direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dronten - Hanzekwartier - De Noord 53-59 (D2044)
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.D2044-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Noord BV (hierna initiatiefnemer) heeft het voornemen om de bedrijfspanden aan De Noord 53-59 te slopen en hiervoor in de plaats woningbouw te ontwikkelen. Het gaat hierbij om 38 grondgebonden woningen, 60 appartementen en 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Daarnaast wordt ook de openbare ruimte met de benodigde (parkeer)voorzieningen aangelegd.

De voorgenomen herontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid. Het voorliggend wijzigingsplan toont aan dat er voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen aan De Noord 53-59 in de plaats Dronten. Binnen het plangebied bevinden zich momenteel nog verschillende bedrijfspanden. De ligging van het plangebied in Dronten en de directe omgeving is indicatief weergegeven in afbeelding 1.1. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de planverbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Dronten en ten opzichte van de directe omgeving (bron: www.pdok.nl)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Beschrijving bestemmingen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen 'Hanzekwartier (2040)', 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' en 'Partiële herziening bestemmingsplan Hanzekwartier - De Noord 53-59 (2043)' die respectievelijk op 25 juni 2015, op 16 februari 2017 en op 7 juli 2022 zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Dronten. De partiële herziening maakt mogelijk dat woningen gerealiseerd kunnen worden op de begane grond.

In het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' zijn de gronden in het plangebied voorzien van de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast ligt de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' en ligt gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' opgenomen met daarbij bouwvlakken waarbinnen gebouwd mag worden. Binnen de bouwvlakken is de maximale bouwhoogte bepaald op 11 meter. Tenslotte zijn twee specifieke functieaanduidingen opgenomen 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen' en 'detailhandel perifeer'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan met daarop in rode omlijning het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede huidige bestemming 'Hanzekwartier (2040)' met daarop in het rood het plangebied weergeven (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Bedrijventerrein

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en overkappingen voor bedrijven tot en met een milieu categorie 3.1. Daarnaast is ter plaatse van de 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen' een groothandel in brandstoffen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' is ook perifere detailhandel toegestaan. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en mag maximaal 11 meter hoog zijn.

Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor verkeer en verblijf maar o.a. ook voor groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

De herontwikkeling van het gebied vindt plaats door gebruik te maken van de geldende wijzigingsbevoegdheid. In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' een mogelijk opgenomen om de geldende bestemmingen onder voorwaarden te wijzigen naar een nieuwe bestemming 'Gemengd - 7'. De regels voor deze bestemming is in bijlage 1 van de 'Partiële herziening bestemmingsplan Hanzekwartier - De Noord 53-59 (2043)' opgenomen. De gronden kunnen hierbij functioneel worden gewijzigd naar:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. kantoren;
  • c. bedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

Ondergeschikt en daarbijbehorend zijn onder andere ook functies mogelijk ten behoeve van de openbare ruimte en nutsvoorzieningen.

Via de wijzigingsbevoegdheid kunnen de Burgemeester en Wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 7' waarbij tevens de bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden gelegd, mits:

  • 1. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • 2. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • 3. het woongebied op een adequate wijze wordt ontsloten;
  • 4. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • 5. er rekening wordt gehouden met de milieuzonering;
  • 6. voorafgaand aan de ontwikkeling wordt aangetoond dat de ontwikkeling vanuit het oogpunt van archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, luchtkwaliteit en water acceptabel is;
  • 7. wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • 8. een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten zoals opgenomen in de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten en het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan.

Toetsing aan de wijzigingsbevoegdheid

Het voorliggend wijzigingsplan gaat om de ontwikkeling van 91 woningen en 825 m2 commerciële ruimtes. Hieronder worden puntsgewijs aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid getoetst:

  • 1. Uit toelichting paragraaf 4.2 blijkt dat er voldaan wordt aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  • 2. Uit toelichting paragraaf 4.12.2 blijkt dat er in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
  • 3. Het plangebied wordt op een adequate manier ontsloten, zoals blijkt uit toelichting paragraaf 4.12.2.
  • 4. Uit toelichting paragraaf 4.12.2 blijkt dat de omliggende wegen over voldoende capaciteit beschikken om de toekomstige verkeerssituatie op te vangen.
  • 5. In toelichting paragraaf 4.1 is de milieuzonering getoetst. Hieruit blijken geen belemmeringen voort te komen.
  • 6. In diverse paragrafen van toelichting hoofdstuk 4 zijn de genoemde aspecten getoetst. De gevolgen voor deze aspecten blijken acceptabel te zijn.
  • 7. De waterberging verbetert ten opzichte van de huidige situatie, zoals blijkt uit toelichting paragraaf 4.11.
  • 8. Uit toelichting paragraaf 3.3.2 blijkt dat het plan in overeenstemming is met de kwaliteiten die opgenomen zijn in de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten.

