Plan: | Dronten - Hanzekwartier - De Noord 53-59 (D2044) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0303.D2044-ON01 |
De Noord BV (hierna initiatiefnemer) heeft het voornemen om de bedrijfspanden aan De Noord 53-59 te slopen en hiervoor in de plaats woningbouw te ontwikkelen. Het gaat hierbij om 38 grondgebonden woningen, 60 appartementen en 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Daarnaast wordt ook de openbare ruimte met de benodigde (parkeer)voorzieningen aangelegd.
De voorgenomen herontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid. Het voorliggend wijzigingsplan toont aan dat er voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied is gelegen aan De Noord 53-59 in de plaats Dronten. Binnen het plangebied bevinden zich momenteel nog verschillende bedrijfspanden. De ligging van het plangebied in Dronten en de directe omgeving is indicatief weergegeven in afbeelding 1.1. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de planverbeelding.
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Dronten en ten opzichte van de directe omgeving (bron: www.pdok.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen 'Hanzekwartier (2040)', 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' en 'Partiële herziening bestemmingsplan Hanzekwartier - De Noord 53-59 (2043)' die respectievelijk op 25 juni 2015, op 16 februari 2017 en op 7 juli 2022 zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Dronten. De partiële herziening maakt mogelijk dat woningen gerealiseerd kunnen worden op de begane grond.
In het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' zijn de gronden in het plangebied voorzien van de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast ligt de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' en ligt gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen met daarbij bouwvlakken waarbinnen gebouwd mag worden. Binnen de bouwvlakken is de maximale bouwhoogte bepaald op 11 meter. Tenslotte zijn twee specifieke functieaanduidingen opgenomen 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen' en 'detailhandel perifeer'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan met daarop in rode omlijning het plangebied.
Afbeelding 1.2 Uitsnede huidige bestemming 'Hanzekwartier (2040)' met daarop in het rood het plangebied weergeven (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Bedrijventerrein
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en overkappingen voor bedrijven tot en met een milieu categorie 3.1. Daarnaast is ter plaatse van de 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen' een groothandel in brandstoffen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' is ook perifere detailhandel toegestaan. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en mag maximaal 11 meter hoog zijn.
Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor verkeer en verblijf maar o.a. ook voor groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
De herontwikkeling van het gebied vindt plaats door gebruik te maken van de geldende wijzigingsbevoegdheid. In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' een mogelijk opgenomen om de geldende bestemmingen onder voorwaarden te wijzigen naar een nieuwe bestemming 'Gemengd - 7'. De regels voor deze bestemming is in bijlage 1 van de 'Partiële herziening bestemmingsplan Hanzekwartier - De Noord 53-59 (2043)' opgenomen. De gronden kunnen hierbij functioneel worden gewijzigd naar:
Ondergeschikt en daarbijbehorend zijn onder andere ook functies mogelijk ten behoeve van de openbare ruimte en nutsvoorzieningen.
Via de wijzigingsbevoegdheid kunnen de Burgemeester en Wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 7' waarbij tevens de bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden gelegd, mits:
Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid
Het voorliggend wijzigingsplan gaat om de ontwikkeling van 91 woningen en 825 m2 commerciële ruimtes. Hieronder worden puntsgewijs aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid getoetst:
Gelet hierop wordt dan ook voldaan aan de hierboven gestelde randvoorwaarden.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het bestemmingsplan uitgelegd. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In 2001 is het besluit genomen tot de aanleg van de Hanzelijn. De Hanzelijn verbindt Lelystad via Dronten en Kampen met Zwolle. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen. Al tijdens het ontwerp van Dronten in de jaren '60 is rekening gehouden met de aanleg van de spoorlijn. Ten noorden van het centrum, dwars over het bedrijventerrein, werd een zone van ongeveer 180 meter gereserveerd voor de spoorlijn. Deze zone was ook gereserveerd voor een snelweg. In deze zone is de spoorlijn aangelegd met het station op het kruispunt met De Noord. Door de komst van de Hanzelijn wordt Dronten niet alleen beter aangesloten op het OV-netwerk, ook de structuur van Dronten krijgt hierdoor een gewijzigd karakter. Door de komst van het station ligt de harde grens van het centrumgebied niet langer bij het Gangboord maar ontstaat een overgangsgebied tussen het nieuwe station en het centrum.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving met daarop in een rode omlijning indicatief het plangebied weergegeven (Bron: pdok)
De ruimtelijke structuur van Dronten is ingekaderd door infrastructuur (N307, N305 en N309) en de Lage Vaart als doorgaande watergang. De noordelijke rand van Dronten kenmerkt zich voornamelijk door industrie en bedrijventerreinen. De woongebieden liggen meer zuidelijk. Ten westen van de Lage Vaart liggen de woongebieden De Gilden en De Munten.
Het plangebied omvat een gedeelte van het middelste deel van het (voormalige) bedrijventerrein. Dit deel ligt langs de De Noord de weg tussen het station en het centrum van Dronten.
In Dronten ligt een doorgaande weg tussen de oost- en de westzijde van de Lage Vaart in de vorm van de Ottodreef/Energieweg. Haaks hierop ligt in noord-zuidrichting de doorgaande verbinding De Noord/De Oeverloper/Gangboord. De Noord vormt hiermee een belangrijke doorgaande verbinding ten oosten van het plangebied. Deze doorgaande wegen hebben een maximum snelheid van 50 km/uur.
Het plangebied wordt momenteel vanuit De Noord en via de Handelsweg-Zuid ontsloten. De weg De Noord is ten behoeve van de ontwikkeling verlegd om de nieuwe situatie mogelijk te maken.
De kernkwaliteiten van Dronten worden omschreven als rust, ruimte en groen. Dit groen heeft zijn vorm gekregen in de jaren '60 van de vorige eeuw waarbij groen met maat en allure het uitgangspunt was. Door de jaren heen heeft er een verdichting in Dronten plaatsgevonden ten koste van het groen. Ondanks deze verdichting is de huidige groene identiteit vooral te danken aan de oorspronkelijke ruim opgezette structuren. De rust en ruimte die wordt ervaren in het groen komt tot stand door de maat en schaal, materialisering en eenvoud van de inrichting van deze groenstructuur.
Langs de randen van het plangebied is momenteel openbare bermen met gras partijen en bomen aanwezig.
De beoogde gebiedsontwikkeling is gebaseerd op de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie bijlage 1). De ontwikkeling van de structuurvisie Hanzekwartier Dronten kent een lange voorgeschiedenis. De aanleiding van het herstructureringstraject is het besluit van het Rijk in 2001 tot de aanleg van een spoorverbinding tussen Lelystad en Zwolle met een station in Dronten. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen.
Vanuit de structuurvisie Hanzekwartier Dronten is een voorbeeldverkaveling op basis van de uitgangspunten uitgewerkt. De voorbeeldverkaveling (zie afbeelding 2.2) laat een mogelijke uitwerking van het Hanzekwartier zien. In deze voorbeeldverkaveling zijn de uitgangspunten van de visie verwerkt. Dit is echter niet de enige manier waarop de visie kan worden uitgewerkt. Er zijn diverse uitwerkingen mogelijk, mits de uitgangspunten, zoals deze zijn verbeeld in de abstracte basisstructuurkaarten worden aangehouden.
Afbeelding 2.2 Voorbeeldverkaveling Hanzekwartier met daarin met een rood kader indicatief het huidig plangebied weergegeven (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)
Voor de beschrijving van de totale gebiedsontwikkeling voor het Hanzekwartier op basis van deze voorbeelduitwerking wordt hier kortheidshalve verwezen naar het vastgestelde bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. In het voorgenomen plan zijn de basisstructuren uit de structuurvisie Hanzekwartier als uitgangspunt genomen.
