direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dronten - Beursstraat (D3003)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D3003-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Beursstraat 35 te Dronten ligt een stuk braakliggend grond, bestaande uit een grasveld. De initiatiefnemer, een woningcorporatie, wil graag op dit terrein een appartementencomplex met 36 sociale huurwoningen en bijbehorende voorzieningen realiseren.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan ''Dronten West''. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hier in.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant in de bebouwde kom van Dronten. Het plangebied maakt deel uit van Woonwijk de Gilden en grenst aan het wijkwinkelcentrum Dronten West. In het winkelcentrum ten zuiden van het gebied is onder andere een Lidl gevestigd. Het plangebied betreft het perceel dat bekend staat als kadastrale gemeente Dronten, sectie B en perceelnummer 4824. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Plangebied aangegeven met rode omlijning

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Plangebied ten opzichte van de omgeving

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan ''Dronten West'', vastgesteld op 22 juli 1996 door de gemeenteraad van Dronten. Een indicatieve uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.3. De ligging van het plangebied ten opzichte van de omliggende bestemmingsplannen is weergegeven in figuur 1.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede plankaart, plangebied indicatief aangegeven met rood

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0004.jpeg"

Figuur 1.4 Beoogd plangebied met omliggende vigerende plannen

De gronden in het plangebied hebben de bestemming 'Stadsuitbreiding'. De bestemmingsomschrijving geeft aan dat deze gronden hoofdzakelijk bestemd zijn voor woondoeleinden, inclusief bijbehorende verkeers- en groenvoorzieningen, en voor maatschappelijke doeleinden/nutsvoorzieningen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan hebben voornamelijk betrekking op de ontwikkeling van de woonwijk Dronten-West '' De Gilden''. In de voorschriften van het bestemmingsplan zijn gedetailleerde regels opgenomen voor de nadere uitwerking van de in de bestemmingsomschrijving beschreven bestemmingen.

Strijdigheid

De ontwikkeling van de nieuwe woningen is niet passend binnen de huidige bestemming.

Om de ontwikkeling hiervan toch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een stuk grasveld dat intensief wordt onderhouden. Aan de oostzijde van het plangebied is een waterpartij aanwezig die dient als compenserende maatregel voor de ontwikkeling ten zuiden van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een supermarktketen met daarboven appartementen. Aan de noordzijde ligt een spoorlijn en is er een woonwijk gevestigd. Ook aan de westzijde is een woonwijk aanwezig. Het plangebied is het enige stuk grond dat tot op heden nog niet is ontwikkeld.

2.2 Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie is het plan van de initiatiefnemer om een appartementencomplex te realiseren. In het complex worden 36 sociale huurwoningen met een oppervlakte van ongeveer 60 tot 70 m2 per appartement gerealiseerd. Het gebouw wordt in 3 tot 4 bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 12 meter gerealiseerd en zal in een L-vorm worden opgesteld aan de noordzijde van het plangebied. De lange zijde, bestaande uit vier bouwlagen, presenteert zich naar Beursstraat. De korte zijde, bestaande uit drie bouwlagen, wordt gesitueerd aan de Gildepenningdreef. In bijlage 1 is de stedenbouwkundige opzet voor de locatie opgenomen.

Tussen de wegen en het complex zal een groene zone worden gecreëerd. Deze zone zal voornamelijk bestaan uit gras met meerdere bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0005.jpg"

Figuur 2.1 Plangebied vanuit vogelvluchtperspectief noordzijde.

Aan de zuidelijke zijde van het plangebied worden 46 parkeerplaatsen aangelegd voor bewoners en een fietsenstalling. Het plangebied wordt aan de zuidzijde worden ontsloten via het parkeerterrein. Vanaf dit parkeerterrein is het mogelijk om de Beursstraat of de Gildepenningdreef op te rijden. Ook wordt een aansluiting gemaakt aan de oostzijde van de Beursstraat.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0006.jpg"

Figuur2.2 Plangebied vanuit vogelvluchtperspectief zuidzijde.

2.3 Beeldkwaliteitsplan

Voor het plangebied heeft de gemeente Dronten vanuit de welstandsnota geen regels die toegepast kunnen worden op dit gebied. Om deze reden is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling en dit plan staat in bijlage 2. In het beeldkwaliteitsplan zijn criteria opgenomen waar het plan aan moet voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. De Gemeente Dronten maakt onderdeel uit van het NOVI-gebied regio Zwolle. Het bevorderen van de woningbouw in deze regio (waar dit bestemmingsplan in voorziet) is hierin een belangrijk doel.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied voorziet in het bevorderen van woningbouw door extra appartementen te realiseren. Dit sluit aan bij de doelstellingen zoals geformuleerd in het NOVI-gebied Zwolle.

3.1.2 Ladder van duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen voor meer dan 11 woningen of andere stedelijke functies met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2.

Volgens het Bro is bestaand stedelijk gebied: 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.'

Toetsing

In dit geval is sprake van 36 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. De voorliggende ontwikkeling is aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de behoefte moet worden beschreven.

