Plan: | Dronten - Wisentweg 27 (D4002) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0303.D4002-VA01 |
De eigenaar en gebruiker van het perceel Wisentweg 27 te Dronten, wil ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering twee nieuwe bedrijfsloodsen realiseren. De bedrijfsloodsen zullen dienen als bewaarplaats met koelcellen en krijgen een oppervlakte van circa 40 bij 40 en 40 bij 60 meter. Binnen het huidige agrarische zoekgebied is hiervoor geen ruimte, omdat mede in verband met aanwezigheid van kabels en leidingen een tussenruimte van 17,6 meter ten opzichte van beide te bouwen bedrijfsloodsen nodig is. De meest westelijke bedrijfshal komt hierdoor deels buiten het agrarisch zoekgebied te staan, waardoor de ontwikkeling in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. De ontwikkeling van deze twee loodsen geldt als tweede fase van de uitbreiding op het bouwperceel. Eerder is als eerste fase al een bedrijfsloods gerealiseerd, die door middel van een uitgebreide WABO-omgevingsvergunningprocedure planologisch mogelijk is gemaakt.
Om de ontwikkeling toch juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied ligt in het buitengebied van Dronten, ten westen van de kern, aan de Wisentweg 27. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Rondom is voornamelijk sprake van agrarische gronden. Ten oosten, grenzend aan het plangebied, en ten zuidoosten, op circa 20 meter afstand tot het plangebied, is sprake van twee agrarische bedrijven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
Bestemmingsplan Buitengebied (D4000)
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)', dat is vastgesteld op 30 september 2015 en onherroepelijk geworden op 6 oktober 2016. Hierin is het gebied bestemd als 'Agrarisch'. De bestaande bedrijfskavel is daarnaast voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel'. Daarnaast geldt deels de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' en geldt voor alle gronden buiten de bestaande bedrijfskavel de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m'. In een zone langs de weg geldt daarnaast de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'. Tot slot geldt voor alle gronden de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied (D4000)
Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn de gronden bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Uitsluitend akkerbouw is mogelijk en veeteelt is ter plaatse niet toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' is de uitoefening van het agrarisch bedrijf toegestaan. Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebouwen, overkapping waaronder koelhuizen, bedrijfswoningen en de bijbehorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen onder andere toegestaan. Een bedrijfsgebouw mag maximaal 15 meter hoog gebouwd worden met een goothoogte van 9 meter. De dakhelling moet tussen de 15 en 60 graden gebouwd worden. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen de grenzen van de bedrijfskavel gebouwd worden.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' mogen gebouwen worden gebouwd indien ter plaatse van de bedrijfskavel geen ruimte meer is om deze gebouwen te realiseren. Hierbij gelden dezelfde bouwregels als binnen de bedrijfskavel.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde/middelhoge archeologische waarden van de gronden. Hier geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden voordat de ontwikkeling gerealiseerd kan worden. Omdat daarnaast de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m' ook geldt, geldt deze regeling alleen voor ontwikkelingen die de bodem dieper dan 1 meter roeren.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding geluidzone- weg' zijn de gronden tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens die welke op grond van de regels bij de daar voorkomende bestemmingen zijn toegelaten.
Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'. Deze gronden zijn mede aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad. De maximum hoogte hiervoor bedraagt 150 meter.
Omgevingsvergunning Wisentweg 27 te Dronten
Op 3 juni 2019 is een omgevingsvergunning met uitgebreide procedure verleend met als projectgebied het gehele plangebied. Door middel van deze omgevingsvergunning is fase 1 van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf aan de Wisentweg 27 mogelijk gemaakt. In deze fase is de realisatie van een nieuwe bedrijfsloods ten westen van de destijds bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. Het ging om een loods van 40 bij 80 meter, met een bouwhoogte van 14 meter. In dit bestemmingsplan zal ook deze loods in de regeling worden meegenomen.
Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten
Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 februari 2017. Deze nieuwe regeling voorziet in een aanpassing van de bestemmings- of doeleindenomschrijving. Het gaat hierbij om bestemmingen waar de woonfunctie als 'het wonen' is omschreven. Dit begrip wordt vervangen door 'woningen' . Hier zijn woningen in principe weer bedoeld voor de vestiging van één huishouden.
Voorbereidingsbesluit geitenhouderijen
Op 29 januari 2019 is een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van geitenhouderijen, waarbij nieuwvestiging van geitenhouderijen en uitbreiding van bestaand geitenhouderijen binnen 2 kilometer van een woonkern is verboden op basis van dit voorbereidingsbesluit.
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en de ruimtelijke inpassing daarvan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het voor het project relevante, beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 worden de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het project besproken. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een beknopte samenvatting en conclusie van de ruimtelijke onderbouwing weergegeven.
In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling binnen de context van de huidige situatie.
In de huidige situatie is aan de Wisentweg 27 Dronten reeds een landbouwbedrijf aanwezig. Er worden pootaardappelen, consumptieaardappelen, zaaiuien en winterwortelen geteeld en opgeslagen.