Voor de voorgenomen ontwikkeling is een volume studie gedaan. Deze is uitgevoerd op basis van de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het structuurplan en het beeldkwaliteitplan. Het plan is gemaakt om de ruimtelijke en programmatische invulling van het plangebied inzichtelijk te krijgen. Daarbij zijn in hoofdzaak twee plandelen te onderscheiden. Aan de noordzijde een bouwblok met een mix van grondgebonden woningen, appartementen en commerciële ruimtes. Aan de zuidzijde het accent, in de vorm van een alzijdig appartementengebouw in zes bouwlagen, vrij geplaatst op het plein omgeven door groen.
Noordzijde
Het bouwblok vormt samen met de nog te ontwikkelen bouwblokken op de naburige percelen een kleinstedelijke wand langs de Noord. Aan de zijde van de Noord zijn de bouwvolumes in een vaste rooilijn geplaatst. Het aantal bouwlagen varieert van 3 en 4 lagen. Op de hoeken aan de Noord zijn in de plint commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). gesitueerd, met daarboven appartementen. De overige betreft grondgebonden woningen. In het binnenhof worden op maaiveld parkeerplaatsen gerealiseerd, op één plek ontsloten vanaf de zijde van de Handelsweg. Aan de Handelsweg bevinden zich op openbaar gebied gestoken parkeerplaatsen, zorgvuldig ingepast in de groenstructuur ter plaatse.
Zuidzijde
Het accentgebouw staat vrij in de ruimte en vormt een onderbreking van de stedelijke wand langs de Noord. Het markeert een bijzondere plek waar het kleinstedelijk karakter van de Noord visueel wordt gekoppeld aan het groene en parkachtige karakter van de Lage Vaart en de binnenhaven. Hier kan vanaf de Noord een blik worden geworpen op het hart van het Hanzekwartier. Ter plaatse van het accent verspringt de rooilijn naar voren, waardoor komend vanaf het station de ruimte richting het stadscentrum geleidelijk wordt versmald.
Op de begane grond van het accent zijn commerciële ruimtes gesitueerd, gericht op de Noord en op het plein. Op de verdiepingen komen appartementen. Het gebouw is principieel alzijdig van opzet, met rondom gevels die zich richten op de openbare ruimte. Onder het gebouw wordt geparkeerd in een volledig verdiepte parkeerkelder. Dit maakt het mogelijk om van het plein een uitnodigende, groene ontmoetingsplaats te maken voor bewoners en omwonenden. Voor bezoekers zijn op het maaiveld een aantal parkeerplaatsen beschikbaar, bereikbaar vanaf de Handelsweg en samen met de inrit van de parkeerkelder zorgvuldig ingepast in het ontwerp van het plein.
Afbeelding 2.3 plattegrond positionering bebouwing
Afbeelding 2.4 Vogelaanzicht massastudie gebouwen
Met het planvoornemen worden in totaal 98 woningen, 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Hierbij gaat het om 38 grondgebonden woningen en 60 appartementen. De grondgebonden woningen betreft de categorie duur. Van de appartementen betreft het 31 goedkope koopappartementen en 29 dure koopappartementen.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Sinds juni 2021 is Dronten als deel van de regio Zwolle aangewezen als NOVI-gebied. De aanwijzing hiervan heeft tot doel om de regio te ontwikkelen tot een klimaatrobuuste en economisch vitale regio met een blijvend aantrekkelijke woon- en leefomgeving.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. Gemeente Dronten heeft hierin een speciale status gekregen als onderdeel van het NOVI-gebied regio Zwolle. Het bevorderen van de woningbouw in deze regio is hierin een belangrijk doel.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen voor meer dan 11 woningen of andere stedelijke functies met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2.
Volgens Bro is bestaand stedelijk gebied: 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.'
Toetsing
In dit geval is sprake van 98 woningen en 923 m2 aan commerciële ruimtes op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. De voorliggende ontwikkeling is dan aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarbij voor de woningen de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. Hieronder wordt dan ook de behoefte beschreven.
Beschrijving behoefte
De relevante woonregio is de gemeente Dronten binnen de provincie Flevoland. De woningbehoefte in Dronten blijkt uit de provinciale prognose woningvoorraad 2022-2051. de woningvoorraad groeit van 17.730 in 2021 naar 21.456 in 2032. Dit betekent dat er in de komende planperiode van 10 jaar ruim 3.700 woningen moeten worden toegevoegd. Ook na deze periode is de verwachting dat er sprake is van blijvende woningbehoefte.
Afbeelding 3.1 Prognose woningvoorraad (Bron: provincie Flevoland, feitelijkflevoland.nl)
In kwalitatieve zin is er tot 2030 vraag naar woningen in alle segmenten. Dit blijkt uit de woonvisie (zie paragraaf 3.3.3). Ook is de ontwikkeling van de beoogde woningen in het moederbestemmingsplan Hanzekwartier (2040) verantwoord. Hieraan lag een gemeentelijk woningbouwprogramma aan ten grondslag.
Gelet op de grote druk op de woningmarkt maakt de gemeente een actieplan voor de lokale woningmarkt. Een groot deel van de woningen die lokaal op de markt komen worden gekocht door mensen die in de Randstad geen betaalbare woning kunnen vinden en die zelf niet in de gemeente wonen of werken. De eigen starters en gezinnen met middeninkomens zijn door de huidige overspannen woningmarkt daardoor nog nauwelijks in staat een koopwoning te bemachtigen.
Het meest adequate antwoord op het woningtekort is nieuwe woningen laten bouwen, maar aangezien de gemeente die woningen niet zelf kan bouwen, is het ook zaak te kijken naar welke andere instrumenten ingezet kunnen worden om het tekort aan betaalbare woningen voor de eigen inwoners aan te pakken. ‘Diverse maatregelen en mogelijkheden kunnen op korte termijn ingezet worden, zoals modulair bouwen, tijdelijke bouwvergunningen, koopstart- en koopsmart constructies voor starters, het gericht inzetten van een anti-speculatiebeding en een zelfbewoningsplicht. Daarnaast is het mogelijk voor gemeenten een ‘opkoopbescherming’ in te voeren. Verder versnelt de gemeente de woningbouw, waaronder in het Hanzekwartier en met flexwonen.
Conclusie
Er is sprake van een grote woningbehoefte. Er wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.
De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:
Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:
Toetsing aan het plan
De rode draad van deze thema’s is dat Flevoland streeft naar een duurzame leefomgeving, waarbij ruimte is voor ontwikkelingen die bijdragen aan de ruimtelijke en sociaaleconomische kwaliteit van de provincie. Onderliggend plan draagt op basis van een goede ruimtelijke inpassing bij aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van de omgeving en is daarmee in lijn met de Omgevingsvisie.
Algemeen
Na verwachting treed in 2023 de Omgevingswet in werking. Op dat moment moet elke provincie beschikken over een Omgevingsvisie, een of meer programma's en een Omgevingsverordening. Het op 27 februari 2019 door de Provinciale Staten van de provincie Flevoland vastgestelde Omgevingsprogramma Flevoland vindt haar grondslag dan ook in de Omgevingswet. Daarnaast is de grondslag te vinden in diverse vigerende wetten, zoals de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet natuurbescherming. Het Omgevingsprogramma omvat daarmee de op dit moment verplichte plannen: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.
In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven.
In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Met de vaststelling van het Omgevingsprogramma is dan ook een groot aantal beleidsnota's komen te vervallen. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.
De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak. In voorliggend geval is met name hoofdstuk 1 'Ruimte' van het Omgevingsprogramma van belang.
Ruimte (Omgevingsprogramma)
Het belangrijkste doel van de provincie is een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. Daarbij moet verstedelijking worden ingepast in een hoogwaardig landschap en passen bij de gerealiseerde en de geplande infrastructuur. Aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maken Flevoland concurrerend met andere gebieden. Er is sprake van overloop uit de drukke, dure Randstad naar een ruimer, goedkoper Flevoland (push factor). Ook kiezen mensen bewust voor het attractieve woonmilieu van Flevoland (pull factor).
De provincie wil verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf ter hand nemen, samen met partners. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied biedt de provincie zicht op oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, die het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland met zich meebrengt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid.