Beschrijving behoefte

De gemeente Dronten ontwikkelde zich de afgelopen decennia tot een gemeente met ruim 43.000 inwoners. Ook de komende decennia zal Dronten blijven groeien. Er is blijvend behoefte aan nieuwe woningen. Uit de door de provincie Flevoland opgestelde prognose van de woningvoorraad 2022-2050 wordt voor Dronten uitgegaan van een groei van de woningvoorraad van 18.085 in 2022 naar 21.385 in 2032. Dit betekent dat er in de komende planperiode van 10 jaar 3.300 woningen moeten worden toegevoegd. Ook na deze periode is de verwachting dat er sprake is van blijvende woningbehoefte.


Daarnaast wil de provincie Flevoland bijdragen aan de nationale woonopgave door de woningbouw in de regio te versnellen. In Flevoland zullen tot 2050 circa 90.000-115.000 woningen gerealiseerd kunnen worden. Ook de gemeente Dronten wil daaraan haar bijdrage leveren. In de Woondeal regio ZUND zijn hierover afspraken gemaakt met Rijk en provincie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D3003-ON01_0007.png"

Afbeelding 3.1 Prognose woningvoorraad (Bron: provincie Flevoland, feitelijkflevoland.nl)

In kwalitatieve zin is er tot 2030 vraag naar woningen in alle segmenten. Dit blijkt uit de gemeentelijke woonvisie"Groeien met kwaliteit'. Hierin is de kwalitatieve woningbehoefte in beeld gebracht. Daarbij is ondermeer geconstateerd dat de vraag naar appartementen (huur en koop) toe gaat nemen. Dit is vooral het gevolg van de toenemende vergrijzing. Daarnaast zullen ook niet oudere (kleinere) huishoudens binnen het sociale huursegment meer belangstelling hebben voor een appartement. In 2030 zal naar verwachting ongeveer 44% van de huishoudens in de gemeente Dronten bestaan uit een- of tweepersoonshuishouden van 55 jaar en ouder. Het voor deze doelgroepen realiseren van meer passend aanbod is één van de doelstellingen van het woonbeleid. Het initiatief van deze 36 appartementen, die voldoen aan het Woonkeur-label en geschikt zijn voor senioren, draagt daaraan bij. Tevens wordt hierdoor meer doorstroming op gang gebracht, waardoor weer woningen beschikbaar komen voor gezinshuishoudens.

Gelet op de grote druk op de woningmarkt maakt de gemeente een actieplan voor de lokale woningmarkt. Een groot deel van de woningen die lokaal op de markt komen worden gekocht door mensen die in de Randstad geen betaalbare woning kunnen vinden en die zelf niet in de gemeente wonen of werken. De eigen starters en gezinnen met middeninkomens zijn door de huidige overspannen woningmarkt daardoor nog nauwelijks in staat een koopwoning te bemachtigen.

Het meest adequate antwoord op het woningtekort is nieuwe woningen laten bouwen, maar aangezien de gemeente die woningen niet zelf kan bouwen, is het ook zaak te kijken naar welke andere instrumenten ingezet kunnen worden om het tekort aan betaalbare woningen voor de eigen inwoners aan te pakken. Het gericht inzetten van een anti-speculatiebeding en een zelfbewoningsplicht zijn inmiddels algemeen beleid en worden toegepast.

Regionale Woondeal Zeewolde, Urk, NOP en Dronten (ZUND-gemeenten) (maart 2023)

In de ZUND-gemeenten is sprake van krapte op de woningmarkt en van hogere woningprijzen ten opzichte van 10 jaar geleden. Vooral voor lage inkomens is de kans op het vinden van een betaalbare koop- of huurwoning kleiner geworden, maar ook (lage) middeninkomens vallen steeds vaker tussen wal en schip door de gestegen koopprijzen.

Omdat ook de gemeente Dronten een rol wil vervullen als het gaat om het aanpakken van het woningtekort en het vergroten van de betaalbare woningvoorraad, heeft de gemeente ingestemd met de Regionale woondeal voor de gemeenten Zeewolde, Urk, NOP en Dronten (ZUND). Voor de ZUND-gemeenten zijn voor de periode 2022 tot en met 2030 totaal 8.343 te bouwen woningen opgenomen, waarvan 3.309 in de gemeente Dronten. Voor Dronten zijn uitsluitend de woningen binnen reeds aangewezen bouwlocaties opgenomen (huidige plancapaciteit) inclusief Hanzekwartier, Swifterbant Zuid en De Graafschap fase 2 en fase 3. Dit plan maakt daar onderdeel van uit.

In de Woondeal ZUND is voor Dronten rekening gehouden met de realisatie van de 36 appartementen aan de Beursstraat.

Een belangrijk onderdeel van de Woondeals is de realisatie van tweederde betaalbare woningen waaronder 30% sociale huurwoningen. De Minister wil voor iedere gemeente een gelijke norm hanteren van 30% sociale huurwoningen, zowel in de nieuwbouwprogrammering als in de bestaande voorraad. In de bestaande voorraad is in Dronten het huidige aandeel sociale huur ongeveer 24%. In de Woondeal is opgenomen dat elke gemeente een bijdrage levert die past bij de lokale opgave en het karakter van de gemeente. De precieze invulling hiervan zal per gemeente in 2023 verder worden uitgewerkt. Dit plan geeft met 36 sociale huurwoningen mede invulling aan de vraag naar betaalbare woningen.