Ten behoeve van dit bedrijf zijn in de huidige situatie reeds vijf bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning op het perceel gevestigd. Het gaat hierbij om drie bewaarplaatsen voor aardappelen en uien en een werkruimte/machineberging. Tevens is in 2019 een vergunning verleend voor de bouw van een extra bedrijfsgebouw. Deze is ten westen van de bestaande bebouwing gerealiseerd en betreft eveneens een bewaarloods. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven met daarop de huidige situatie op het perceel. De bestaande bedrijfsgebouwen vullen de bedrijfskavel. De bestaande gebouwen zijn omringd door erfsingelbeplanting. In het plangebied zijn ten westen van de huidige bedrijfsbebouwing kabels en leidingen aanwezig, waardoor deze gronden niet bebouwd kunnen worden.
Het perceel is via een in- en uitrit aangesloten op de Wisentweg. Aan de voorzijde van het perceel is een watergang aanwezig, waar de uitrit met een duiker overheen loopt.
figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied
Het voornemen is om in het plangebied, als onderdeel van fase 2 van de uitbreiding van het bedrijf, twee nieuwe bedrijfsloodsen te realiseren, die dienen als bewaarplaats voor de producten die het bedrijf produceert. De bedrijfsloodsen krijgen oppervlaktes van respectievelijk circa 40 bij 40 meter en circa 40 bij 60 meter. Het bedrijfsperceel krijgt hiermee een oppervlakte van 142 meter breed en 230 meter lang, inclusief alle verhardingen rondom de bebouwing.
De nieuwe bedrijfsloodsen worden ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing en de reeds vergunde bedrijfshal gerealiseerd. Om een doorgang tussen de bestaande/vergunde bebouwing en de nieuwe bedrijfsloodsen open te laten, wordt een afstand van 7 meter tussen de gebouwen aan de noordzijde aangehouden. Deze locatie is, mede in verband met de logistiek, de meest ideale locatie om de bedrijfsloodsen te realiseren. De overschrijding van het agrarisch zoekgebied is minimaal, maar wel noodzakelijk door de aanwezigheid van kabels en leidingen waardoor een bebouwingsvrije zone gehandhaafd moet blijven.
Daarnaast wordt ten noorden van de nieuwe bedrijfsloodsen nog een verharding aangebracht over de gehele breedte van het perceel met een diepte van circa 25 meter. Hier zullen de compost opslag en de vaste mest opslag geplaatst worden. Deze verharding zal pas worden aangelegd zodra de twee bedrijfsloodsen gerealiseerd zijn. Op figuur 2.2 is de nieuwe inrichting van het plangebied weergegeven. In figuur 2.3 is specifiek ingezoomd op de gronden waar de nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Ten noorden van de bedrijfsloodsen en de opslag van compost en mest wordt een erfsingel aangeplant. Hierachter wordt, ten behoeve van de afwatering van het perceel, een 4 meter brede sloot aangelegd.
In de huidige situatie is de capaciteit van de opslagmogelijkheden te beperkt gebleken. In 2019 was het nog nodig om 2.600 ton consumptie aardappelen, 2.800 ton uien en 4.000 ton winterwortelen bij derden op te slaan. Dit zijn hogere cijfers dan destijds konden worden opgeslagen op het eigen perceel. Omdat de huidige capaciteit van de huidige opslagmogelijkheden te beperkt is en, om de bedrijfsvoering goed voort te zetten zijn er nieuwe opslagruimtes op het perceel nodig.
Figuur 2.2 Inrichting plangebied in de nieuwe situatie
Figuur 2.3 Uitsluitend het noordelijke deel van het perceel in de nieuwe situatie
Landschappelijke inpassing
In de huidige situatie zijn zowel de bestaande bedrijfsgebouwen als de vorig jaar vergunde bedrijfshal voorzien van een goede landschappelijke inpassing doordat aan alle zijden erfsingelbeplanting is aangeplant. Ook in de voorgenomen situatie worden de bedrijfsgebouwen, inclusief de nieuwe bedrijfsloodsen, voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Door aan de noord-, west- en oostzijde een nieuwe singel aan te planten van minimaal 6 meter breed bestaande uit kruid-, struik- en boomlaag, worden ook de nieuwe bedrijfsloodsen volledig omringd door een afschermende groensingel. Hiervoor is een plantenschema opgesteld, die reeds is ingediend bij het bevoegd gezag. De aan te planten erfsingel is eveneens weergegeven in figuur 2.2 en figuur 2.3. Hierbij wordt rekening gehouden met het 10 meter criterium, dat voorschrijft dat aan de zijkanten en achterkant van het perceel een bebouwingsvrije ruimte van 10 meter breed moet worden gehandhaafd. In deze bebouwingsvrije ruimte wordt tevens de erfsingel aangelegd.
In dit hoofdstuk staat een beschrijving van het voor het plangebied van toepassing zijnde beleid, dat een direct verband houdt met de gewenste ontwikkeling. Daarbij wordt ingegaan op rijks- provinciaal-, en gemeentelijk beleid. Wanneer van toepassing kan het overige beleid nadere uitgangspunten voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied opleveren.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
De beoogde ontwikkelingen in het plangebied raken geen van de nationale belangen en is daarmee niet in strijd met het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied. Onder stedelijke ontwikkelingen wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De aanleg van twee bedrijfsloodsen bij een bestaand agrarisch bedrijf betreft geen stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
Omgevingsvisie Flevoland - Flevolandstraks
De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 september 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities we hebben voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.