Stedelijk gebied
Het plangebied, gele cirkel, maakt binnen het thema 'Ruimte' onderdeel uit van het 'stedelijk gebied' zoals hieronder te zien is in afbeelding 3.2.
Afbeelding 3.2 Ligging projectgebied binnen de kaart 'Ruimte' (Bron: Omgevingsprogramma provincie Flevoland)
Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.
Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op enkele principes waarvan onderstaande in voorliggend geval het meest van belang zijn:
Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. Plannen voor uitbreiding worden uitgewerkt in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied.
Verstedelijking (wonen)
De bevolkingsontwikkeling is sturend voor de groeiscenario's voor Flevoland. Het in balans houden van uitbreiding en herstructurering vormt de basis voor een kwaliteitsslag voor het gehele bebouwde gebied. Een goede woonkwaliteit voor iedereen is het uitgangspunt. Naast de woning is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving.
In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt. Daarnaast is er behoefte aan landelijk wonen nabij de stad.
Naast de bouw van nieuwe woningen wordt kwaliteitsbehoud van de bestaande woningvoorraad steeds belangrijker. Een deel van het bebouwde gebied is toe aan herstructurering. Vooral in oudere wijken moeten de bestaande woningvoorraad en de zorginfrastructuur worden aangepast. De combinatie van uitbreidingsopgave en herstructureringsopgave biedt de mogelijkheid om in te spelen op de veranderende, meer gedifferentieerde behoefte aan woningen en andere functies. Via verdergaande verweving op wijk- en buurtniveau ontstaan goede mogelijkheden voor combinaties van wonen en werken. Kernpunten zijn:
Toetsing aan de Omgevingsverordening
De voorliggende herontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande bedrijfspanden waarvoor in de plaats in totaal 98 woningen en commerciële ruimtes met een totaal oppervlakte van 923 vierkante meter worden gerealiseerd. Met het plan worden diverse typen aan eengezinswoningen en diverse typen aan appartementen gerealiseerd (zie ook paragraaf 2.3). Daarnaast wordt ook commerciële voorzieningen gerealiseerd waardoor er een mengeling van wonen en voorzieningen ontstaat. Hiermee wordt aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod.
Algemeen
In 2021 heeft de provincie Flevoland een Woonagenda opgesteld. Doel van deze agenda is het agenderen van activiteiten die eraan bijdragen dat het in Flevoland goed wonen is voor iedereen. Middels de acties die uit de Woonagenda voortvloeien, wil de provincie komen tot een goed en volwaardig woonaanbod en een meer evenwichtige Flevolandse woningmarkt. Het gaat hierbij om méér dan alleen goede woningen. Het gaat ook om wonen op een plek van waaruit je makkelijk je werk, scholen en andere voorzieningen kunt bereiken, maar ook een mooie (natuurlijke) omgeving. De provincie Flevoland vult haar woonbeleid in vanuit een aantal pijlers, waaronder:
Toetsing aan de Flevolandse Woonagenda
Met het voornemen wordt zoals beschreven in paragraaf 3.2.2 aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod. In het plan worden diverse typen aan eengezinswoningen en diverse typen aan appartementen gerealiseerd. Daarnaast wordt ook commerciële voorzieningen gerealiseerd waardoor er een mengeling van wonen en voorzieningen ontstaat.
Algemeen
In de RO Visie Werklocaties, die 28 juni 2016 is vastgesteld, staat beschreven wat nodig is om te komen tot sterke werklocaties met toekomstwaarde in de provincie Flevoland. Belangrijkste reden voor deze visie is, dat er sprake is van een nieuwe realiteit: de afgelopen decennia is Flevoland sterk gegroeid. In de toekomst is de vraag echter minder groot dan in de vorige Visie Werklocaties Flevoland werd verwacht. Daarnaast is er sprake van een kwalitatief andere vraag. Hierdoor beantwoordt het aanbod van nu regelmatig niet meer aan de vraag van vandaag en morgen. Met de Visie Werklocaties Flevoland wordt ingespeeld op deze nieuwe realiteit.
Toetsing aan de RO visie werklocaties
Het planvoornemen betreft de transitie van het bedrijfsterrein naar wonen. Het is onderdeel van de grotere gebiedsontwikkeling Hanzekwartier in Dronten waarbij bestaand bedrijventerrein waar geen toekomstwaarde meer heeft getransformeerd wordt naar een woonfunctie. Het voornemen sluit daarbij aan op de structuurvisie voor het gebied en het vastgestelde bestemmingsplan waarin wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de woningbouw mogelijk te maken. Derhalve wordt ook benoemd dat de gemeente Dronten nieuwe bedrijfsterrein realiseert om eventuele verplaatsingen mogelijk te maken.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Provincie Flevoland, de Omgevingsverordening Provincie Flevoland, Flevolandse Woonagenda en de provinciale RO visie werklocaties.
Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren. In de periode tot 2030 groeit Dronten door als stedelijke hoofdkern, met een regionale verzorgingsfunctie. Die centrumfunctie wordt mede versterkt door de verbeterde bereikbaarheid via de N307 en de Hanzelijn.
Toetsing aan het plan
Het plangebied is aangeduid als 'Bedrijventerrein' en 'Woningbouw stap 2 locatie in voorbereiding'. In afbeelding 3.3 is het plangebied met een rode cirkel weergegeven. In Dronten krijgt de realisatie van het Havenkwartier prioriteit. De transformatie van Het Hanzekwartier tot woongebied, gemengd met andere functies, vormt een prachtige mogelijkheid om het centrumgebied van Dronten te verbinden met de omgeving van het nieuwe treinstation aan de Hanzelijn. Dit is van meerwaarde voor de hele gemeente. Woningbouw in Het Hanzekwartier biedt bovendien kansen voor diverse doelgroepen en een gedifferentieerd programma (waaronder appartementen). in totaal kunnen hier 1.000 tot 1.300 woningen worden gerealiseerd.
Met dit wijzigingsplan wordt een herontwikkelingslocatie binnen het havenkwartier mogelijk gemaakt. Daarmee sluit de ontwikkeling aan op de structuurvisie en is passend binnen de beleidsuitgangspunten van de structuurvisie Dronten 2030. Gelet hierop wordt dan ook voldaan aan de structuurvisie.
Afbeelding 3.3 Uitsnede structuurvisie Dronten 2030 (Bron: Ruimtelijke plannen.nl)
De Structuurvisie Hanzekwartier Dronten is vastgesteld op 26 april 2012. De structuurvisie Hanzekwartier, opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting, is niet opgezet als een stedenbouwkundig eindbeeld en moet daarom niet gelezen worden als een afgerond plan. De tijdsspanne waarover de herontwikkeling plaatsvindt, maakt dat alleen al onmogelijk. Hoe het Hanzekwartier er uiteindelijk precies uit komt te zien hangt af van de invulling en uitwerking in de komende decennia. De structuurvisie Hanzekwartier kan wel gezien worden als een strategie voor het herontwikkelen van dit gebied: een strategie die sturing en flexibiliteit combineert.
Met het formuleren van de ambities legt de gemeente als initiërende overheidspartij nu vast welke kwaliteiten zij nastreeft. De structurering van het gebied vormt de onderlegger. Bij de herontwikkeling bouwt iedere fase hierop voort. De structuurvisie vormt als het ware de 'kapstok' waarop de herontwikkelingen worden opgehangen (zie paragraaf 2.3). De kapstok zorgt dat het geheel niet onsamenhangend wordt en dat ruimtelijke deelontwikkelingen meer zijn dan de som der delen.
Sturing vindt verder plaats doordat de gemeente een aantal belangrijke onderdelen zelf ter hand neemt. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de herontwikkeling op gang wil brengen. Ook laat de gemeente met deze “eigen” uitvoeringen de kwaliteitsambitie zien die zij nastreeft. Met deze stappen wil de gemeente de markt stimuleren mee te doen en herontwikkelingen te starten.