Gelet hierop wordt dan ook voldaan aan de hierboven gestelde randvoorwaarden.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het bestemmingsplan uitgelegd. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Hanzelijn

In 2001 is het besluit genomen tot de aanleg van de Hanzelijn. De Hanzelijn verbindt Lelystad via Dronten en Kampen met Zwolle. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen. Al tijdens het ontwerp van Dronten in de jaren '60 is rekening gehouden met de aanleg van de spoorlijn. Ten noorden van het centrum, dwars over het bedrijventerrein, werd een zone van ongeveer 180 meter gereserveerd voor de spoorlijn. Deze zone was ook gereserveerd voor een snelweg. In deze zone is de spoorlijn aangelegd met het station op het kruispunt met De Noord. Door de komst van de Hanzelijn wordt Dronten niet alleen beter aangesloten op het OV-netwerk, ook de structuur van Dronten krijgt hierdoor een gewijzigd karakter. Door de komst van het station ligt de harde grens van het centrumgebied niet langer bij het Gangboord maar ontstaat een overgangsgebied tussen het nieuwe station en het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0003.png"

Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving met daarop in een rode omlijning indicatief het plangebied weergegeven (Bron: pdok)

2.1.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Dronten is ingekaderd door infrastructuur (N307, N305 en N309) en de Lage Vaart als doorgaande watergang. De noordelijke rand van Dronten kenmerkt zich voornamelijk door industrie en bedrijventerreinen. De woongebieden liggen meer zuidelijk. Ten westen van de Lage Vaart liggen de woongebieden De Gilden en De Munten.

Het plangebied omvat een gedeelte van het middelste deel van het (voormalige) bedrijventerrein. Dit deel ligt langs de De Noord de weg tussen het station en het centrum van Dronten.

2.1.3 Ontsluiting

In Dronten ligt een doorgaande weg tussen de oost- en de westzijde van de Lage Vaart in de vorm van de Ottodreef/Energieweg. Haaks hierop ligt in noord-zuidrichting de doorgaande verbinding De Noord/De Oeverloper/Gangboord. De Noord vormt hiermee een belangrijke doorgaande verbinding ten oosten van het plangebied. Deze doorgaande wegen hebben een maximum snelheid van 50 km/uur.

Het plangebied wordt momenteel vanuit De Noord en via de Handelsweg-Zuid ontsloten. De weg De Noord is ten behoeve van de ontwikkeling verlegd om de nieuwe situatie mogelijk te maken.

2.1.4 Groen en water

De kernkwaliteiten van Dronten worden omschreven als rust, ruimte en groen. Dit groen heeft zijn vorm gekregen in de jaren '60 van de vorige eeuw waarbij groen met maat en allure het uitgangspunt was. Door de jaren heen heeft er een verdichting in Dronten plaatsgevonden ten koste van het groen. Ondanks deze verdichting is de huidige groene identiteit vooral te danken aan de oorspronkelijke ruim opgezette structuren. De rust en ruimte die wordt ervaren in het groen komt tot stand door de maat en schaal, materialisering en eenvoud van de inrichting van deze groenstructuur.

Langs de randen van het plangebied is momenteel openbare bermen met gras partijen en bomen aanwezig.

2.2 Beschrijving gebiedsontwikkeling

De beoogde gebiedsontwikkeling is gebaseerd op de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie bijlage 1). De ontwikkeling van de structuurvisie Hanzekwartier Dronten kent een lange voorgeschiedenis. De aanleiding van het herstructureringstraject is het besluit van het Rijk in 2001 tot de aanleg van een spoorverbinding tussen Lelystad en Zwolle met een station in Dronten. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen.

Vanuit de structuurvisie Hanzekwartier Dronten is een voorbeeldverkaveling op basis van de uitgangspunten uitgewerkt. De voorbeeldverkaveling (zie afbeelding 2.2) laat een mogelijke uitwerking van het Hanzekwartier zien. In deze voorbeeldverkaveling zijn de uitgangspunten van de visie verwerkt. Dit is echter niet de enige manier waarop de visie kan worden uitgewerkt. Er zijn diverse uitwerkingen mogelijk, mits de uitgangspunten, zoals deze zijn verbeeld in de abstracte basisstructuurkaarten worden aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0004.png" Afbeelding 2.2 Voorbeeldverkaveling Hanzekwartier met daarin met een rood kader indicatief het huidig plangebied weergegeven (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)

Voor de beschrijving van de totale gebiedsontwikkeling voor het Hanzekwartier op basis van deze voorbeelduitwerking wordt hier kortheidshalve verwezen naar het vastgestelde bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. In het voorgenomen plan zijn de basisstructuren uit de structuurvisie Hanzekwartier als uitgangspunt genomen.

2.3 Nieuwe situatie

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een volume studie gedaan. Deze is uitgevoerd op basis van de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het structuurplan en het beeldkwaliteitplan. Het plan is gemaakt om de ruimtelijke en programmatische invulling van het plangebied inzichtelijk te krijgen. Daarbij zijn in hoofdzaak twee plandelen te onderscheiden. Aan de noordzijde een bouwblok met een mix van grondgebonden woningen, appartementen en commerciële ruimtes. Aan de zuidzijde het accent, in de vorm van een alzijdig appartementengebouw in zes bouwlagen, vrij geplaatst op het plein omgeven door groen.