In de visie staan de belangrijkste onderwerpen en ambities voor de toekomst van Flevoland. In de Omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt in kernopgaven en strategische opgaven. Deze opgaven hebben een tijdshorizon van circa tien tot vijftien jaar.
De drie kernopgaven zijn: het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving), krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving) en ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving). De strategische opgaven zijn: regionale kracht, circulaire economie, landbouw: meerdere smaken.
Kernopgave: Het verhaal van Flevoland.
In deze opgave wil de provincie laten zien waar ze vandaan komen. In 2030 en verder wil Flevoland de kroon op de eeuwenlange Hollandse inpolderingstraditie zijn. Dan staat Flevoland wereldwijd bekend als een 20e-eeuws wederopbouwlandschap met herinneringen uit een verder verleden.
De provincie wil dit bereiken door mensen het lef te laten hebben om de kansen voor nieuwe ontwikkelingen te pakken; zoals transformatie in de landbouw en duurzame energie.
Kernopgave: Ruimte voor Initiatief
De provincie wil er zijn voor zijn inwoners en wil de krachten vanuit de samenleving dan ook benutten. Hiervoor bieden ze ruimte voor ondernemers en mensen die hun droom willen realiseren. Iedereen die wil bijdragen aan een duurzame toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd.
Strategische opgave: Circulaire Economie
Voor Flevoland ligt in de omschakeling naar een circulaire economie een kans. In een circulaire economie worden materialen eindeloos hergebruikt en zijn producten zoveel mogelijk gemaakt van hernieuwbaar materiaal. In 2030 en verder staat Flevoland bekend als de grondstoffenleverancier voor de circulaire economie. (Rest)stromen uit de landbouw, bedrijven en huishoudens worden geschikt gemaakt voor duurzaam (her)gebruik. Groene grondstoffen en gebruikte materialen worden zodanig bewerkt dat ze snel en gemakkelijk hun weg vinden naar bestaande en nieuwe afzetmarkten, in Flevoland, in Nederland en wereldwijd.
Strategische opgave: Landbouw: Meerdere Smaken
Flevoland is van oorsprong een landbouwprovincie. Ontwikkelingen in deze sector vragen een groot aanpassingsvermogen. In 2030 en verder staat Flevoland bekend om haar meerdere smaken in de agrosector, die door haar aanpassingsvermogen vernieuwingen en innovaties voortvarend en snel in praktijk brengt.
De ontstaansgeschiedenis van de polder is terug te vinden in de kwaliteiten. Flevoland is sterk in techniek, technologie en primaire productie, zoals pootaardappelen en biologische landbouw. Vanuit de lucht lijkt de landbouw in de provincie op elkaar, maar op het erf heeft elk bedrijf zijn eigen specialisatie, schaal en bedrijfsmodel. Er is veel variatie en deze neemt toe, van verwerking, energie, technologie tot stadslandbouw.
In dit geval wordt een bestaand landbouwbedrijf uitgebreid, waardoor schaalvergroting en efficiëntie optreden binnen het bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.
Omgevingsprogramma Flevoland
In het Omgevingsprogramma Flevoland is ervoor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.
De provincie stelt in het omgevingsprogramma dat zij de vitaliteit van het landelijk gebied wil vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer wil afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Ten aanzien van agrarische activiteiten is ook in Flevoland sprake van schaalvergroting en herstructurering van de landbouw. De provincie wil agrarische bedrijvigheid die zich in de eerste plaats richt op duurzame productie en verwerking van landbouwproducten optimale ontwikkelingskansen geven. Bovendien wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied om het economisch draagvlak te verbreden en deze te verweven met de bestaande landbouwfunctie. In de beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn de voorwaarden en maatvoering concreter uitgewerkt. Verder moet er voldaan worden aan een goede ruimtelijke ordening, waaronder een landschappelijke inpassing en een goede verkeersafwikkeling.
De landbouw verandert in hoog tempo van een beschermde en ondersteunde sector naar een sector die moet concurreren op de wereldmarkt. Bedrijven reageren hierop met schaalvergroting, specialisatie, intensivering en een verschuiving van akkerbouw naar veehouderij. Ook zijn er bedrijven die oplossingen zoeken in verbreding van de bedrijfsvoering, zoals verwerking van agrarische producten, het telen van energie- of andere gewassen, mestvergisting, recreatie en toerisme. De provincie wil de agrarische sector in de verdere ontwikkeling faciliteren en ondersteunen. In een duurzame, vitale landbouwsector ontstaan er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling van andere economische functies in het landelijk gebied.
De voorgenomen ontwikkeling betreft schaalvergroting van een bestaand agrarisch bedrijf. Deze ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in het omgevingsprogramma.
Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
De provinciale beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008' is van toepassing op perceelsgebonden ontwikkelingen in het agrarisch gebied. Het landelijk gebied van Flevoland heeft voor een groot deel een agrarische functie. Ontwikkelingen in de landbouwsector maken het wenselijk meer ruimte te bieden aan kleinschalige niet-agrarische of agrarisch aanverwante functies en vergroting van (voormalige) agrarische bouwpercelen, voor zover deze de bestaande activiteiten en functies niet hinderen, niet leiden tot verstedelijking van het landelijk gebied en landschappelijk, milieutechnisch en verkeerskundig goed worden ingepast. Daarbij dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw behouden te blijven of verder versterkt te worden.