In de woonvisie heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Inzicht in de verwachte ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens is nodig om beleid te kunnen ontwikkelen. Daarom is voor Dronten een woningmarktonderzoek uitgevoerd. In het woningmarktonderzoek zijn drie groeiscenario´s doorgerekend. Het scenario autonome groei laat zien hoe de vraag naar woningen toeneemt bij een neutraal migratiesaldo; er wordt dan in feite alleen gebouwd voor de natuurlijke aanwas. Het trendscenario gaat uit van de autonome bevolkingsontwikkeling en het gemiddelde positieve migratiesaldo van de afgelopen tien jaar. De bevolkingsgroei bedraagt in dit scenario de komende vijftien jaar ruim 2.200 personen. In het trendscenario bedraagt de extra woningvraag ruim 2.000 woningen tot 2030.
In het trendscenario-plus is de huishoudensgroei groter door extra instroom van vestigers van buiten de gemeente. Het migratieoverschot bedraagt in dit scenario 240 personen per jaar. De bevolking groeit dan met ruim 5.800 personen in de komende vijftien jaar. Hiervoor zijn ruim 3.400 woningen extra nodig. Dat in het trendscenario-plus relatief minder woningen nodig zijn om de groei te accommoderen (3.400 op 5.800 nieuwe inwoners tegen 2.000 op 2.200 nieuwe inwoners in het trendscenario) heeft ermee te maken dat de geprognosticeerde instroom vooral gezinnen betreft. De gemiddelde woningbezetting van deze huishoudens is groter dan gemiddeld.
In de volgende tabel is de bevolkings- en huishoudensprognose voor Dronten in zijn geheel weergegeven. Hieruit blijkt dat er een toenemende vraag naar woningen is. Het gemeentelijk beleid heeft zich in de afgelopen periode gericht op een bevolkings- en huishoudensgroei die het best wordt benaderd door het trendscenario-plus. Door de recente groei van de bevolking en de situatie op de woningmarkt blijkt de behoefte inmiddels groter te zijn dan eerder voorzien.
Toetsing aan het plan
Uit woningmarktonderzoek blijkt dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Dronten de komende jaren toeneemt. Het voorliggende plan geeft hier invulling aan.
De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria 'op maat' en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied. Het uiteindelijk ontwerp van de woningen zal moeten voldoen aan de criteria die voor het gebied gelden. Speciaal voor het Hanzekwartier Dronten, waar dit plan deel van uitmaakt, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Toetsing aan het plan
In het beeldkwaliteitsplan is het plangebied als deelgebied genaamd De Noord en Stationsplein genoemd. Dit deelgebied is relatief dicht bebouwd en de openbare ruimte wordt hoogwaardig ingericht. De voorliggende woningbouw ontwikkeling zal getoetst worden aan de eisen die voor dit deelgebied gelden.
De gemeente Dronten heeft als doelstelling het bereiken van klimaatneutraliteit. Dit houdt in dat de uitstoot van broeikasgassen (voornamelijk CO2) volledig wordt gereduceerd en gecompenseerd. Momenteel is er nog 122 MW aan windenergie nodig om dit doel te bereiken. Met de realisatie van windplanblauw wordt de benodigde 122 MW ruimschoots behaald (161 MW). Ook zal er in de komende jaren aanzienlijk meer (hernieuwbare) energie nodig zijn voor de verwarming van huizen en andere gebouwen (het gebruik van aardgas zal worden uitgefaseerd) en voor de sector mobiliteit. De totale vraag naar elektriciteit zal dus toenemen. Hiermee is rekening gehouden in de berekening omtrent klimaatneutraliteit.
Om de klimaatvisie vorm te geven en doelstellingen te behalen worden drie elementen uitgelicht: duurzaam gedrag, duurzame technologie en duurzame organisatie. Duurzaam gedrag is gericht op bewustwording onder inwoners van hun gedrag met betrekking tot duurzame energie en de consequenties hiervan, waarop zij hun gedrag gaan aanpassen. Duurzame technologie is gericht op het inrichten van de transitie naar duurzaamheid. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn: regionale en decentrale hernieuwbare energievoorziening, energiecoöperatie, uitfasering van aardgas en duurzame mobiliteit, waaronder ook autodelen. Duurzame organisatie gaat over de samenwerking tussen alle relevante partijen. Samenwerking tussen overheid, onderwijs en organisaties is erg belangrijk, maar uiteindelijk zijn het de burgers die de grootste slag zullen slaan, zij zijn aan zet.
Toetsing aan het plan
Met het planvoornemen worden gasloze woningen gerealiseerd. Hiermee sluit het plan aan op het klimaatbeleidsplan van de gemeente Dronten.
Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer. Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer.
Het handboek geeft de voorwaarden voor een basisnormering die aansluit bij het reguliere beheer binnen de gemeente Dronten. Ook staan verwijzingen naar beleid van derden (bijvoorbeeld politie en Waterschap) genoemd. Wanneer dit beleid gevolgen heeft voor de beheerbaarheid van de openbare ruimte is eveneens een verwijzing naar de bron van de desbetreffende instantie opgenomen.
Toetsing aan het plan
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt bij de nadere uitwerking rekening gehouden met het handboek openbare ruimte van de gemeente Dronten. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de openbare ruimte zorgvuldig wordt ingepast en in de toekomst beheerd kan (blijven) worden.
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 2017-2027 legt de gemeente Dronten haar beleid voor verkeer, vervoer en infrastructuur voor de komende tien jaar vast. De ambitie is om de groei van economie en ruimtelijke voorzieningen binnen lokale en regionale schaal ruimte te geven om de samenleving op een duurzame wijze te faciliteren.
Het doel van het verkeers- en vervoersbeleid is om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden. Een systeem dat zich organisch ontwikkelt wat maakt dat het Drontens beleid is dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de gemeente Dronten optimaliseert en meegroeit met de behoeften van onze inwoners. Het GVVP is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. Het is in samenhang met andere beleidsvelden en de grotere gemeentelijke projecten tot stand gekomen.
Toetsing aan het plan
Zowel technisch (uitvoering van de wegenstructuur) als praktisch (aansluiting op bestaande wegen- en padennetwerk) wordt met onderliggend plan aansluiting gevonden met de doelstellingen en ambities van het GVVP. Zie verder paragraaf 4.12 voor de uitwerking van het verkeersaspect.
Vanaf 1 juli 2018 zijn gemeenten verplicht de parkeereis te hebben geregeld via het bestemmingplan, omdat de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder artikel 2.5.30) uit de bouwverordening zijn komen te vervallen. De gemeente Dronten heeft derhalve een Nota Parkeernormen opgesteld waar in bestemmingsplannen naar kan worden verwezen.
Voor de verkeersaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen is het berekenen van de parkeerplaatsverplichting essentieel. De parkeerplaatsverplichting is het aantal parkeerplaatsen dat een initiatiefnemer moet aanleggen bij een voorgenomen ruimtelijke functie. De parkeerplaatsverplichting wordt berekend aan de hand van vastgestelde parkeernormen.
Toetsing aan het plan
Het voorliggend wijzigingsplan gaat straks deel uitmaken van het (moeder)bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. In artikel 29 van het (moeder)bestemmingsplan is opgenomen dat bij een aanvraag omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand worden gehouden. Op deze wijze wordt bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) geeft inhoudelijke, financiële en programmatische sturing aan het rioleringsbeheer. Dit is uit oogpunt van volksgezondheid, bewoonbaarheid en milieubescherming één van de kerntaken van elke gemeente. Naast de zorgplicht voor het afvalwater, hemelwater en grondwater is er ook aandacht voor klimaatadaptatie. In het gemeentelijk rioleringsplan staan de beleidsuitgangspunten, voorschriften en richtlijnen beschreven die in het gemeentelijk domein dienen te worden gehanteerd voor klimaatadaptatie en het afval-, hemel-, grond- en oppervlaktewater.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Dronten de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. In deze uitgaven worden een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie (zoals een woning) die op grond van het uitwerkingsplan mogelijk is.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn twee gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemend gebied'. Voor 'gemengde gebieden' geldt een volgende omschrijving:
"Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend."