Conclusie

Er is sprake van een grote woningbehoefte en een grote vraag naar betaalbare woningen. Er wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie rijksbeleid

Het planvoornemen raakt geen rijksbelangen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Geconsolideerde Omgevingsverordening Flevoland

Uit oogpunt van afstemming, kenbaarheid en beschikbaarheid is het verplicht dat de provinciale omgevingsrechtelijke regels worden gebundeld in één omgevingsverordening. De provincie heeft dit gedaan in de Omgevingsverordening Flevoland. De omgevingsverordening bestaat per ingang van haar inwerkingtreding uit:

  • de VFL 2012 met regels betreffende onder meer windenergie, grondwaterbeschermingsgebieden, watersysteem, Natuur Netwerk Nederland, stiltegebieden, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen en vaarwegen, handhaving;
  • de Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Flevoland 2016;
  • de Verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht provincie Flevoland;
  • regels voor zonne-energie.

De inhoud van de omgevingsverordening wordt in de periode tot inwerkingtreding van de Omgevingswet steeds verder in lijn gebracht met die wet en de daarop gebaseerde regelgeving. Ook zal de verordening moeten passen bij de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Flevoland en diens opvolgers. Dit betekent dat de omgevingsverordening continue in beweging is.

In de verordening zijn regels opgenomen ten aanzien van de bescherming van het landschap en natuurgebieden. Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is sprake van een goede landschappelijke inpassing. Zie hiervoor het kopje 'Beeldkwaliteitsplan' in paragraaf 2.2. Ten aanzien van Natuurnetwerk en Natuur wordt verwezen naar paragraaf 4.2. De wezenlijke kenmerken en waarden van natuurgebieden worden met de ontwikkeling niet aangetast.

3.2.2 Geconsolideerde Omgevingsprogramma Flevoland

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld (zie volgende paragraaf). Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven. Deze eerste versie van het Omgevingsprogramma Flevoland is vastgesteld door Provinciale Staten van Flevoland op 27 februari 2019. In deze versie is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

Stedelijk gebied

Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoersknooppunten. Het plan voorziet bebouwing in bestaand stedelijk gebied en er is dus sprake van inbreiding.

Wonen

In de afgelopen decennia is er in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De focus lag voornamelijk op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland nog steeds een rol speelt bij het opvangen van de woningbehoefte van andere delen van Nederland, wordt de behoefte aan woningen voor de huidige inwoners steeds belangrijker. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad niet voldoende aan deze behoeften voldoet. Dit plan heeft tot doel braakliggende grond in stedelijk gebied te ontwikkelen voor woningbouw die aansluit op de hedendaagse behoeften. De voorgestelde ontwikkeling past daarom binnen het omgevingsprogramma.

3.2.3 Omgevingsvisie Flevoland - FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks (vastgesteld op 8 november 2017) geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities we hebben voor de toekomst.

Vanuit de omgevingsvisie worden er drie kernopgaven beschreven:

  • Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving).
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving).
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie.
  • Regionale Kracht.
  • Circulaire Economie.
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

In 2030 en daarna biedt Flevoland ruimte voor duurzame ontwikkelingen die rekening houden met fysieke, sociale en economische aspecten. Met de voorgestelde ontwikkeling wordt een fysieke groei gerealiseerd die een duurzaam toekomstperspectief biedt. Dit heeft ook een positief effect op de regionale kracht van Dronten. Het plan sluit aan bij de omgevingsvisie en draagt bij aan de duurzame ontwikkeling van de regio.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Richting aan de groei

De gemeente Dronten is de afgelopen decennia enorm gegroeid in haar inwonersaantal. Ook de komende decennia verwacht Dronten te blijven groeien. Dit betekent ook dat er een blijvende behoefte aan nieuwe woningen is. Om regie te kunnen voeren op de groei is een visie nodig. De visie 'Richting aan de groei' geeft richting aan de groeiopgave tot aan 2050. Ook bevat de visie 'Richting aan de groei' een voorstel voor ontwikkelingslocaties en geeft het randvoorwaarden mee.

Op dit moment worden er volop woningen gebouwd in de gemeente Dronten. De gemeente heeft nog ruim 3.300 woningen in de planning staan. Zowel in Biddinghuizen, Swifterbant als Dronten wordt gewerkt aan nieuwe wijken die naar verwachting rond 2030 grotendeels voltooid zullen zijn. Uit prognoses blijkt dat ook na 2030 nieuwe woningen nodig zijn.


Inbreidingslocaties
Bouwen binnen de kernen is in principe een duurzame keuze en zowel lokaal als regionaal wenselijk. Inbreiding is alleen mogelijk als het voldoet aan de eisen voor klimaatadaptatie en de Drontense principes. De focus bij het bouwen binnen de kernen zal daarom liggen op bebouwde locaties die kunnen worden getransformeerd. Groene ruimte blijft zoveel mogelijk behouden. Dat betekent dat de rest van de opgave buiten de kernen moet worden gerealiseerd.