De beleidsregel gaat in op erfvergroting. Vergroting is mogelijk onder enkele voorwaarden. De criteria van de beleidsregel komen vrijwel overeen met het beleidskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare dat de gemeente als kaderstellend beleid hanteert. Bij het gemeentelijk beleid is het plan per criterium nader uitgewerkt.
De provincie heeft aangegeven dat het aspect duurzame verstedelijking en een goede landschappelijke inpassing specifiek aandacht verdienen in het bestemmingsplan. Het aspect duurzame verstedelijking is weergegeven bij het rijksbeleid. De landschappelijke inpassing is beschreven bij de planbeschrijving. Het plan voldoet aan de eisen die gesteld zijn aan het toetsingskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare.
Structuurvisie Dronten 2030
In het najaar van 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten een structuurvisie vastgesteld. Naast het richting geven aan de toekomstige ontwikkelingen in de gemeente Dronten is de structuurvisie vooral bedoeld om te enthousiasmeren, te verleiden en te inspireren en andere partijen aan te zetten tot initiatieven en investeringen. De structuurvisie is daarmee niet alleen een kader, maar ook een aanjager voor toekomstige ontwikkelingen. Zij moet niet alleen de gemeente, maar ook ondernemers, bewoners en andere overheden aanzetten tot initiatieven en acties. Het gaat er in de structuurvisie om dat niet alleen problemen benoemd worden en oplossingen aangedragen worden, maar vooral ook dat de ‘genius loci’ (het DNA) van de gemeente benoemd wordt en dat ingezet wordt op het behouden en verbeteren van die identiteit.
Dronten is van oudsher een agrarische gemeente en ook vandaag de dag is de landbouw nog altijd een zeer belangrijke pijler in de gemeente. Vooral de akkerbouw vormt een belangrijk onderdeel van de Drontense economie en bepaalt voor een groot deel het landschappelijk beeld van de gemeente. Het grootschalige open landschap heeft nog steeds een grotendeels agrarisch karakter en dat moet ook in de toekomst zo blijven. De landbouwsector en de innovatie die daarin plaatshebben moeten ook in 2030 in Europa nog steeds hoog aangeschreven staan.
Het grootschalige agrarische kerngebied draagt in sterke mate bij aan het imago en de voorbeeldfunctie van de gemeente op het gebied van duurzaamheid. De gemeente Dronten is al sinds 2007 CO²-neutraal, wat vooral een gevolg is van de aanwezigheid van windturbines in het agrarische kerngebied. In 2030 wil de gemeente klimaatneutraal worden.
Een belangrijke ontwikkeling die al enige tijd gaande is en die in de toekomst verder door zal zetten, is de schaalvergroting die noodzakelijk is om de bedrijfsvoering te laten renderen (het samenvoegen van land van meerdere bedrijven in één bedrijf). In de gemeente Dronten is voldoende ruimte voor deze schaalvergroting. In de “Economische Visie Dronten 2015 - Koersen op Karakter” (2010) is reeds ingezet op het verruimen van de mogelijkheden voor agrariërs. Dit geldt vooral voor de akkerbouw.
Beleidskader erfvergroting groter dan 2,5 hectare
Voor de uitbreiding van erfvergroting boven 2,5 hectare is een beleidskader opgesteld. Dit beleidskader is een zelfstandig onderdeel en valt buiten de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Het voorstel is om met maatwerk een erfvergroting van 2,5 hectare tot 3,5 hectare mogelijk te maken. Deze 3,5 hectare is een bruto maat. Netto blijft een oppervlakte van ongeveer 2,7 hectare over. Maatwerk betekent dat buiten de herziening om een beleidskader wordt gegeven met criteria waaraan getoetst moet worden. Op basis hiervan kan met een aparte ruimtelijke procedure (zoals dit bestemmingsplan) de ontwikkeling planologisch mogelijk worden gemaakt. Per criterium van het beleidskader is in relatie tot het initiatief hieronder een korte toelichting gegeven.
a. Ruimte binnen het huidige erf:
Binnen het bestaande erf moet geen ruimte meer zijn voor de benodigde uitbreiding. Het huidige bouwblok is efficiënt ingericht en geheel vol. Er is geen ruimte om de gewenste bedrijfsuitbreiding te realiseren. In het agrarisch zoekgebied rondom de kavel is nog wel ruimte. Hier worden de hallen dan ook gerealiseerd. Door de ligging van kabels en leidingen en het behoud van een doorgang naar het noorden toe, moet er minimaal 17,6 meter tussen de nieuwe bedrijfsloodsen vrij blijven. Hierdoor komt de bedrijfshal aan de westzijde iets buiten het agrarisch zoekgebied te staan.
b. Benutten vrijgekomen agrarisch erf:
De uitbreiding betreft een functie die aanvullend is op het huidige bedrijf. Het benutten van een vrijkomend agrarisch erf voor deze functie sluit niet aan op een goede bedrijfsvoering en is niet mogelijk in relatie tot de investeringen die noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van dit type bedrijf.