De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het gebied rondom plangebied is aan te merken als een 'gemengd gebied'. Dit is zo vanwege het feit dat rondom het plangebied verschillende bedrijven aanwezig zijn, langs hoofdinstractructuur ligt en ook een gemengde bestemming mogelijk wordt. Binnen het plangebied is het voornemen woningbouw en commerciële ruimtes te realiseren. Dit wordt gedaan door middel van een gemengde bestemming. Hierin zijn bedrijven uit milieucategorie 1 toegestaan met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan. Woningen zijn milieugevoelig. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' aanwezig. Hieronder worden de relevante bedrijfspercelen beschreven ten opzichte van de beoogde woningbouw:
Ten noorden van het plangebied
De bedrijfspercelen ten noorden van het plangebied behoren tot het gebied met een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsgebied 2) en dit gebied wordt net als het plangebied in de toekomst herontwikkeld tot een woongebied. Voor dit plan moet uitgegaan worden van de huidige situatie.
De Noord 61 t/m 65
Op de bedrijfspercelen 'De Noord' 61 t/m 65 zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijfsperceel ligt op een afstand van 5 meter tot de dichtstbijzijnde beoogde woninggevel. Het bedrijfsperceel De Noord 61 voldoet niet aan de richtafstand. Voor de overige percelen wordt wel voldaan aan de richtafstand. Van de richtafstand kan gemotiveerd afgeweken worden.
In de huidige situatie is ter plaatse van de Noord 61 een bouwmarkt aanwezig. Dit valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Op het gebied van gevaar wordt geen hinder verwacht waardoor alleen het aspect geluid relevant is. De maatgevende geluidsbronnen zijn o.a. het laden en lossen van goederen en het achteruitrijden van vrachtwagens. Dit gebeurd aan de zijde van het plangebied. Er is om die reden akoestisch onderzoek uitgevoerd om te kunnen beoordelen of ter plaatse van het nieuwbouwplan sprake is een goed akoestisch woon- en leefklimaat. En om te beoordelen of de bouwmarkt in haar mogelijkheden wordt beperkt.
Ten behoeve hiervan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het nieuwbouwplan sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat. En dus, vanuit akoestisch oogpunt, een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is het wel van belang dat de volgende akoestische maatregelen worden doorgevoerd op het terrein (of terreingrens) van de bouwmarkt:
De bouwmarkt zal door de realisatie van het nieuwbouwplan niet in haar mogelijkheden worden beperkt als ter plaatse van de gevels van het plan de volgende maatwerkvoorschriften worden opgenomen:
Ten oosten van het plangebied
Aan de overzijde van de weg 'De Noord' zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan met een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Het plangebied ligt op 70 meter afstand waarmee voldaan wordt aan de richtafstand.
Ten zuiden van het plangebied
Op de bedrijfspercelen aan de zuidkant van het plangebied zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan. Het dichtstbijzijnde bedrijfsperceel ligt op een afstand van 16 meter tot de nieuwe (planologisch mogelijke) woningbouw. Voor milieucategorie 3.1 geldt een richtafstand van 30 meter waar niet aan voldaan wordt. Ook van deze richtafstand kan gemotiveerd afgeweken worden. De bedrijven ten zuiden van het plangebied bestaan uit de voedselbank en een projectontwikkelingsbureau. De voedselbank kan vergeleken worden met een supermarkt waarvoor een milieucategorie 1 geldt met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Het projectontwikkelingsbureau kan geschaard worden onder 'Overige zakelijke dienstverlening: kantoren' waarvoor ook milieucategorie 1 geldt. Hiervoor geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstanden wordt voldaan en daarmee worden de bedrijven niet gehinderd in hun bedrijfsvoering en is voor de bewoners van de beoogde woning sprake van een goed woon- en leefklimaat. Gezien de herontwikkelingsplannen die ook gelden voor dit gebied ligt het daarnaast niet voor de hand dat hier zich andere c.q. zwaarder bedrijven gaan vestigen. Ook dit gebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen naar een bestemming waarmee woningen mogelijk worden gemaakt.
Aan de Zuidwestkant van het plangebied
Aan de Zuidwestkant van het plangebied bevindt zich de firma J. Haverhoek oud ijzer. Volgens de VNG bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen valt de aard van de activiteiten binnen deze inrichting onder categorie 3.2. Er vinden activiteiten plaats met metalen op het buitenterrein. Bij de categorie 3.2 wordt in gemengd gebied een richtafstand aangehouden van 50 meter. Het beoogde plan ligt op afstand van circa 67 meter. Het college van B en W is van oordeel dat het bedrijf in milieucategorie 3.2 in strijd met het geldende bestemmingsplan hier gevestigd is. Er is een handhavingstraject gestart en is uitvoerig overleg geweest over verhuizing van het bedrijf. De stellige verwachting is aanwezig dat de bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 3.2.) hier op korte termijn worden gestaakt. Gezien de herontwikkelingsplannen die ook gelden voor dit gebied ligt het daarnaast niet voor de hand dat hier zich andere c.q. zwaarder bedrijven gaan vestigen. Ook dit gebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen naar een bestemming waarmee woningen mogelijk worden gemaakt.
Ten westen van het plangebied
Aan de westzijde van het plangebied zijn eveneens bedrijfspercelen waar bedrijven t/m milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in een gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming ligt op 30 meter afstand. Aan de richtafstand wordt voldaan. Ter plaatse van de woningbouw kan dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Tenslotte wordt opgemerkt dat alle omliggende gebieden via een wijzigingsbevoegdheid voorbestemd zijn om te transformeren naar woongebied. Bij de inrichting van het Hanzekwartier is rekening gehouden met de richtafstanden. De woningen (milieugevoelige functies) zullen op tenminste 10 meter afstand van de bedrijven (commerciële ruimtes) worden gerealiseerd zodat voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect milieuzonering vormt, indiende de akoestische maatregelen en de maatwerkvoorschriften worden toegepast, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
Wettelijke zones langs wegen
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 4.1 weergegeven. De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.
Tabel 4.1: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh
aantal rijstroken | breedte van de geluidzone [m] | |
buitenstedelijk gebied | stedelijk gebied | |
5 of meer | 600 | 350 |
3 of 4 | 400 | 350 |
1 of 2 | 250 | 200 |
In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:
Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.
In de omgeving van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen aanwezig, waarmee, in het kader van geluidhinder, nader rekening moet worden gehouden.
De woningen zijn nieuwe geluidgevoelige objecten. Om die reden is dan ook een akoestisch onderzoek voor het plangebied uitgevoerd. In bijlage 3 is het volledige akoestisch onderzoek bijgevoegd. Hieronder wordt de conclusie weergegeven.
Wegverkeerslawaai
In de figuren 5.1/5.2 en bijlage 3 uit het akoestisch onderzoek is het overzicht van de berekende geluidsbelasting van de weg De Noord en Handswel-Zuid opgenomen. Uit de figuren en bijlage 3 uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen aan De Noord 53-59 te Dronten de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege De Noord en de Handelsweg-Zuid (o.b.v. 1.000 mvt/etmaal) wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt Lden = 55-56 dB op de grens van het bouwvlak vanwege wegverkeer op De Noord en Lden = 50-51 dB vanwege de Handelsweg-Zuid. Daarmee is de realisatie van het plan is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder, de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB wordt niet over-schreden. De hoogste berekende geluidbelasting kan worden vastgelegd in een hogere waarde.
Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Voor het plangebied geldt dat afscherming stedenbouwkundig niet gewenst is vanwege de binnenstedelijke situatie. Het aanbrengen van geluidreducerend asfalt zal 2-3 dB effect kunnen hebben en is daarmee onvoldoende doeltreffend en/of financieel doelmatig. Omdat met name De Noord een belangrijke ontsluitingsweg is, zijn ook verkeerskundige maatregelen en/of verlaging van de rijsnelheid niet gewenst.