De ontwikkeling voorziet in de aanleg van woningen waar behoefte aan is in de gemeente Dronten. De uitbreiding vindt plaats in een "groene ruimte", maar dit is geen hoogwaardig groen. Daarnaast bevindt het plangebied zich niet in de belangrijke groen/blauwe structuur van het dorpsbos. In de toekomstige situatie zal alleen het hoognodige worden verhard in het plangebied en zal de rest worden ingezaaid met gras, waarbij tevens extra bomen worden geplant.

3.3.2 Woonvisie Dronten

In de woonvisie en met name de trendscenario-plus wordt een doorkijk gegeven tot 2030 en is derhalve relevant. In het trendscenario bedraagt de extra woningvraag ruim 2.000 woningen tot 2030.

In de volgende tabel is de bevolkings- en huishoudensprognose voor Dronten weergegeven. Hieruit blijkt dat er een toenemende vraag naar woningen is. Het gemeentelijk beleid heeft zich in de afgelopen periode gericht op een bevolkings- en huishoudensgroei die het best wordt benaderd door het trendscenario-plus. Door de recente groei van de bevolking en de situatie op de woningmarkt blijkt de behoefte inmiddels groter te zijn dan eerder voorzien.

Tabel 3.1. Bevolkings- en huishoudensprognose Dronten

  2025   2030   2015-2025   2015-2030  
Bevolking trendscenario
Woningbehoefte trendscenario  
41.910
17.410  
42.570
18.540  
+1.550
+1.640  
+2.210
+ 2.070  
Bevolking trendscenario-plus
Woningbehoefte trendscenario-plus  
42.170
17.800  
46.200
19910  
+3.810
+2.500  
+5.840
+3.440  

Uit woningmarktonderzoek blijkt dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Dronten de komende jaren toeneemt. Het voorliggende plan geeft hier invulling aan.

3.3.3 Welstandsnota 2013

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria 'op maat' en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied.

 

Er is daarbij gekeken welke locaties beeldbepalend zijn (zichtlocaties zoals de centra van de kernen Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant, de entreegebieden en de zones langs de belangrijkste ontsluitingswegen in de verschillende kernen) en welke locaties niet beeldbepalend zijn. Voor beeldbepalende locaties geldt vervolgens een zwaarder welstandsregime dan voor niet beeldbepalende locaties. Daarnaast is er een aantal gebieden welstandsvrij verklaard, zoals de Golfresidentie aan de zuidzijde van Dronten en Ketelhaven.

De welstandsnota is uitsluitend van toepassing op de reeds gerealiseerde delen van het stedelijke gebied en de bebouwing in het buitengebied. Voor nieuw te ontwikkelen gebieden en bedrijventerreinen zijn of worden aparte beeldkwaliteitsplannen opgesteld. In het voorliggende plan wordt een nieuw woningbouwgebied ontwikkeld. Om deze reden is er een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld voor deze ontwikkeling, dat nader is toegelicht in paragraaf 2.2.

3.3.4 Klimaatbeleidsplan gemeente Dronten

De gemeente Dronten heeft als doelstelling het bereiken van klimaatneutraliteit. Dit houdt in dat de uitstoot van broeikasgassen (voornamelijk CO2) volledig wordt gereduceerd en gecompenseerd. Momenteel is er nog 122 MW aan windenergie nodig om dit doel te bereiken. Met de realisatie van windplanblauw wordt de benodigde 122 MW ruimschoots behaald (161 MW). Ook zal er in de komende jaren aanzienlijk meer (hernieuwbare) energie nodig zijn voor de verwarming van huizen en andere gebouwen (het gebruik van aardgas zal worden uitgefaseerd) en voor de sector mobiliteit. De totale vraag naar elektriciteit zal dus toenemen. Hiermee is rekening gehouden in de berekening omtrent klimaatneutraliteit.

Om de klimaatvisie vorm te geven en doelstellingen te behalen worden drie elementen uitgelicht: duurzaam gedrag, duurzame technologie en duurzame organisatie. Duurzaam gedrag is gericht op bewustwording onder inwoners van hun gedrag met betrekking tot duurzame energie en de consequenties hiervan, waarop zij hun gedrag gaan aanpassen. Duurzame technologie is gericht op het inrichten van de transitie naar duurzaamheid. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn: regionale en decentrale hernieuwbare energievoorziening, energiecoöperatie, uitfasering van aardgas en duurzame mobiliteit, waaronder ook autodelen. Duurzame organisatie gaat over de samenwerking tussen alle relevante partijen. Samenwerking tussen overheid, onderwijs en organisaties is erg belangrijk, maar uiteindelijk zijn het de burgers die de grootste slag zullen slaan, zij zijn aan zet.

Toetsing aan het plan

Met het planvoornemen worden gasloze woningen gerealiseerd. Hiermee sluit het plan aan op het klimaatbeleidsplan van de gemeente Dronten.

3.3.5 Handboek openbare ruimte

Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer. Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer.

Het handboek geeft de voorwaarden voor een basisnormering die aansluit bij het reguliere beheer binnen de gemeente Dronten. Ook staan verwijzingen naar beleid van derden (bijvoorbeeld politie en Waterschap) genoemd. Wanneer dit beleid gevolgen heeft voor de beheerbaarheid van de openbare ruimte is eveneens een verwijzing naar de bron van de desbetreffende instantie opgenomen.