De uitbreiding betreft opslag ten behoeve van het huidige bedrijf. In de bedrijfsloodsen vindt opslag en koeling van de producten van het bedrijf plaats. Voor een goede bedrijfsvoering is het van belang dat dit op hetzelfde perceel plaatsvindt als waar de productie plaatsvindt. Bovendien is geen sprake van te koop aangeboden percelen in de directe omgeving.
c. De langdurige vergroting van de productieomvang:
Er moet sprake zijn van langdurige vergroting van de productieomvang en een aantoonbare noodzaak voor de bedrijfsvoering.
Het bedrijf in het plangebied is een modern landbouwbedrijf met een duidelijk toekomstperspectief. Momenteel heeft het bedrijf aan eigen/erfpacht en pachtgrond ruim 260 ha. Daarnaast huurt het bedrijf hetzelfde areaal. Ruim 500 ha wordt beteeld. Het toekomstperspectief is gericht op deze schaal grootte waarbij het bedrijf het van belang acht om daar een groot deel vanzelf te kunnen opslaan. Het oprichten van de nieuwe bedrijfsloodsen zorgt ervoor dat er meer productie opgeslagen kan worden, waardoor de productie omhoog kan. Dit zorgt voor de vergroting van de productieomvang. Momenteel worden er 2.700 kisten voor de opslag van winterwortelen bij gehuurd en wordt voor 3.200 ton opslag bij gehuurd voor consumptieaardappelen en zijn er 3.000 ton zaaiuien vervroegd afgezet bij gebrek aan bewaring. Het machinepark staat momenteel op vier adressen omdat er aan de Wisentweg 27 geen plaats voor is. Dit brengt forse huurkosten met zich mee. Met de uitbreiding van opslagloodsen aan de Wistenweg 27 wordt dit meer gecentreerd en dalen de huurkosten.
d. Grondgebonden bedrijfsvoering:
Er moet sprake zijn van grondgebonden bedrijfsvoering. Bij een grondgebonden agrarisch bedrijf mag een intensieve tak met een bedrijfsvloeroppervlak van 3.500 m2 worden toegevoegd. Voor dit bedrijf geldt dat er zowel in de huidige als in de nieuwe situatie sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf.
Op dit moment zit de oppervlakte productiegrond op een dusdanig hoog niveau dat er veel opslaglocaties moeten worden bij gehuurd. De productie zal dan ook niet toenemen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Het uitgangspunt is om de huidige productieomvang meer centraal te kunnen opslaan, waarvoor de nieuwe loodsen worden gerealiseerd.
e en f: Interne verkeersstromen en parkeren:
In de nieuwe situatie is rekening gehouden met voldoende ruimte op eigen terrein om te manoeuvreren met landbouwmaterieel en vrachtwagens. Op de verharding langs de bedrijfsbebouwing is voldoende ruimte om te parkeren.
g. Toereikendheid inftrastructuur:
De ontsluiting van het perceel is goed geregeld. Het perceel sluit aan de zuidzijde aan op de Wisentweg, via deze weg is de kern van Dronten en het hoofdwegennet te bereiken. Dit is uitgebreid beschreven in paragraaf 2.2 onder het kopje 'verkeer en parkeren'.
h. Nachtelijke lichtuitstraling:
Nachtelijke lichtuitstraling moet zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de nieuwe gebouwen is geen sprake van relevante nachtelijke lichtuitstraling.
i en j. Vorm en inrichtingsprincipe erf:
De vorm van het agrarisch bouwperceel moet passen in het landschap. De vorm van het erf moet rechthoekig zijn met een diepte die groter is dan de breedte. Tussen de bebouwing en de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 10 meter afstand worden gehouden waarin een erfsingelbeplanting met een breedte van ten minste 6 meter wordt aangeplant.
Het perceel volgt in de huidige en nieuwe situatie de verkavelingsrichting in het landschap. Het perceel wordt circa 135 meter breed en 210 meter diep. In de voorgestelde inrichting (zie hoofdstuk 2) is rekening gehouden met de 10 meter zone en een erfsingel van 6 meter breed inclusief inheemse soorten; kruid-, struik- en boomlaag, in één rechte lijn. Voor de samenstelling van deze singel worden de uitgangspunten van de gemeente gevolgd. Hiermee wordt aan voorgenoemde voorwaarden voldaan.
k. Dialoog met omgeving:
Bij erfvergroting is de dialoog met de omgeving is belangrijk. Om te waarborgen dat dit gebeurt kan gekozen worden uit enkele 'participatiemaatregelen'. De initiatiefnemer is met omwonenden (naaste buren) in gesprek gegaan en heeft zijn plannen toegelicht aan de hand van inrichtingstekeningen. Daarnaast hebben belanghebbenden de mogelijkheid om te reageren tijdens de ruimtelijke procedure die voor de voorgenomen ontwikkeling wordt gevoerd. Daarmee is voldoende participatie uitgevoerd.
Archeologie beleid gemeente Dronten
In 2009 is het Archeologiebeleid voor de gemeente Dronten vastgesteld. De uitgangspunten die hierin naar voren komen zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Bij de omgevingsaspecten zijn de hier benoemde waarden en de mogelijke consequentie voor het plan verder uitgewerkt.
Welstandsnota gemeente Dronten
Het welstandstoezicht is het sluitstuk van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Als schakel in een keten van ruimtelijke plannen is het welstandstoezicht in hoge mate afhankelijk van de kwaliteit van andere ruimtelijke plannen zoals structuurvisies, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en beeldkwaliteitsplannen.
