van artikel 12.
-
Omdat deze bestemming thans niet in het plangebied voorkomt, zijn de regels voor “Waarde – Archeologie 3” ondergebracht in bijlage 3 van deze regels in de vorm van artikel 13.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit plan uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen horende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, serres over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, entreeportalen over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte, veranda’s over maximaal 2/3 van de voorgevelbreedte en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
-
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden voor de uitstalling, opslag, stand- of ligplaats van kampeerwagens, toer- of stacaravans en tenten, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” en na toepassing van een afwijking in bestemming “Agrarisch”;
-
het gebruik van gronden voor de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aanwezige bestemmingen;
-
het gebruik van gronden voor het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
-
het gebruik van gronden voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan het opslaan of storten van afval- of meststoffen voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en/of een seksinrichting.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, inhoudsmaten en afstandsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 45,00 m, mits:
-
bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo’s of masten;
-
bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
-
de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing van één grote antenne boven meerdere kleine antennes;
-
aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid;
-
er geen significant nadelige gevolgen ten aanzien van de instandhoudingsdoelstelling van de te beschermen waarden in de Speciale Beschermingszones optreden.
Artikel 9 Overige regels
9.1. Parkeergelegenheid
-
Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
-
Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen Dronten 2016, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
9.2. Laad- en losruimte
-
Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
-
voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
-
voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar de aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
-
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangs-bepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar de aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepa-lingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan “DRONTEN - Boudewijnlaan 19 (D4009)”
van de gemeente Dronten.
Behorende bij het vaststellingsbesluit van de vergadering van de raad van de gemeente Dronten d.d. ……..……….. 2018.