Railverkeerslawaai
Uit figuur 5.3 uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen aan De Noord 53-59 te Dronten de voorkeursgrenswaarde van Lden = 55 dB vanwege railverkeerslawaai niet wordt overschreden. In de berekening is worst-case uitgegaan zonder de bebouwing van de huidige Praxis.
Cumulatieve geluidbelasting
Naast het geluid van weg- en railverkeer is ook sprake van omgevingsgeluid van andere functies. Hiervoor is een cumulatieve geluidbelasting berekend. De cumulatieve geluidbelastingen per bouwblok zijn gegeven in bijlage 4 van het akoestisch onderzoek. Voor met name de hoogst belaste gevels aan De Noord wegen moet de geluidsituatie als meest "matig" en in een enkel geval "slecht" worden beoordeeld. Door de geluid-wering te dimensioneren op de cumulatieve geluidniveaus, kan een goed akoestisch binnenklimaat wordt gerealiseerd. Aan De Noord wordt het cumulatieve geluidniveaus bepaald door wegverkeer.
Voor de gevels aan de zijde van de Handelsweg-Zuid bedragen de hoogst berekende cumulatieve geluidbelastingen Lcum = 55-56 dB (wegverkeer maatgevend). Voor de gevels aan de zijde van de bouwmarkt met een geluidniveau van ten hoogste 54 dB(A) als gevolg van de bouwmarkt, bedragen de hoogst berekende cumulatieve geluidbelastingen Lcum = 57-58 dB.
Per bouwblok/gevel dient de geluidwering ten minste GA;k = Lcum - 33 te bedragen (zie bijlage 5 van het akoestisch onderzoek). Wegverkeer is grotendeels maatgevend. Globaal komt dit neer op:
Voor het aspect geluid kan worden voldaan aan de Wgh indien een hogere waarde wordt verleend. De Omgevingsdienst heeft de betreffende hogere waarden opgesteld deze worden gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hiermee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de geurbelasting van de AWZI gelden specifieke regels. In de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) is de 'Bijzondere regeling' G3 (BR G3) voor RWZI's opgenomen. Hierin zijn de volgende immissieconcentraties opgenomen als norm:
In het kader van het moederplan (bestemmingsplan Hanzekwartier (2040), gemeente Dronten, (vastgesteld 2015-06-25) is voor het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de geurbelasting van de AWZI. Het voorliggend plan maakt na de wijziging onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Over de AWZI is het onderstaande opgenomen.
AWZI De Waterrotonde
Voor het geuraspect is apart onderzoek verricht (zie bijlage 4). Het waterschap Zuiderzeeland heeft een rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Installatieweg 4 (AWZI De Waterrotonde). Een nieuwe woonwijk is een geurgevoelig object. Naar de bestaande geurcontouren van de AWZI is daarom onderzoek gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat bij de meest nabij gelegen woningen op het bedrijventerrein in de huidige situatie de geuremissie lager is dan 1,0 ge/m3 als 98-percentiel. De nieuwe woningen mogen gerealiseerd worden wanneer de geuremissie maximaal 1 ge/m³ als 98-percentiel bedraagt. Buiten het bedrijventerrein wordt ruim voldaan aan de norm van 0,5 ge/m3 als 98-percentiel. De AWZI voldoet daarmee aan de normen van het Activiteitenbesluit. In volgende figuur staan de verschillende geurcontouren rond de AWZI aangegeven.
Afbeelding 4.1. Geurcontouren AWZI De Rotonde (bron: geuronderzoek rwzi Dronten augustus, september 2014)
Gelet op het vorenstaande word geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
Bij de vaststelling van een ruimtelijke ontwikkeling dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
In het kader van de nieuwbouwplannen is een Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 inclusief asbest NEN 5707/5897 uitgevoerd. Het vooronderzoek is opgenomen in bijlage 5 en de revisiebodemonderzoek uit 2020 in bijlage 6. Hieronder worden de belangrijkste onderzoeksresultaten weergeven uit het bodemonderzoek. Voor het verkennend bodemonderzoek wordt verwezen naar bijlage 7.
Onderzoeksresultaten
Nader bodemonderzoek (NTA 5755)
Tijdens het nader onderzoek zijn zowel in de grond als in het grondwater geen verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten en minerale olie aangetoond. De verontreiniging met minerale olie die tijdens het onderzoek in juli 2020 (Revisie bodemonderzoek, FMA-Nillesen, BO2020086) bij de voormalige smeerput is aangetoond, is tijdens dit onderzoek niet aangetroffen.
Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740)
In de grond is een achtergrondwaarde overschrijding met kwik aangetoond. De herkomst hiervan is onbekend. Er zijn ter plaatse geen waarnemingen gedaan die de achtergrondwaarde overschrijding kunnen verklaren. In het grondwater is een streefwaarde overschrijding met barium aangetoond. Dit betreft vermoedelijk een van nature verhoogde achtergrondwaarde.
Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707/ NEN 5897)
In asbestmonster ASB3 is 1,4 mg/kg ds asbest in de grond aangetoond. Het asbestgehalte overschrijdt de norm voor nader onderzoek van 50 mg/kg ds niet. In asbestmonster ASA1 is zowel visueel als analytisch geen asbest in het puin aangetoond. In asbestmonster ASB1 is zowel visueel als analytisch geen asbest in de grond aangetoond.
Aanbevelingen
Voor de overschrijdingen van de achtergrondwaarde/streefwaarde in de grond en in het grondwater zijn er, ten aanzien van de kwaliteit van de bodem, op basis van de Wet Bodembescherming geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
De gemeente Dronten heeft een eigen archeologisch beleidsadvieskaart opgesteld. Op de kaart is per gebied aangegeven bij welke ingrepen archeologisch onderzoek nodig is. Volgens het archeologiebeleid van de gemeente Dronten ligt het plangebied in een archeologievrij gebied. Gelet hierop is dan ook geen archeologisch onderzoek nodig.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' dient te bevatten.
De gemeente Dronten heeft in haar bestemmingsplan de Cultuurhistorische waardevolle elementen aangewezen. In het geldende bestemmingsplan ligt er gedeeltelijk binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' waarbij de cultuurhistorische waarden van de weg (De Noord) behouden dient te blijven. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het stedenbouwkundige plan voor het Hanzekwartier in dit stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met het cultuurhistorisch belang van de weg. Daarnaast wijzigt de ligging van de weg niet met het planvoornemen en daarmee blijft de cultuurhistorische weg als waardevolle element behouden. Het aspect cultuurhistorie geeft geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet milieubeheer zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.7.1, kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Met de gehele planvoornemen wordt maximaal 98 woningen en 923 m2 commerciële ruimte mogelijk gemaakt. Hiermee blijft het aantal woningen ruim onder de gestelde grens waarbinnen het voornemen vrijgesteld blijft van toetsing. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook valt het plangebied buiten 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:
Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (met blauwe kader aangegeven) en de omgeving weergegeven.
Afbeelding 4.2 Uitsnede risicokaart, met blauw kader het plangebied (Bron: Atlas van de leefomgeving)
In het kader van het moederplan (bestemmingsplan Hanzekwartier (2040), gemeente Dronten, (vastgesteld 2015-06-25) is voor het gehele bestemmingsplan risicoberekeningen uitgevoerd en is het groepsrisico verantwoord. Het voorliggend plan maakt na de wijziging onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Over externe veiligheid is het volgende opgenomen.
Het plangebied ligt ten zuiden van de Hanzelijn. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risico's verbonden. In het kader van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling heeft Ingenieursbureau Oranjewoud/Save een onderzoek naar het aspect externe veiligheid uitgevoerd voor het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen (zie bijlage 8). Daarnaast is het groepsrisico van de Hanzelijn en de hogedruk-aardgastransportleiding ten opzichte van het Hanzekwartier verantwoord in een eigen onderzoek (zie bijlage 9). Tot slot is een groepsrisicoverantwoording gedaan voor het Hanzekwartier en de Skeeler Dome (zie bijlage 10).