Toetsing aan het plan

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt bij de nadere uitwerking rekening gehouden met het handboek openbare ruimte van de gemeente Dronten. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de openbare ruimte zorgvulding wordt ingepast en in de toekomst beheerd kan (blijven) worden.

3.3.6 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2017-2027

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 2017-2027 legt de gemeente Dronten haar beleid voor verkeer, vervoer en infrastructuur voor de komende tien jaar vast. De ambitie is om de groei van economie en ruimtelijke voorzieningen binnen lokale en regionale schaal ruimte te geven om de samenleving op een duurzame wijze te faciliteren.

Het doel van het verkeers- en vervoersbeleid is om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden. Een systeem dat zich organisch ontwikkelt wat maakt dat het Drontens beleid is dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de gemeente Dronten optimaliseert en meegroeit met de behoeften van onze inwoners. Het GVVP is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. Het is in samenhang met andere beleidsvelden en de grotere gemeentelijke projecten tot stand gekomen.

Toetsing aan het plan

Zowel technisch (uitvoering van de wegenstructuur) als praktisch (aansluiting op bestaande wegen- en padennetwerk) wordt met onderliggend plan aansluiting gevonden met de doelstellingen en ambities van het GVVP. Zie verder paragraaf Verkeer en parkeren voor de uitwerking van het verkeersaspect.

3.3.7 Gemeentelijke rioleringsplan GRP 2022-2028

Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) geeft inhoudelijke, financiële en programmatische sturing aan het rioleringsbeheer. Dit is uit oogpunt van volksgezondheid, bewoonbaarheid en milieubescherming één van de kerntaken van elke gemeente. Naast de zorgplicht voor het afvalwater, hemelwater en grondwater is er ook aandacht voor klimaatadaptatie. In het gemeentelijk rioleringsplan staan de beleidsuitgangspunten, voorschriften en richtlijnen beschreven die in het gemeentelijk domein dienen te worden gehanteerd voor klimaatadaptatie en het afval-, hemel-, grond- en oppervlaktewater.

Toetsing aan het plan

Bij uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de voorschriften in het GRP. Zie verder paragraaf 4.5 voor de uitwerking van het wateraspect.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Om te beoordelen of het plan uitvoerbaar is, moet deze worden getoetst aan de sectorale wetgeving op het gebied van de milieu- en omgevingsaspecten. Los van de sectorale wetgeving is het criterium van een 'goede ruimtelijke ordening' van belang.

4.1 Verkeer en parkeren

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de effecten op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling.

Parkeren

De gemeente Dronten hanteert parkeernormen zoals vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen Dronten 2016'. Het plangebied valt binnen het gebiedstype 'Dronten bebouwde kom'. Voor dit gebiedstype is de stedelijkheidsgraad bepaald als 'weinig stedelijk' op basis van de adressendichtheid. Volgens de nota bevindt het plangebied zich in de 'Rest kern Dronten'.

Voor de zestien woningen die een oppervlakte van 70 m2 hebben, geldt de parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen. (16 x 1,4 = 22 parkeerplaatsen). De overige woningen zijn kleiner en hebben een oppervlakte van 60 m2. Voor deze woningen is een parkeernorm van 1,2 toegepast (20 x 1,2 = 24 parkeerplaatsen). De parkeerbehoefte voor de 36 appartementen bedraagt 46 parkeerplaatsen.

De lagere norm is gebaseerd op de toekomstige doelgroep die in de appartement komt te wonen. De woningbouwcorporatie ziet toe op de toewijzing aan deze doelgroep.

Daarnaast kent het gebied geen parkeerproblematiek waarvoor gekozen is om af te wijken van de parkeernorm van 1,4. De ruimte die hierdoor vrij komt zal gebruikt worden ten behoeve van het realiseren van groenvoorziening.

Tenslotte is er in de buurt, bij de realisatie van de 18 woningen aan de Hoekliedenstraat te Dronten, voorzien in voldoende parkeerruimte. De woningen hadden een parkeernorm van 18 x 1,6 = 29 parkeerplaatsen. Omdat de woningen bij oplevering in eigendom zijn gekomen van de OFW geldt er een andere parkeernorm. Namelijk 18 x 1,4 = 25 parkeerplaatsen. Hierdoor is er een overschot van 4 parkeerplaatsen ter hoogte van de woningen aan de Hoekliedenstraat.

Om bovenstaande redenen is er voor gekozen om voor een deel van de woningen een lagere parkeernorm toe te passen.

In de toekomsituatie zijn er 46 parkeerplaatsen nodig om te voorzien in deparkeerbehoefte. In het plangebeid worden 46 parkeerplaatsen gerealiseerd waardoor er voldoende parkeerplaatsen zijn.

Verkeer

De gemeente Dronten heeft geen specifiek beleid met betrekking tot verkeersgeneratie. Daarom wordt voor het bepalen van de verkeersgeneratie gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren 381' (december 2018). Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van verschillende gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden beschouwd als de meest betrouwbare gegevens voor het bepalen van verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Bij het gebruik van deze kencijfers wordt rekening gehouden met diverse factoren, waaronder de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd voor het aspect parkeren. De verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van een gemiddelde bandbreedte.