De gemeente heeft zelf de mogelijkheid te bepalen aan welke welstandscriteria een bouwplan dient te voldoen. In de welstandsnota wordt per deelgebied aangegeven aan welke welstandscriteria een bouwplan dient te voldoen. Ook zijn in deze nota zogenaamde sneltoetscriteria opgenomen voor veel voorkomende kleine bouwwerken.
Het initiatief is voorgelegd aan de welstandscommissie. Het plan is beoordeeld op grond van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht en de criteria zoals vermeld in het betreffende welstandsgebied van de gemeente. De commissie heeft geconcludeerd dat het plan in dit stadium van de planontwikkeling voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Conclusie:
Het gemeentelijk beleid staat positief tegenover verdere ontwikkeling van het agrarisch gebied. Het initiatief voldoet aan de beleidsregel erfvergroting groter dan 2,5 hectare. Hiermee voldoet het project aan de belangrijkste uitgangspunten ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het buitengebied.
Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorverkeer en industrie. Indien en binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Toetsing
Met de ontwikkeling van de van de bedrijfsloodsen wordt geen geluidgevoelig object ontwikkeld. Daarom hoeft geen toetsing aan de Wet geluidhinder plaats te vinden en vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van het project.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijk ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met de ontwikkeling van de bedrijfsloodsen dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van milieugevoelige functies in de omgeving. Hiervoor dient getoetst te worden aan de richtafstanden conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Conform de richtafstanden geldt voor het bedrijf in het plangebied de milieucategorie 2, met een richtafstand van 30 meter. Binnen deze richtafstand is geen sprake van milieuhindergevoelige objecten. Bovendien breidt het perceel zich niet uit in de richting van nabijgelegen zuidoostelijke bedrijfswoningen, waardoor de situatie aangaande deze bedrijfswoningen niet verslechterd. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor dit project.
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie.
Toetsing
Binnen het plangebied wordt twee bedrijfsloodsen gerealiseerd. Deze loodsen dienen puur ter opslag van de producten. Er zullen niet voor meer dan twee uur per dag mensen in de loodsen aanwezig zijn. Om die reden betreft het gebouw geen bodemgevoelig object en is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Er is gezien de huidige agrarische bestemming ook geen reden om aan te nemen dat de bodem ter plaatse niet geschikt zou zijn voor deze ontwikkeling.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit project geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Ketelmeer & Vossemeer. Dit Natura 2000-gebied ligt op circa 7,77 kilometer afstand tot het plangebied. Binnen het plangebied is in de huidige situatie al het bedrijf aanwezig, waarvoor de bedrijfsloods gaat dienen. Gezien de aard en omvang van het verschil tussen de huidige situatie en de voorgenomen situatie zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie ook uitgesloten. Dit is berekend in de stikstofberekening die is opgenomen in bijlage 1. Er is geen sprake van een significante depositie. Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wnb.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
Om uit te wijzen of sprake is van beschermde soorten waar bij de uitvoering van dit project rekening mee gehouden moet worden, is in het kader van de in 2019 vergunde bedrijfsloods een ecologische quickscan op het perceel uitgevoerd (bijlage 2). Hieruit is naar voren gekomen dat het voorkomen van en effecten op vleermuizen en vogels kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in Provincie Flevoland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Naar aanleiding hiervan kan worden aangenomen dat deze conclusies ook van toepassing zijn op de naastgelegen gronden waar de nieuwe bedrijfsloodsen worden gerealiseerd. Dit betreffen dezelfde soort gronden.
Op grond van deze analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; het voornemen nieuwe bedrijfsloodsen te realiseren ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Wisentweg 27 te Dronten is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, wateroverlast, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening.
Wet- en regelgeving en beleid
De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.
KRW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen. Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw(WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.
Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke ordening (Wro). Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Belangrijke ambities hierin zijn het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. Het geeft maatregelen die in de periode 2016 - 2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water
biedt te benutten. Nederland voldoet met dit plan aan de Europese eisen beschreven in de KRW, de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS), het plan geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland
Het Waterbeheerplan 2016-2021 (WPB3) bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.
Toetsing
De ontwikkeling is digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Zuiderzeeland. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 3. Het waterschap adviseert vanuit de digitale watertoets de normale procedure. Dit betekent dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding. In overleg met het waterschap is daarop deze waterparagraaf opgesteld.
Thema Voldoende water
Wateroverlast
Streefbeeld
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt wateroverlast
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening. De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013. Bij de hantering van de bergingsnorm (onderdeel van beleidsregel compensatie toename verharding en versnelde afvoer) gaat het om het benodigde oppervlak open water op de hoogte van het streefpeil.
De voorgenomen loodsen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 4.000 m2. Daaromheen wordt oppervlakteverharding aangebracht van circa 3.000 m2 door middel van toepassing van stelconplaten. De toegenomen verhardingsoppervlakte bedraagt daarmee 7.000 m2. Als gevolg hiervan zal circa 800 m2 aan compensatie moeten worden uitgevoerd.