Gelet op het bovenstaande en het feit dat de risicioberekeningen en de groepsrisico reeds is verantwoord in het onderliggende bestemmingsplan, waarmee het planvoornemen mogelijk wordt gemaakt, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In het plangebied is geen sprake van kabels of leidingen die een planologische zone hebben.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Natura 2000-gebied
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het plangebied bevindt zich op een afstand van 5,8 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Ketelmeer & Vossemeer' en op circa 9,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'. Het plangebied ligt daarmee niet binnen een Natura 2000-gebied en heeft daardoor geen directe invloed op het Natura 2000-gebied waardoor een wnb-vergunning noodzakelijk is.
Stikstofdepositie op natuurgebieden
Voor dit project wordt een stikstofberekening uitgevoerd die opgenomen is in bijlage 11. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 600 meter van het plangebied. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en de activiteit heeft geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van bebouwing. Om die reden is dan ook ecologisch onderzoek uitgevoerd. In bijlage 12 is dit onderzoek opgenomen. Op basis van de uitgevoerde veldinventarisaties kan gesteld worden dat de zijmuur van de kringloop (Handelweg-Zuid 3) op drie plekken gebruikt wordt als zomerverblijfplaats voor één tot enkele individuen van gewone dwergvleermuis. Bij de sloop van de bebouwing verdwijnen deze verblijfplaatsen. Hierdoor kan de locatie niet meer fungeren als zomerverblijfplaats.
Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat binnen het plangebied en in de omgeving gewone dwergvleermuizen foerageren. Desondanks, gezien de afwezigheid van groen binnen het plangebied betreft dit geen essentieel foerageergebied.
De waarnemingen tijdens het paarseizoen geven aan dat het plangebied mogelijk een onderdeel is van een territorium voor één gewone dwergvleermuis. Door het langdurig waarnemen van een baltsende gewone dwergvleermuis, net buiten de begrenzing van het plangebied aan de zijde van de Handelweg-Zuid is het niet uit te sluiten dat er in de zijmuur van de kringloop ter plaatse van de Handelweg-Zuid 3 een paarverblijf aanwezig is.
Vervolgstappen
Als gevolg van de sloop van De Noord 53 t/m 59 en Handelsweg-Zuid 3 te Dronten verdwijnen zomerverblijfplaatsen en een mogelijk paarverblijf die door één of meerdere gewone dwergvleermuizen wordt gebruikt. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd. Met de sloop wordt dus een overtreding van de Wet natuurbescherming begaan. Als gevolg van de sloop van De Noord 53 t/m 59 en Handelsweg-Zuid 3 te Dronten verdwijnen zomerverblijfplaatsen en een mogelijk paarverblijf die door één of meerdere gewone dwergvleermuizen wordt gebruikt. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd. Met de sloop wordt dus een overtreding van de Wet natuurbescherming begaan. Dat betekent dat bij het bevoegd gezag (provincie Flevoland) een ontheffing op de Wet natuurbescherming dient te worden aangevraagd. Onderdeel hiervan is het opstellen van een activiteitenplan.
De benodigde ontheffing is reeds aangevraagd en verleend door de provincie Flevoland.
Ten behoeve van de ontwikkeling is een ontheffing verleend. Voor het overige worden er geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Tevens zijn er - behoudens de gewone dwergvleermuis - geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voorst u alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Op Rijksniveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
KRW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.
Waterbeleid voor de 21ste eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Waterwet
De Waterwet is in 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.
Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het 'gebiedseigenwater' wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). De waterschapsverordening vervangt de Keur bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Tenslotte op basis van de Waterwet zijn de bewoners op hun eigenterrein primair zelf verantwoordelijk voor de verwerking van hemelwater.
Nationaal Water Programma
Het Nationaal Water Programma bestaat uit het landelijke en regionale waterbeleid, vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en -beheer beschreven voor de periode 2022-2027. Het programma richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico’s, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.
Watervisie en Waterbeheerprogramma
De Watervisie verbindt waterthema’s en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.
In het voorgaande bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' is de normale watertoetsprocedure (vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) doorlopen. In januari 2016 is vervolgens het 'Waterhuishoudingsplan Het Hanzekwartier' (WHHP) opgesteld dat inzicht geeft in het waterhuishoudkundig en riooltechnisch functioneren voor de toekomst (zie bijlage 13). De uitgangspunten die genoemd worden in dit plan ten aanzien van de verschillende wateraspecten zijn leidend voor de ontwikkeling.
Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.
De voorliggende ontwikkeling is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap, in dit geval het waterschap Zuiderzeeland. Op basis van inhoudelijke beoordeling van de ontwikkeling is de korte procedure van toepassing voor de watertoets. Vanwege de specifieke aard van het plan is een nauwere betrokkenheid van het waterschap noodzakelijk (zie bijlage 14). Ook bij het opstellen van het WHHP is het waterschap nauw betrokken geweest. De aandachtspunten die daar benoemt zijn in het stedenbouwkundig ontwerp meegenomen. Het wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg aan het waterschap voorgelegd. Bij de civieltechnische uitwerking van het plannen zullen de aandachtspunten randvoorwaarden zijn.
Gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.
De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, waarmee rekening moet worden gehouden voor voorliggende ontwikkeling. Hierbij zijn de volgende waterthema's van belang:
Hieronder wordt weergegeven hoe binnen voorliggend plan, indien nodig, rekening wordt gehouden met de bovenstaande thema's:
1. Thema Waterveiligheid
Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een primaire waterkering. Voor het onderdeel primaire waterkering zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.
Het plangebied ligt niet buitendijks. Voor het onderdeel regionale waterkeringen zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.
Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een overige waterkering. Voor het onderdeel regionale waterkering zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.
2. Thema Schoonwater
Goed omgaan met afvalwater
Streefbeeld: Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit
van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt
met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze
effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen.
Uitgangspunt: Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt, zonodig voorafgegaan door een lokale zuivering. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.
Randvoorwaarden: Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater* af te koppelen van het rioolstelsel.
*Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
Het plangebied is onderdeel van een veel groter plan namelijk het Hanzekwartier. Voor de ontwikkeling in zijn geheel is een waterhuishoudkundigplan opgesteld (zie bijlage 13). Met de nadere uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met dit waterhuishoudkundig plan. Daarnaast wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende bouwmaterialen. Het schone regenwater afkomstig van de daken en bestratingen wordt via een gescheide stelsel afgevoerd. Het huishoudelijke afvalwater wordt, gescheiden van het schone hemelwater, afgevoerd via het gemeentelijke rioleringsstelsel.
Tenslotte wordt binnen het plangebied in het openbaar gebied parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en tuinen gerealiseerd. In het voorliggend geval gaat het om verschillende parkeerzones met respectievelijk 63 parkeerplaatsen, 24 parkeerplaatsen, 10 parkeerplaatsen en 44 parkeerplaatsen in een parkeerkelder. In de huidige situatie wordt al het verharde binnenterrein gebruikt voor stalling en parkeren van tankauto's met met brandstoffen, vooral s'nachts en in het weekend. Het terrein aan de voor- en achterkant wordt gebruikt voor parkeren van personeel en bezoekers van de daar gevestigde kringloopwinkel en groothandel. In de nieuwe situatie komt dit gebruik te vervallen en bestaat het binnenterrein uit openbaargroen, tuinen en parkeervoorzieningen. Hiermee neemt het aantal vierkante meters verharding binnen het plangebied af. Voor de geplande parkeerkelder wordt bij de verdere uitvoering van het plan gekeken naar de mogelijke effecten op de grondwaterstroming in het gebied. Ten slotte bij de binneplaats is sprake van een parkeerzone met meer dan 50 parkeerplaatsen, waardoor zuivering voorafgaand aan de afvoer en lozing op het oppervlaktewater vereist is. Bij de verdere uitvoering van het plan wordt dit en de toekomstige lozingsroute en behandeling nader uitgewerkt.
3. Thema Voldoende Water
Goed functionerend watersysteem
Streefbeeld: Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.