In de toekomstige situatie zal het plangebied ontsloten worden via de parkeerplaats ten zuiden van het plangebied. Vanaf deze parkeerplaats zijn zowel de Beursstraat als de Gildepenningdreef bereikbaar. De Gildepenningdreef is een doorgaande weg binnen de bebouwde kom van Dronten, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt.

Voor de toekomstige situatie wordt verwacht dat de verkeersgeneratie 148 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt. Beide wegen zijn voldoende ingericht om het verkeer af te wikkelen.

Conclusie

Het aspect verkeer is voldoende gewaarborgd in de beoogde ontwikkeling.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.2.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is de 'Veluwe' en dit ligt op circa 17,5 km. Voor de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 800 meter van het plangebied. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en de activiteit heeft geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.2.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Er is een Quickscan flora en fauna voor de locatie uitgevoerd en dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. In het plangebied zijn geen beschermde plant- en diersoorten aanwezig. De zorgplicht is wel van toepassing bij de uitvoering van de werkzaamheden. Dit betekent dat bij werkzaamheden moet voorkomen worden dat 's nachts sterke bouwverlichting wordt gewerkt. Daarnaast is het advies om het bodemmaterieel gefaseerd te verwijderen om bodembewonende dieren de kans te geven het plangebied te ontvluchten. Bij uitvoering van de werkzaamheden zal hier rekening mee gehouden worden.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Archeologie

4.3.1 Algemeen

Het Rijk en de provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden meegewogen.

4.3.2 Onderzoek

De gemeente Dronten heeft een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld. Het plangebied valt deels onder de beleidscategorie 'Archeologievrij gebied' en deels onder 'archeologisch waardevol gebied 4'. Volgens het beleid geldt er een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 1,7 hectare in deze beleidscategorie.

Aangezien er tijdens de realisatie van het appartementencomplex geen bodemingrepen worden gedaan die groter zijn dan 1.700 m2, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Om de archeologische waarde van gebied 4 te beschermen, is er een dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding en in de planregels

4.3.3 Conclusie

Gelet op het vorenstaande levert het aspect archeologie geen belemmeringen op voor de ontwikkeling. De archeologisch waarden zijn daarnaast geborgd met een dubbelbestemming en in de regels van dit bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie

4.4.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

4.4.2 Onderzoek

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart Flevoland en het rapport 'Ruimtelijk erfgoed in de kernen van de gemeente Dronten ', in en rondom het plangebied zijn geen rijksmonumenten en/of gemeentelijke monumenten gesitueerd. In het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden.

4.4.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Water

4.5.1 Algemeen

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld

waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de

uitwerking van het plan.

Wet- en regelgeving en beleid

De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen. Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Nationaal Water Programma

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027. Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder KRW, Richtlijn

overstromingsrisico’s, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Wel is de perceel eigenaar te allen tijde verantwoordelijk voor zijn eigen terrein. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland

Het Waterbeheerplan 2022-2027 bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2022-2027) en maatregelen die het waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaat voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema water en ruimte. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Waterschap Zuiderzeeland

De Watervisie verbindt waterthema’s en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

4.5.2 Onderzoek

Het plan is kenbaar gemaakt bij het Waterschap Zuiderzeeland door middel van de digitale watertoets. Het plan raakt waterschapsbelangen en daarom is de normale procedure van toepassing; deze is aangevraagd. In bijlage 5 is de watertoets opgenomen. Het waterschap adviseert het volgende:

Thema Waterveiligheid

Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een primaire waterkering, buitendijks en in een beschermingszone van een overige waterkering. Voor het thema Waterveiligheid zijn geen uitgangspunten van toepassing.

Thema Voldoende Water

Wateroverlast Streefbeeld

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunt wateroverlast:

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

Beleidsregel ‘Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer’

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.

In het plangebied neemt het verhard oppervlakte toe met circa 2.700 m2.

Compenserende maatregelen voor de toename van het oppervlakte verharding zijn al in 2019 getroffen tijdens de ontwikkeling van de Lidl ten zuiden van het plangebied. Aan de oostzijde van het plangebied is destijds een riante waterberging gerealiseerd waarmee het wateroppervlak in de omgeving van het plangebied toeneemt met 3.150 m2. In desbetreffende ontwikkeling is de ontwikkeling van het appartementencomplex meegenomen en is er voldoende water aangelegd/verbreed om ook voor dit plan voldoende te compenseren.

Thema Schoon Water

Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Bij de inrichting van het watersysteem wordt gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Bij de dimensionering van het watersysteem wordt rekening gehouden met de te verwachten waterkwaliteit.

Bij de inrichting van het plangebied wordt wat betreft de afvoer van (huishoudelijk en ander) afvalwater en hemelwater uitgegaan van een afvoer via het gescheiden gemeentelijk rioleringsstelsel. Tenslotte kan worden opgemerkt dat bij de uitvoering van het project geen uitlogende (bouw)materialen worden toegepast.

4.5.3 Conclusie

Het aspect water is voldoende gewaarborgd in het plan.

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.

Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of van 'gemengd gebied'. In tabel 4.1 zijn de richtlijnafstanden voor gemengd en rustig gebied weergegeven.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast de woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

Tabel 4.1. Milieucategorieën met bijbehorende richtafstand per omgevingstype (bron: VNG)

milieucategorie   richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Aan de hand van het toetsingskader dient onderzoek verricht te worden naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
4.6.2 Onderzoek

Het plangebied ligt in een omgeving met meerdere woonvoorzieningen en ligt dus in een gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Externe werking

Wonen is geen milieubelastende activiteit die de omliggende functies kan beperken.

Interne werking

  • Supermarkt

Op een afstand van ongeveer 65 meter bevindt zich een supermarkt met een milieucategorie 1, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Het laden en lossen bij de supermarkt kan echter mogelijk hinder veroorzaken voor de toekomstige woningen. In maart 2018 is er voor het 'Bestemmingsplan Lidl Dronten West (D3002)' een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de appartementen boven de supermarkt. Uit dit onderzoek is gebleken dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. Deze appartementen bevinden zich zelfs dichterbij de supermarkt dan het toekomstige appartementencomplex. Daarom kan er ter plaatse van het plangebied ook een aanvaardbaar leef- en woonklimaat worden verwacht.

  • Bedrijventerrein Poort van Dronten

Op het bedrijventerrein Poort van Dronten kunnen bedrijven zich vestigen die in de VNG-lijst zijn opgenomen in de milieucategorieën 1 tot en met 4. Rekening houdend met de aangrenzende woonbebouwing (op bedrijventerrein Business Zone Delta en de woonwijk De Gilden) is ten gunste van een goede milieuzonering niet elke categorie overal toegestaan. Aan de randen van het bedrijventerrein zijn hooguit bedrijven met milieucategorie 3.2 toegestaan.

Door de aanwezigheid van de woonwijk De Gilden, die zich op een vergelijkbare afstand bevindt, wordt geconcludeerd dat het appartementencomplex geen hinder zal ondervinden. Bovendien is de afstand tussen de gevels van het complex en de plangrens van het bedrijventerrein ongeveer 140 meter, waarmee voldaan wordt aan de richtafstand.

  • Bedrijventerrein Business Zone Delta

De afstand van circa 200 meter tussen de gevel van het appartementencomplex en de bestemming 'Bedrijventerrein' voldoet aan de richtafstand van 100 meter die geldt voor bedrijven t/m categorie 3 in de zone-aanduiding 'B'. Binnen deze zone zijn ook bedrijfswoningen toegestaan. Aangezien bedrijfswoningen geen hinder mogen ondervinden van andere bedrijven, kan geconcludeerd worden dat het toekomstige appartementencomplex geen hinder zal ondervinden van de bedrijvigheid in de nabijgelegen bedrijfsgebieden.

4.6.3 Conclusie

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Bodem

4.7.1 Algemeen

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet ingeval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Ingeval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

4.7.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van 36 appartementen en daarom is een verkennend bodemonderzoek verricht. Het rapport is opgenomen in bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde nieuwe functie.

4.7.3 Conclusie

De resultaten van het onderzoek worden toegevoegd zodra deze bekend zijn.

4.8 Geluid

4.8.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Wettelijke zones langs wegen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 4.2 weergegeven. De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.

Tabel 4.2: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidzone [m]  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg.

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

In de omgeving van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig, waarmee, in het kader van geluidhinder, nader rekening moet worden gehouden.

4.8.2 Onderzoek

De woningen zijn nieuwe geluidgevoelige objecten. Om die reden is dan ook een akoestisch onderzoek voor het plangebied uitgevoerd. In bijlage 7 is het volledige akoestisch onderzoek bijgevoegd. Hieronder wordt de conclusie weergegeven.

Wegverkeerslawaai 

In figuur 5.1 en bijlage 3 uit het akoestisch onderzoek is het overzicht van de berekende geluidsbelasting van de weg Beursstraat 35 opgenomen. Uit de figuren en de bijlage blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege de alleen de Beursstraat wordt overschreden. De hoogst berekende geluid-belasting bedraagt Lden = 54-56 dB op de grens van het bouwvlak aan de zijde van de Beursstraat. Daarmee is de realisatie van het plan mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder, de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden. De hoogste berekende geluidbelasting kan worden vastgelegd in een hogere waarde.

Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Het aanleggen van een geluidscherm in het plangebied is vanuit stedenbouwkundige oogpunt niet wenselijk, gezien de binnenstedelijke omstandigheden waarin het plangebied is gelegen. Aan de westzijde grenst het plangebied aan een woonwijk, die is omgeven door een ruime groenstrook aan de randen. Deze groenstrook biedt doorkijkjes naar de omliggende bebouwing en draagt bij aan een open karakter. De omliggende bebouwing is op een vergelijkbare manier opgezet, met groen aan de randen en ruimte tussen de gebouwen. Het plaatsen van een geluidsscherm zou de beoogde inrichting van het plangebied verstoren. Hierdoor zal het plan afwijken van de kenmerkende structuur van de nabije omgeving, waarbij de openheid en zichtlijnen worden aangetast. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het daarom niet wenselijk om een geluidsscherm in het plangebied te plaatsen.

Een alternatieve overweging is het toepassen van geluidsreducerend asfalt op de omliggende wegen. Hoewel dit type asfalt een effect van 2-3 dB kan hebben op de vermindering van geluidsbelasting, blijft de hoogst berekende geluidsbelasting nog steeds boven de voorkeursgrenswaarden (52-54 dB). Het geringe effect van 2-3 dB op de geluidsbelasting rechtvaardigt mogelijk niet de kosten van het aanpassen van het asfalt op de omliggende wegen, met name omdat dit de overschrijding van de voorkeursgrenswaarden niet volledig oplost. Op basis van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat zowel het plaatsen van een geluidsscherm als het gebruik van geluidsreducerend asfalt onvoldoende doeltreffend is. In het kader van dit initiatief lijkt het vaststellen van een hogere voorkeursgrenswaarde dan ook de meest geschikte optie.

Railverkeerslawaai 

Uit figuur 5.3 uit het akoestisch onderzoek blijkt dat aan de blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen aan de Beursstraat 35 te Dronten de voorkeursgrenswaarde van Lden = 55 dB vanwege railverkeerslawaai niet wordt overschreden.

Cumulatieve geluidbelasting en geluidwering

De cumulatieve geluidbelastingen per bouwblok zijn gegeven in bijlage 4 uit het akoestisch onderzoek. Voor met name de hoogst belaste gevels aan de Beursstraat wegen moet de geluidsituatie als meest "matig" en in een enkel geval "slecht" worden beoordeeld. Door de geluidwering te dimensioneren op de cumulatieve geluidniveaus, kan een goed akoestisch binnenklimaat wordt gerealiseerd. Aan de Beursstraat wordt het cumulatieve geluidniveaus bepaald door wegverkeer.

Per bouwblok/gevel dient de geluidwering ten minste GA;k = Lcum - 33 te bedragen (zie bijlage 4 uit het akoestisch onderzoek). Wegverkeer is grotendeels maatgevend. Globaal komt dit voor de gevels aan de Beursstraat neer op: karakteristieke geluidwering GA;k = Lcum - 33 = (60-61) - 33 = 27-28 dB(A).

4.8.3 Conclusie

Voor het aspect geluid kan worden voldaan aan de Wgh indien een hogere waarde wordt aangevraagd. Deze hogere waarde is aangevraagd en het college van burgemeester en wethouders heeft in haar ontwerp besluit besloten de Geluidbelasting ten gevolge van de Beursstraat vast te stellen op 56 dB. Het ontwerp besluit is opgenomen in bijlage 8. Wanneer de benodigde hogere waarden definitief worden verleend, dan is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Algemeen

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (nibm) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

4.9.2 Onderzoek

Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Dronten en omgeving sprake is van een goede luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 36 appartementen en blijft daarmee onder de nibm-grens. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.9.2.1 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR drukt de kans per jaar uit dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval indien hij zich onafgebroken (24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

4.10.2 Onderzoek

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel bij inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (PR);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarvoor een verantwoording van het GR nodig is;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.10.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit plan.

4.11 Kabels en leidingen

4.11.1 Algemeen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

4.11.2 Onderzoek

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden.

4.11.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.12.1 Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 36 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor wordt een aanmeldingsnotitie opgesteld en deze wordt toegevoegd zodra de notitie is afgerond.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en die op eenzelfde manier zijn verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en in bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de regels

De wijze van bestemmen is afgestemd op het handboek van de gemeente Dronten en het nieuwe bestemmingsplan voor de woongebieden dat op het handboek is gebaseerd. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

5.2.1 Bestemmingen

Artikel 3 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, incidentele evenementen, nutsvoorzieningen kleinschalige duurzame energieopwekking met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

Binnen de bestemmingen mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwd zijnde gelden specifieke regels.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verkeer en verblijf en parkeervoorzieningen. Ondergeschikt hieraan zijn voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, fietsenstallingen, tuinen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten mogelijk.

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat er uitsluitend fietsenstallingen bij de woningen worden gebouwd.

Artikel 5 Wonen - Woongebouw

De voor Wonen - Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor woongebouwen met daarbijbehorende overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven en tuinen en erven. Met daaraan ondergeschikt: nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, overdekte) parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de mogelijk te verwachten gematigde/ middelhoge archeologische waarden van de gronden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een ontwikkeling. In dat verband wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties.

De provincie Flevoland heeft geen bezwaren ten aanzien van het plan.

Het waterschap Zuiderzeeland heeft gevraagd de waterparagraaf aan te passen. De opmerkingen zijn gericht op het actualiseren van het beleid en het beschrijven hoe in het plan rekening wordt gehouden met het thema 'schoon water'. De opmerkingen zijn verwekt in de toelichting.

Participatie

In september 2023 wordt een inloopavond georganiseerd voor omwonenden en andere belanghebbenden. Na afloop van de inloopavond wordt in de toelichting van dit bestemmingsplan een beknopt verslag toegevoegd met de belangrijkste uitkomsten.

6.1.2 Zienswijzen

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).

6.1.3 Vervolg

Het bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Dit plan betreft een initiatief van een woningcorporatie. De voor dit plan en de ruimtelijke procedure te maken kosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is

6.2.2 Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente ziet - gelet op het feit dat hier gaat om sociale huurwoningen - af van kostenverhaal en neemt de desbetreffende kosten voor haar eigen rekening.