Omdat het bebouwd perceel van het bedrijf wordt uitgebreid, wordt in de nieuwe situatie een watergang rondom het perceel aangelegd. Deze watergang is tevens ingetekend op figuur 2.2. Na realisatie hiervan (en na de afronding van de erfvergroting) ontstaat een extra wateroppervlakte van 440 m² ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee wordt voldoende extra wateroppervlakte gecreëerd om te voorzien in de watercompensatie voor het eerste deel van de ontwikkelingen op het perceel. Om ook te voorzien in de watercompensatie voor de aanleg van de nieuwe loodsen wordt de achterste sloot 4 meter breder gemaakt. Hierdoor ontstaat 864 m3 aan extra water, en wordt in de compensatie voorzien. Langs de watergang zal voldoende ruimte blijven voor onderhoud.
Anticiperen op watertekort
Streefbeeld
Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.
Ten behoeve van de planontwikkeling is geen bronnering van grondwater noodzakelijk. Er wordt in dit plan geen gebruik gemaakt van bodemenergie ofwel warmte, koude opslag. Tot slot zal bij deze planontwikkeling geen grondwater worden onttrokken ten behoeve van beregening, veedrenking of bedrijfsmatige toepassingen.
Thema schoon water
Goed omgaan met afvalwater
Streefbeeld
Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
Uitgangspunten
In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.
Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd. Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.
Het verdient de voorkeur om bij de inrichting van nieuwe terreinen preventieve maatregelen te nemen die onkruidbestrijding met behulp van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding uitsluitend volgens wettelijke gebruiksvoorschriften en met wettelijk verplichte DOB-methode wordt toegepast. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt met als resultaat dat er minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.
In het bestemmingsplan kunnen geen regels worden opgenomen ten aanzien van preventieve maatregelen voor onkruidbestrijding. Hier zal in de gebruiksfase rekening mee worden gehouden.
Wat betreft de verwerking van afvalwater is voor het perceel in januari 2022 een pop3 subsidie toegewezen. De emissie houdt het volgende in:
Bedrijfsbreed betekent dit dat er geen verontreinigd afvalwater geloosd wordt.
Hemelwater
In tegenstelling tot huishoudelijk of bedrijfsafvalwater is het niet nodig om schoon hemelwater naar een centrale waterzuivering af te voeren. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken kan worden geïnfiltreerd of direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
Hemelwater zal via een regenpijpsysteem rechtstreeks vanaf de nieuwe bedrijfsloods op de nieuwe watergang rondom het perceel worden afgevoerd. Het voornemen bestaat om in de toekomst hemelwater op te vangen en te gebruiken voor gewasbesproeiing. Bij de realisering van de bedrijfsloods wordt geen gebruik gemaakt van uitloogbare materialen, waardoor het hemelwater als schoon water op de watergang wordt afgevoerd.
Veiligheid
In het plangebied is geen sprake van (regionale) waterkeringen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het plangebied ligt ook niet buitendijks. Er zijn daarom geen maatregelen ten aanzien van het thema veiligheid van toepassing.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate'(NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een project valt onder meer in deze categorie wanneer aannemelijk is dat het project de 3 % grens niet overschrijdt.
Toetsing
Het project betreft de realisatie van twee bedrijfsloodsen ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering op het perceel. Het is niet aannemelijk dat als gevolg hiervan een significante groei van de verkeersbewegingen zal ontstaan. Dit is eveneens beschreven onder het kopje 'Verkeer en parkeren' in paragraaf 2.2. Het voornemen zal daarom als 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Toetsing
De gemeente Dronten heeft eigen archeologisch beleid. Dit beleid is vertaald in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Op basis hiervan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen voor de gronden waar de bedrijfsloodsen wordt gerealiseerd. Conform de regeling van deze dubbelbestemming is bij ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1,7 hectare een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast geldt de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie dieptecriterium 1m'. Hiermee wordt geregeld dat de eerder genoemde grenswaarde alleen geldt voor ontwikkelingen die niet dieper dan 1 meter onder het maaiveld worden geboord.
De bedrijfsloodsen krijgen een oppervlakte van circa 6.000 m². Daarmee wordt ruimschoots onder de grenswaarde van de archeologische dubbelbestemming en is dus geen onderzoek noodzakelijk.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
In het buitengebied van Dronten, ter plaatse van het plangebied is sprake van verschillende cultuurhistorische elementen die waardevol zijn voor Dronten. Het gaat hierbij om de lineaire structuur van het landschap, het verkavelingspatroon met rechthoekige bedrijfskavels en de kenmerkende erfsingelbeplanting.
In de uitvoering van dit project wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen ter plaatse van het plangebied. Zo is een beplantingsplan (bijlage 1 bij de regels) opgesteld voor het realiseren van een kenmerkende erfsingel, wordt de kavel weliswaar vergroot maar behoudt deze zijn rechthoekige structuur en wordt de lineaire structuur van het landschap niet aangetast. Daarmee is het project in overeenstemming met de relevante cultuurhistorische elementen. Cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheren van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (CRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
De bedrijfsloodsen die binnen het plangebied gerealiseerd wordt betreft geen risicogevoelig object. Daarnaast is deze bedrijfsloodsen tevens geen risicovolle inrichting. Er is overigens ook geen sprake van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die invloed hebben op ontwikkelingen in het plangebied. Nader onderzoek naar de externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
In het plangebied liggen centraal in noord-zuidrichting meerdere kabels. Dit betreffen stroomkabels richting het trafohuisje achter op het perceel. Hier wordt rekening mee gehouden door een bebouwingsvrije strook aan te houden ter plaatse van de kabels. Dit zorgt tevens voor een doorgang van de voorzijde naar de achterzijde van het perceel. Voor het overige is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden.
Verder geldt een luchtvaartverkeerzone ter plaatse van het plangebied. Op basis van de regeling behorend bij deze zone is het niet toegestaan om hoger dan 150 meter te bouwen. Hier wordt ruimschoots onder gebleven bij de voorgenomen ontwikkeling.
In de toekomstige situatie worden twee extra bedrijfsloodsen ten behoeve van het bestaande agrarische bedrijf gerealiseerd. De bedrijfsloodsen krijgen een gezamenlijke oppervlakte van circa 4.000 m2 en worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van opslag van de producten (aardappelen en uien).
Omdat het bedrijf in de huidige situatie al in het plangebied aanwezig is, vinden de verkeersbewegingen ten behoeve van de opslag in de huidige situatie ook al plaats op dit perceel. Nu is het echter zo, dat de opslag van producten, waarvoor geen capaciteit op het perceel Wisentweg 27 aanwezig is, plaatsvindt bij derden op andere locaties. In de voorgenomen situatie zal deze opslag geheel plaatsvinden op het eigen perceel. Daardoor zal het aantal verkeersbewegingen dalen en afgewikkeld worden over de Wisentweg.
Ten aanzien van parkeren kan, gezien de omvang en de ruime inrichting van het perceel, worden gesteld dat hier voldoende ruimte voor is op eigen erf. Ook in de huidige situatie wordt het parkeren al geheel op eigen erf voorzien.
Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het gebied goed is omdat gebruik kan worden gemaakt van de bestaande infrastructuur. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
Onderhavige ontwikkeling betreft een perceelsgebonden ontwikkeling die niet is opgenomen in de lijsten C en D van het Besluit Mer. Daarmee kan op voorhand worden gesteld dat een mer-beoordeling niet noodzakelijk is.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van een bestemming. Het juridisch systeem en de gelegde bestemmingen en aanduidingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Agrarisch
De bestemming Agrarisch is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)'. Dezelfde regeling is van toepassing in het plangebied, met dien verstande dat de bedrijfskavel is uitgebreid, passend bij de voorgenomen uitbreiding van het agrarisch bedrijfsperceel. Daarbij is geen zoekgebied rondom het bedrijfsperceel opgenomen, omdat met dit plan al wordt voorzien in de maximale uitbreiding van het agrarisch bedrijf. Binnen de bestemming 'Agrarisch' gelden de volgende functieaanduidingen:
Voor een uitgebreide toelichting op de bestemmingsregels van de bestemming 'Agrarisch' wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied (D4000)', vastgesteld op 30 september 2015 en onherroepelijk geworden op 6 oktober 2016, van de gemeente Dronten.
Waarde - Archeologie 4
Ook de regeling van de archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit het geldende plan. Dit houdt in dat de regels zijn afgestemd op de Archeologische beleidskaart. Voor ruimtelijke ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 1,7 hectare is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Geluidzone - weg
Binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - weg' zijn gronden aan weerszijden van wegen tevens aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer.
Luchtvaartverkeerzone
Binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden tevens aangeduid voor het tegengaan van te hoge bouwwerken en beplanting in verband met het vrijhouden van de invlieghoogtes van het zweefvliegterrein en de luchthaven Lelystad. Op basis van deze regeling mag niet hoger dan 150 meter worden gebouwd.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Participatie
Voorafgaand aan de planprocedure hebben de initiatiefnemers de omwonenden middels een brief geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Deze brief was vergezeld van een tekening waarop de ontwikkeling zichtbaar is gemaakt. Deze brief, inclusief ondertekening van omwonenden ter bevestiging van het hebben gelezen van de brief, is vervolgens overhandigd ter informatie aan de gemeente.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening van de gemeente inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Tevens is het plan in deze periode aangeboden aan overlegpartners.
De provincie heeft in reactie laten weten aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen op het bestemmingsplan.
Het waterschap Zuiderzeeland heeft daarentegen wel een vooroverlegreactie ingediend. Hierin vraagt het waterschap op de waterparagraaf in dit bestemmingsplan aan te passen door een aantal zaken hierin toe te voegen. Hier is gehoor aan gegeven en de aangepaste waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 4.5.
Voor het overige zijn geen reacties binnen gekomen.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hiervan is geen gebruik gemaakt. Er zijn tijdens deze periode geen zienswijzen ontvangen.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 4 juni 2023 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Financiële haalbaarheid
Deze ruimtelijke onderbouwing vormt het toetsingskader voor de realisatie van twee bedrijfsloodsen bij een bestaand agrarisch bedrijf. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt over voldoende financiële middelen te beschikken om deze ontwikkeling te realiseren. Hierdoor is het plan financieel haalbaar.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor de vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn op welke wijze potentiële kosten zullen worden verhaald.
Met dit project is sprake van een bouwplan en is daarom de grondexploitatieregeling van toepassing. In dit geval wordt een anterieure overeenkomst afgesloten waarmee het kostenverhaal voldoende verzekerd is. Hierin wordt ook een planschade afwentelingsovereenkomst meegenomen. Bovendien worden door de gemeente de gebruikelijke leges conform de legesverordening geheven.