Randvoorwaarden: Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. De planontwikkeling leidt niet tot nieuwe peilvakken. De planontwikkeling heeft geen gevolgen voor het streefpeil van het oppervlaktewater in of in de omgeving van het plangebied. Het functioneren van het huidige watersysteem (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren.
Met de planontwikkeling is sprake van bestaande verharding die verdwijnt en waarvoor in de plaats woningen en appartementen komen. Er is geen sprake van een toename in verharding die gecompenseerd moet worden. In het waterhuishoudkundigplan is al rekening gehouden met de benodigde watercompensatie. Binnen het plangebied is ruimte gereserveerd in het binnenterrein en aan de randen om groengebieden te realiseren waarin ook het water vast gehouden kan worden. Bij een verdere nadere uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met het waterhuishoudkundig plan en de daarin gestelde eisen voor de uitvoering. Gelet hierop wordt dan ook voldoende rekening gehouden met het aspect water.
Wateroverlast
Streefbeeld: Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunten: Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.
De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatie-plicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.
Het plangebied ligt in stedelijk gebied. Binnen het plangebied is geen sprake van een toename in verhard oppervlak, of deze is gering (minder dan 750 m² in stedelijk gebied). Daarom is geen compensatie noodzakelijk voor dit plan.
Anticiperen op watertekort
Streefbeeld: Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.
Gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.
De gemeente Dronten heeft een Nota Parkeernormen Dronten 2016 waarin normen en voorwaarden aan parkeervoorzieningen zijn opgenomen. Voor de zorgvuldigheid wordt ook getoetst aan de parkeernormen uit de parkeernormen nota. Op basis van de Nota Parkeernormen Dronten 2016 gelden voor het plangebied de volgende uitgangspunten:
Ten aanzien van de rekenmethode voor parkeerplaatsen op basis van de gemeentelijke parkeernota wordt nog het volgende opgemerkt. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Met het begrip “parkeren op eigen terrein” wordt bedoeld: ruimte voor parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Parkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet altijd volledig meegerekend in de gerealiseerde parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden immers vaak voor andere doeleinden gebruikt dan parkeren van auto's. De mate waarin parkeren op eigen terrein wordt meegerekend (afhankelijk van de parkeervoorziening) is opgenomen in onderstaande tabel 4.1.
Tabel 4.1 Parkeren op eigen terrein (Bron: Nota Parkeernormen Dronten 2016)
Parkeren
Het voorliggend initiatief gaat uit van de realisatie van 98 woningen en 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Conform het gemeentelijke beleid is het uitgangspunt om parkeren op het eigen terrein op te lossen. In het voorontwerp van de stedenbouwkundige invulling van het plangebied met de nieuwe woningen is rekening gehouden met dit uitgangsprincipe. Daarnaast worden ook een deel openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.
Op basis van de parkeernormennota van Dronten is gekeken naar de parkeerbehoefte in het plan. Op basis van de aanwezigheidspercentage is bepaald hoeveel parkeerplaatsen benodigd is. Hieruit komt een parkeerbehoefte van afgerond 140 parkeerplaatsen (zie ook tabel 4.2).
Tabel 4.2 Parkeernormen, aanwezigheidspercentage en aantal parkeerplaatsen
Met het plan worden 97 nieuwe parkeerplaatsen op het maaiveld gerealiseerd. Daarnaast wordt een parkeerkelder onder het appartementengebouw aan de zuidkant gerealiseerd met 44 parkeerplaatsen. In totaal worden dan ook 141 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is sprake van voldoende parkeerplaatsen. In de regels van het wijzigingsplan is opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente. Daarmee is dit juridisch geborgd.
Verkeersgeneratie en ontsluiting
Voor de verkeersgeneratie wordt aangesloten op de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' van het CROW. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Tabel 4.3 Uitsnede berekening verkeersgeneratie
Op basis van het woningbouwprogramma (zie paragraaf 2.3) en de uitgangspunten is sprake van een totale verkeersgeneratie van afgerond 783 motorvoertuigen per etmaal weekdag (zie ook tabel 4.3). De ontwikkeling wordt aangesloten op de Noord. De Noord zorgt voor een goede aansluiting op de regionale infrastructuur. De Noord is ingericht op deze toename van het aantal verkeersbewegingen. De omliggende wegen De Noord, De Energieweg, Het Gangboord en De Oeverloper hebben een doorstroomfunctie met 50 km/uur. Tussen De Energieweg en De Oeverloper loopt een secundaire route. Op deze route takken de woonstraten als lussen aan. Alle wegen in het gebied krijgen het karakter van woonstraten met 30 km/uur, ingericht voor bestemmingsverkeer. Met de aansluitingen zijn de nieuwe woningen goed ontsloten en aangesloten op de regionale infrastructuur.
De verkeersontsluiting van het plangebied is goed. Bovendien zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de nieuwe functies in het gebied.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 93 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. In bijlage 15 is de aanmeldingsnotitie opgenomen.
Door het college van burgemeester en wethouders wordt op basis van de aanmeldingsnotitie voor de publicatie van het ontwerp-wijzigingsplan vastgesteld dat geen milieueffectenrapportage nodig is.
Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. Hierbij zijn ook de regels van het 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' en 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)' van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn, zoals de bestemmingsbepalingen en de aanduidingsregels, ook voor het voorliggende wijzigingsplan gelden. Voor de uitleg van deze planregels en aanduidingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' en 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)'.
Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Gemengd - 7' en 'Waarde - Cultuurhistorie'. De inhoud van de bestemming 'Gemengd - 7' is weergegeven in Bijlage 1 van de bijlagen bij de regels van bestemmingsplan 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)'. De inhoud van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is weergegeven in de Artikel 21 van de regels van het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. Tevens zijn de regels van artikel 3 'Wonen' van het 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' op voorliggend plan van toepassing. De verbeelding is verder afgestemd op het initiatief en de mogelijkheden vanuit de wijzigingsbevoegdheid.
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure die is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Participatie belanghebbende / geïnteresseerden
De aanwezige partijenen en bedrijven rondom de locatie zijn inzichtelijkgemaakt en op verschillende manieren bij het project betrokken. Via diverse kanalen is informatie over het project vertrekt;
De direct aangrenzende partijen, Praxis en OFW, zijn vanaf de start intensiever betrokken bij de plannen. Er zijn verschillende gesprekken geweest waarbij ruimte is geweest voor suggesties aangaande de ontwikkeling en zijn aanpassingen doorgevoerd. Ten slotte is voor het project ongeveer 2.400 geïnteresseerden die zich het afgelopen jaar via de website hebben ingeschreven voor het project. In bijlage 16 is een overzicht van de participatieactiviteiten opgenomen.
Vooroverleg overlegpartners
Het concept wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de overlegpartners. Voorafgaand is de watertoets doorlopen en is het plan als concept aangeboden aan de omgevingsdienst.
Vanuit het vooroverleg in van provincie Flevoland en de omgevingsdienst een reactie ontvangen die hierna thematisch is samengevat en is beantwoord:
Provincie Flevoland
Beleidskaders:
Ecologie:
Ruimtelijke economie:
Ontbrekende onderzoeken:
Planregels:
Overig (niet provinciaal belang):
Omgevingsdienst
De adviezen van de Omgevingsdienst zijn hieronder (kort) opgenomen.
Aanvullend advies Omgevingsdienst na aanleiding van de aanvullende onderzoeken
Het ontwerp wijzigingsplan wordt op grond van het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegd. Dit betekent dat het ontwerp-uitwerking en wijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken.
Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen plan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld.
Het college is bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen. Tot slot is tegen de vaststelling van het plan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor de ontwikkeling van het gebied. Het project richt zich op woningbouw, waar momenteel veel vraag naar is. Een klein deel van het plan bestaat uit nader in te delen commerciële ruimtes. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verkoop/verhuur van woningen en de commerciële ruimtes. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel haalbaar geacht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden die afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit wijzigingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt. Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kostendekking is verzekerd. Dit geldt ook voor eventuele planschade. In de anterieure overeenkomst is opgenomen dat deze kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar.