Plan: | Dronten - Hanzeweg 20 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0303.D40011-ON01 |
Aan de Hanzeweg 20 in Dronten staat een voormalige boerderij met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. Het perceel is gekocht door de initiatiefnemer om er een zorgboerderij te realiseren.
Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) is voor het plangebied de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Een zorgboerderij is binnen deze bestemming niet mogelijk. Om de zorgboerderij juridisch-planologisch te regelen, kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestaande agrarische bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij'. De gemeente Dronten heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan geeft hieraan invulling.
Het plangebied ligt in het landelijk gebied van de gemeente Dronten, op ongeveer 1,6 kilometer ten oosten van Dronten. De begrenzing van het plangebied omvat de bedrijfskavel van het voormalige agrarisch bedrijf en het agrarisch zoekgebied daaromheen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) is op 5 oktober 2016 vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' en 'specifieke vorm van water - kavelsloot' en de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'.
Binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' is het uitoefenen van een agrarisch bedrijf toegestaan in combinatie met wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Grenzend aan het plangebied is de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' van toepassing.
De functieaanduiding 'specifieke vorm van water - kavelsloot' heeft betrekking op het behoud van de kavelsloot. Dit is een functieaanduiding binnen de bestemming 'Agrarisch'.
Tot slot zijn de regels van de gebiedsaanduiding 'geluidzone- weg' op het perceel van toepassing. De aanduiding is bedoeld voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen vanwege het wegverkeer. De geluidbelasting mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.8, lid d) opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Maatschappelijk - Zorgboerderij', ten behoeve van een functieverandering. Aan het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden verbonden. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan de wijzigingsbevoegdheid.
Uit deze toelichting blijkt dat aan de hiervoor geldende wijzigingscriteria wordt voldaan. Paragraaf 2.3 gaat hier specifiek op in.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Dronten (D4000)' met plangebied
Tenslotte is in het plangebied ook nog het Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten van kracht waarmee er in de gemeente regels zijn gesteld om ongewenste woonvormen te voorkomen. Alhoewel het parapluplan niet relevant is voor dit wijzigingsplan, blijven de regels hiervan onverkort van kracht.
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het wijzigingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een voormalig agrarisch erf aan de Hanzeweg (de N307) 20 te Dronten. Op de noordzijde van het erf staat een voormalige bedrijfswoning, met daarachter twee schuren (van 24 x 17 meter en 20 x 10 meter). Het erf is omsingeld met erfbeplanting. De ontsluiting vindt plaats aan de parallelweg van de Hanzeweg. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 2.1. Het overige deel van het plangebied, ten zuiden en oosten van het bestaande erf, bestaat uit agrarische gronden waar op basis van het geldende bestemmingsplan een regeling van toepassing is voor een agrarisch zoekgebied. Hierin is onder voorwaarden een mogelijkheid opgenomen om een agrarisch bedrijf uit te breiden. Dit zoekgebied wordt op de verbeelding meegenomen, vanwege het vervallen van de regeling door de bestemmingswijziging. Het zoekgebied maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps)
In figuur 2.2 is de huidige situatie vanaf de N307 weergegeven en in figuur 2.3 een foto van het erf.
Figuur 2.2 Vooraanzicht Hanzeweg 20
Figuur 2.3 Huidige situatie erf Hanzeweg 20
Westelijk grenzend aan het plangebied, op het perceel Hanzeweg 18, is een zorgboerderij gevestigd. Verder ligt het plangebied in het open agrarisch landschap met een rationele bebouwing langs de Hanzeweg (N307). Het betreffen voornamelijk agrarische- en woonfuncties. Een luchtfoto van de directe omgeving van het plangebied is weergegeven in figuur 2.4.
Figuur 2.4 Omgeving plangebied
Activiteiten Zorgboerderij
De initiatiefnemer heeft het perceel gekocht ten behoeve van een zorgboerderij om de volgende vormen van kleinschalige zorg te kunnen aanbieden:
De zorg is voor mensen (jong en oud) die tussen wal en schip vallen. Deze mensen zijn vaak te goed voor de sociale werkplaats en vinden hierin geen uitdaging, maar hebben een te grote achterstand om op een normale manier te functioneren in de maatschappij. De doelgroep bestaat uit mensen met autisme, mensen met ADHD, jongeren met een Wajong uitkering, mensen uit de Wet Langdurige zorg, mensen uit de Wet Maatschappelijke zorg, mensen met een Licht Verstandelijke Beperking en eenzame ouderen.
De gebouwen op het perceel worden als volgt gebruikt. De bedrijfswoning wordt intern verbouwd en door de eigenaar van de zorgboerderij in gebruik genomen als woonruimte. De schuur van 24 x 17 meter wordt deels intern verbouwd als logeerverblijf met slaapvertrekken, badkamer, woonkamer, keuken, handvaardigheidslokaal en een grote hal voor activiteiten. Verder wordt het perceel gebruikt voor het houden van kleinschalige dieren en het verbouwen van groente en fruit. Daarnaast komen er klimtoestellen en een voetbalkooi. De dagbesteding wordt vijf dagen per week aangeboden, waarbij er twee keer per dag een groep van 6 tot maximaal 8 personen kan worden opgevangen.
Verkeer en parkeren
Het vervoer van cliënten wordt geregeld vanuit de zorgboerderij. Dit betekent dat er een zeer beperkt aantal verkeersbewegingen per dag zal plaatsvinden.
Afgerond ligt het aantal verkeersbewegingen per dag op circa 10 bewegingen per dag. Volgens het akoestisch onderzoek (zie bijlage 1) vinden in de huidige situatie over de Hanzeweg circa 14.000 verkeersbewegingen per etmaal plaats. Met onderhavige ontwikkeling is daarom sprake van een beperkte toename van de verkeersintensiteit.
De Provinciale weg Hanzeweg betreft een belangrijke ontsluitingsroute tussen Dronten en Kampen. Deze 80-km/uur-weg heeft ruim voldoende capaciteit voor de nieuwe functie van het perceel. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande parallelweg van deze weg. Aan deze weg worden geen aanpassingen voorgesteld. Het plan vormt geen belemmering voor de verkeersveiligheid.
Het parkeren vindt plaats op het bestaande terrein. Op het erf is voldoende ruimte om aan de nodige parkeerbehoefte te voldoen.
Planologische regeling Wijzigingsbevoegdheid
De functiewijziging van 'Agrarisch' naar 'Maatschappelijke - Zorgboerderij' wordt planologisch geregeld door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.8 lid d, van het bestemmingsplan Buitengebied (D4000). Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd.
In artikel 3.8 lid d is aangegeven dat de bestemming 'Agrarisch' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' ten behoeve van de functieverandering. Dit betekent dat de regels van artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn. Met het wijzigen van de functie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel' verwijderd. Hierbij is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.17. Dit zijn de voorwaarden waaraan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is verbonden.
Voorwaarden voor toepassen wijzigingsbevoegdheid
Hieronder wordt per voorwaarde aangegeven op welke manier is aangetoond dat wordt voldaan:
Er moet binnen de functieverandering naar een maatschappelijke functie sprake zijn van een zorgboerderij of een naar de aard daarmee gelijk te stellen instelling.
In paragraaf 2.2 is beschreven dat de toekomstige functie een zorgboerderij betreft. De zorgfunctie is hierbij de hoofdtaak waarbij die gecombineerd wordt met kleinschalige agrarische activiteiten.
De functie mag niet leiden tot onevenredige afbreuk van de (agrarische) bedrijfsfunctie in de nabijheid.
De functie leidt niet tot onevenredige afbreuk van de bedrijfsfuncties in de nabijheid. Een zorgboerderij is ook aangemerkt als bedrijfsmatige activiteit en valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Het dichtstbijzijnde bedrijf is gelegen aan Hanzeweg 18 en is tevens een zorgboerderij. Dit perceel grenst direct ten westen aan het plangebied. De afstand tot de gebouwen is circa 50 meter. De zorgboerderijen aan Hanzeweg 18 en 20 zijn zelfstandige organisaties die geen onderlinge samenhang hebben. Door de afstand en de inrichting van de percelen zijn er geen belemmeringen vanuit milieuzonering.
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen aan Hanzeweg 21 en ligt op ongeveer 200 meter afstand. Door de afstand van 200 meter wordt dit bedrijf niet belemmerd vanuit milieuzonering.
Handhaven van de aanwezige bebouwing, alsmede de erfsingelbeplanting als landschappelijke verschijningsvorm
De ontwikkeling vindt plaats in de bestaande bebouwing. De bestaande bebouwing blijft dan ook gehandhaafd. De bestaande ruimtelijke kwaliteit wijzigt niet. Kenmerkend voor Dronten is het open agrarische landschap en de systematisch aangebrachte beplanting rondom de erven. De bestaande beplanting blijft in de nieuwe situatie behouden en daarmee ook de landschappelijke waarden van deze beplantingen.
Het zoveel mogelijk onderbrengen van de bedrijfsfunctie in het hoofdgebouw.
Bij verandering naar de zorgfunctie wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk onderbrengen van de functies in het hoofdgebouw (voormalige bedrijfswoning, en de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen). In paragraaf 2.2 is beschreven dat de nieuwe zorgfunctie wordt ondergebracht in de schuur van de voormalige bedrijfswoning.
De functie moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 14 van het bestaande Besluit externe veiligheid.
Artikel 14 van het bestaande besluit Externe veiligheid heeft betrekking op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans per jaar dat een onbeschermd persoon komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico (PR) is weer te geven met een contour rondom een activiteit.
Het groepsrisico geeft de kans per jaar aan dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden.
In paragraaf 4.9 komt het aspect externe veiligheid aan bod. Hieruit blijkt dat er ten aanzien van de externe veiligheid geen belemmeringen zijn ten aanzien van de gewenste ontwikkeling.
Conclusie
Geconstateerd kan worden dat de functiewijziging voldoet aan alle daarvoor gehanteerde criteria. Er zijn dan ook geen belemmeringen voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de Minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder bestaat uit de drie treden die doorlopen moeten worden. Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog het aantonen van de regionale behoefte (trede 1), de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied (trede 2) en multimodale ontsluiting (trede 3).
Het betreft hier een ontwikkeling in het landelijk gebied, waarbij gebruikt wordt gemaakt van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van verstedelijking zoals bedoeld in het Bro. De Ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee niet van toepassing.
Omgevingsvisie FlevolandStraks
De omgevingsvisie FlevolandStraks, vastgesteld op 8 november 2017, geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van deze provincie over de periode tot 2030 en verder. De omgevingsvisie geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst.
In de omgevingsvisie is aangegeven dat één van de kernopgaven ruimte voor initiatief is. Dit betekent dat aan ondernemingen en mensen die hun ideaal willen realiseren ruimte wordt geboden. Initiatieven dienen bij te dragen aan een krachtige samenleving. Dit betekent het benutten van het in Flevoland aanwezige talent alsmede de potenties, kracht en ondernemerschap van de samenleving (Krachtige Samenleving). Bovendien dienen initiatieven de eigenzinnige schoonheid van de opzet van de polders te koesteren (Het Verhaal van Flevoland).
Het voorgenomen plan past binnen de ambities van de omgevingsvisie FlevolandStraks, vanwege het initiatief dat bedoeld is om er te zijn voor een doelgroep die nu onvoldoende aandacht krijgt. De doelgroep krijgt op deze manier kansen om sterker te komen staan in de samenleving. Doordat het initiatief in een voormalig agrarisch bedrijf plaatsvindt, blijft de landschappelijke situatie gehandhaafd.
Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied
De beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om een zorgboerderij te bouwen op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen. De zorgboerderij mag hierin de landschappelijk en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. De ontwikkeling vindt plaats in de bestaande bebouwing. Er vindt daarom geen aantasting van de genoemde kernkwaliteiten plaats. Tevens is de ontwikkeling kleinschalig van aard.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied'.
Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000). In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de agrarische bestemming te wijzigen naar een maatschappelijke bestemming.
Dit plan voorziet in een toepassing van de wijzigingsbevoegdheid en past dan ook volledig in het beleid van de gemeente. Ook blijven de regels van het Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten onverkort van toepassing.
Structuurvisie Dronten 2030
Op 29 november 2012 is de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie, waarin de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten worden beschreven. De visie heeft als doel om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen landschap, kernen en gemeenschap, zorgvuldig af te wegen en hieruit een integrale richting te bepalen voor de periode tot 2030.
Onder andere door wettelijke veranderingen krijgt de gemeente de komende jaren meer zorgtaken. Nieuwe combinaties van zorg/opvang op lokaal niveau geven kansen waardoor wellicht bestaande accommodaties kunnen worden ingezet. Ook de toenemende vergrijzing vraagt om andere dan wel aangepaste voorzieningen voor bewoners. Hier zal aandacht aan gegeven dienen te worden in zowel de voorzieningen- als de woonsfeer. Uitgangspunt is en blijft dat passende zorg ook in de toekomst voor iedereen - jong en oud - bereikbaar is.
Dit wijzigingsplan speelt hierop in.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (milieuzonering, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid.
In de volgende paragrafen worden alleen de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.
Toetsingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
De zorgboerderij is een milieugevoelige functie. Van belang is dat deze functie niet leidt tot onevenredige afbreuk van de bestaande bedrijvigheid in de nabijheid, in die zin dat naburige (agrarische) bedrijven er door in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Hierbij wordt rekening gehouden met de planologische mogelijkheden.
De dichtstbijzijnde agrarische bedrijfsactiviteit bevindt zich op het perceel Hanzeweg 21, gelegen op een afstand van meer dan 200 meter ten noordoosten van het plangebied. Hier is een akkerbouwbedrijf gevestigd. Deze valt onder milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Gezien de afstand tot dit bedrijf vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de ontwikkeling.
Een zorgboerderij is ook aangemerkt als bedrijfsmatige activiteit. De bedrijvigheid moet daarom ook getoetst worden aan zijn effecten op de omgeving. De zorgboerderij valt onder milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter.
De dichtstbijzijnde woning is gelegen aan Hanzeweg 19 en ligt op meer dan 200 meter van de zorgboerderij. Deze afstand vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling.
Aan Hanzeweg 18 is tevens een zorgboerderij gevestigd. De afstand tot de gebouwen is circa 50 meter. Deze zorgboerderij is een zelfstandige instelling die geen relatie heeft met de nieuwe ontwikkeling. Door de aanwezigheid van een akkerbouwbedrijf op Hanzeweg 20 bij de oprichting van deze zorgboerderij is reeds rekening gehouden met de inrichting van het perceel. De inrichting en oriëntatie zijn niet gericht richting Hanzeweg 20.
De nieuw te realiseren zorgboerderij bevindt zich dus op gepaste afstand ten opzichte van gevoelige objecten in de omgeving.
Vanuit de milieuzonering bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidzone (Wet geluidhinder) van de Hanzeweg (N307). Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Het doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre het plan kan worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder.
De Wet geluidhinder is van toepassing bij o.a. het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een weg. De bestaande woning is al aanwezig en hoeft niet te worden beoordeeld. Het logeerverblijf en verblijfsruimten ten behoeve van dagbesteding biedt uitgebreide dagopvang aan en ook logeermogelijkheden.
Op basis van artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh) valt de opvanglocatie als 'ander geluidsgevoelige gebouw' aan te duiden en is de Wgh van toepassing.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Hanzeweg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van Lden= 48 dB. De maximale waarde op de voorgevel van de voormalige aardappelschuur, het toekomstig logeerverblijf, bedraagt Lden= 51 dB inclusief 2 dB aftrek op basis van art. 110g Wgh. Omdat het een wijzigingsplan betreft voor slechts om één perceel gaat, zijn geluidreducerende maatregelen financieel niet haalbaar.
Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden, wordt voorgesteld een generieke hogere waarde van 51 dB vast te stellen voor het logeerverblijf/verblijfsruimten.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Voor het wijzigingsplan geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid aanwezig zijn.
Toetsing
De ontwikkeling vindt plaats op het voormalige erf van een agrarisch bedrijf. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door het huidige gebruik verontreinigd zijn. Ook zijn er geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Het uitvoeren van bodemonderzoek is daarom in het kader van dit wijzigingsplan niet nodig.
Toetsingskader
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen te waarborgen. De watertoets is wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Zuiderzeeland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water zijn de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het waterbeleid voor de 21e eeuw dat door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is opgesteld en de Waterwet.
Toetsing
De ontwikkeling is kenbaar gemaakt bij Waterschap Zuiderzeeland via de digitale watertoets. Het resultaat van de watertoets is vervangen naar aanleiding van de overlegreactie van het waterschap. Deze watertoets is opgenomen in bijlage 2. Uit de watertoets blijkt dat een normale procedure moet worden gevolgd. Na een inhoudelijke beoordeling door het waterschap is de korte procedure van toepassing. De relevante randvoorwaarden voor het plan zijn gerangschikt onder zeven streefbeelden ingedeeld op basis van de drie waterthema's Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water. Van streefbeeld naar randvoorwaarde is er een uitgangspunt, dat het vertrekpunt vormt bij de verwezenlijking van het streefbeeld.
Thema Veiligheid
Het plangebied ligt niet buitendijks. Op basis van dit aspect zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing. Het plangebied ligt ook niet in een beschermingszone van een overige waterkering. Op basis van dit aspect zijn er geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.
Thema Voldoende water
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen. Met de planontwikkeling wordt netto geen verhard oppervlak in landelijk gebied toegevoegd of is de toename van het verhard oppervlak minder dan 2.500 m2 in landelijk gebied. Hierdoor is geen compensatie noodzakelijk.
Indien er wel verharding wordt gerealiseerd, worden ontwerprichtlijnen gehanteerd. De oppervlakte van de te realiseren waterberging is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare peilstijging in het peilvak en de netto oppervlakte nieuw te realiseren verharding. Het plangebied is gelegen in een peilgebied waarbij 6,0% van de netto toename aan verharding als open water moet worden gecompenseerd.
Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de
feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.
Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.
Thema Schoon water
Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied.
Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor. In de nabijheid van de ontwikkeling is geen openbaar rioolsysteem aanwezig.
Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen. Met de ontwikkeling wordt een dagbesteding mogelijk gemaakt die vijf dagen per week wordt aangeboden. Twee keer per dag kan een groep van 6 tot maximaal 8 personen worden opgevangen. Het afvalwater van de zorgboerderij en de woning wordt opgevangen in een sceptic tank. De septic tank van 5.000 liter voor de opvang van afvalwater wordt vervangen door twee tanks van 10.000 liter. Dit afvalwater wordt opgehaald en afgevoerd indien de tanks vol zijn.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden, zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De gemeente Dronten heeft een eigen archeologisch beleid. Het beleid beperkt zich tot archeologische terreinen waarvan de behoudenswaardigheid al is aangetoond en tot reële archeologische verwachtingen. Gebieden met een lage archeologische verwachting en gebieden waarvan bekend is dat de bodem al is verstoord, vallen buiten de reikwijdte van het gemeentelijk archeologiebeleid en zijn daarmee gekwalificeerd als 'archeologievrij gebied'. Voor de gebieden die een archeologische verwachtingswaarde hebben, zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd met 'Waarde - Archeologie'
Toetsing
Het plangebied in onderhavig wijzigingsplan is gekwalificeerd als een 'archeologievrij gebied'. Bovendien is er slechts sprake van een functiewijziging. Vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Toetsing
Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Kenmerkend voor Dronten is het open agrarische landschap en de systematisch aangebrachte beplanting rondom de erven. Er is slechts sprake van een functiewijziging van bestaande gebouwen. De bestaande ruimtelijke kwaliteit wijzigt niet. De bestaande beplanting blijft in de nieuwe situatie behouden en daarmee ook de landschappelijke waarden van deze beplantingen. Hierbij worden de aanwezige cultuurhistorische waarden gerespecteerd.
Toetsingskader
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied ligt niet in en in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. De stikstofdepositie neemt op basis van de planologische verandering af, omdat de agrarische bestemming wordt gewijzigd in een maatschappelijke bestemming. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
De ontwikkeling stelt een functiewijziging van bestaande gebouwen voor. Hiervoor zijn geen grote fysieke ingrepen noodzakelijk. Het is mogelijk dat in het gebouw en/of in de omliggende beplantingen verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn. Gelet op de aard van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt, gaat het in dat geval om niet zeer verstoringsgevoelige soorten. Het wijzigen van de functie van het gebouw doet geen afbreuk aan potentiële verblijfplaatsen. Daarnaast is er geen sprake van sloop. Er zijn dus geen conflicten met de wet Natuurbescherming aan de orde.
Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Dit betekent dat bij het uitvoeren van de plannen eventueel aanwezige dieren in de gelegenheid gesteld moeten worden om zich te verplaatsen naar een ander leefgebied.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.
Toetsing
Uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat de grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide in (de omgeving van) het projectgebied ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico (GR) moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Voor het groepsrisico is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Flevoland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied een bovengrondse tank en een ondergrondse buisleiding liggen. Daarnaast is de Hanzeweg een transportroute voor gevaarlijke stoffen.
De dichtstbijzijnde bovengrondse tank ligt op circa 550 meter vanaf het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (10-6) ligt op 10 meter van deze tank. Het plangebied ligt hiermee op voldoende afstand van de dichtstbijzijnde tank.
De transportroute gevaarlijke stoffen loopt langs het plangebied over de Hanzeweg. Hiervoor geldt een plaatsgebonden risicocontour (10-6) van 0 meter. Het plangebied ligt hiermee op voldoende afstand van deze route.
Ten oosten van het plangebied ligt een buisleiding op circa 650 meter. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van deze buisleiding.
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het project.
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten, plannen en besluiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Toetsing
In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling betreft een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling zoals in het Besluit Milieueffectrapportage is beschreven. Een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' wordt daardoor niet noodzakelijk geacht. In de voorgaande paragrafen zijn de mogelijke milieugevolgen nader toegelicht. Hieruit is gebleken dat er geen significante effecten ontstaan als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Verbeelding
Het Wijzigingsplan Dronten - Hanzeweg gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000).
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Dronten (D4000) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Omdat het wijzigingsplan deel uitmaakt van het bestemmingsplan, blijven ook de regels van het Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten onverkort van toepassing.
De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' en de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg') zijn onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemmingen en gebiedsaanduiding.
Op de gronden rondom het plangebied met de bestemming 'Agrarisch' is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoekgebied' ten opzichte van het geldende bestemmingsplan verwijderd. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit het wijzigingsplan. Dit verklaart de plangrens die groter is dan het plangebied waarop de toelichting is gericht. Deze gronden zijn meegenomen op de verbeelding en in de regels van het wijzigingsplan, waardoor de regels van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Waarde - Archeologie 3' onverkort van toepassing zijn op dit wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan provincie Flevoland en waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap heeft een overlegreactie ingediend welke is opgenomen in bijlage 3. Deze overlegreactie heeft geleid tot een aanpassing van de waterparagraaf en het vervangen van het document van de watertoets.
Het wijzigingsplan zal worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt dan zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.
Grondexploitatie
De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.
Planschade
Tot slot wordt voor eventuele planschade een planschade overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente afgesloten.