Noordzijde

Het bouwblok vormt samen met de nog te ontwikkelen bouwblokken op de naburige percelen een kleinstedelijke wand langs de Noord. Aan de zijde van de Noord zijn de bouwvolumes in een vaste rooilijn geplaatst. Het aantal bouwlagen varieert van 3 en 4 lagen. Op de hoeken aan de Noord zijn in de plint commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). gesitueerd, met daarboven appartementen. De overige betreft grondgebonden woningen. In het binnenhof worden op maaiveld parkeerplaatsen gerealiseerd, op één plek ontsloten vanaf de zijde van de Handelsweg. Aan de Handelsweg bevinden zich op openbaar gebied gestoken parkeerplaatsen, zorgvuldig ingepast in de groenstructuur ter plaatse.

Zuidzijde

Het accentgebouw staat vrij in de ruimte en vormt een onderbreking van de stedelijke wand langs de Noord. Het markeert een bijzondere plek waar het kleinstedelijk karakter van de Noord visueel wordt gekoppeld aan het groene en parkachtige karakter van de Lage Vaart en de binnenhaven. Hier kan vanaf de Noord een blik worden geworpen op het hart van het Hanzekwartier. Ter plaatse van het accent verspringt de rooilijn naar voren, waardoor komend vanaf het station de ruimte richting het stadscentrum geleidelijk wordt versmald.

Op de begane grond van het accent zijn commerciële ruimtes gesitueerd, gericht op de Noord en op het plein. Op de verdiepingen komen appartementen. Het gebouw is principieel alzijdig van opzet, met rondom gevels die zich richten op de openbare ruimte. Onder het gebouw wordt geparkeerd in een volledig verdiepte parkeerkelder. Dit maakt het mogelijk om van het plein een uitnodigende, groene ontmoetingsplaats te maken voor bewoners en omwonenden. Voor bezoekers zijn op het maaiveld een aantal parkeerplaatsen beschikbaar, bereikbaar vanaf de Handelsweg en samen met de inrit van de parkeerkelder zorgvuldig ingepast in het ontwerp van het plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0005.png"

Afbeelding 2.3 plattegrond positionering bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0006.png"

Afbeelding 2.4 Vogelaanzicht massastudie gebouwen

2.3.1 Programma

Met het planvoornemen worden in totaal 98 woningen, 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Hierbij gaat het om 38 grondgebonden woningen en 60 appartementen. De grondgebonden woningen betreft de categorie duur. Van de appartementen betreft het 31 goedkope koopappartementen en 29 dure koopappartementen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Sinds juni 2021 is Dronten als deel van de regio Zwolle aangewezen als NOVI-gebied. De aanwijzing hiervan heeft tot doel om de regio te ontwikkelen tot een klimaatrobuuste en economisch vitale regio met een blijvend aantrekkelijke woon- en leefomgeving.

Opgaven  

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • 1. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • 2. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • 3. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • 4. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • 5. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • 6. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • 7. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • 8. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.
  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. Gemeente Dronten heeft hierin een speciale status gekregen als onderdeel van het NOVI-gebied regio Zwolle. Het bevorderen van de woningbouw in deze regio is hierin een belangrijk doel.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen voor meer dan 11 woningen of andere stedelijke functies met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2.

Volgens Bro is bestaand stedelijk gebied: 'het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.'

Toetsing

In dit geval is sprake van 98 woningen en 923 m2 aan commerciële ruimtes op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. De voorliggende ontwikkeling is dan aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarbij voor de woningen de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden doorlopen. Hieronder wordt dan ook de behoefte beschreven.

Beschrijving behoefte

De relevante woonregio is de gemeente Dronten binnen de provincie Flevoland. De woningbehoefte in Dronten blijkt uit de provinciale prognose woningvoorraad 2022-2051. de woningvoorraad groeit van 17.730 in 2021 naar 21.456 in 2032. Dit betekent dat er in de komende planperiode van 10 jaar ruim 3.700 woningen moeten worden toegevoegd. Ook na deze periode is de verwachting dat er sprake is van blijvende woningbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0007.png"

Afbeelding 3.1 Prognose woningvoorraad (Bron: provincie Flevoland, feitelijkflevoland.nl)

In kwalitatieve zin is er tot 2030 vraag naar woningen in alle segmenten. Dit blijkt uit de woonvisie (zie paragraaf 3.3.3). Ook is de ontwikkeling van de beoogde woningen in het moederbestemmingsplan Hanzekwartier (2040) verantwoord. Hieraan lag een gemeentelijk woningbouwprogramma aan ten grondslag.

Gelet op de grote druk op de woningmarkt maakt de gemeente een actieplan voor de lokale woningmarkt. Een groot deel van de woningen die lokaal op de markt komen worden gekocht door mensen die in de Randstad geen betaalbare woning kunnen vinden en die zelf niet in de gemeente wonen of werken. De eigen starters en gezinnen met middeninkomens zijn door de huidige overspannen woningmarkt daardoor nog nauwelijks in staat een koopwoning te bemachtigen.

Het meest adequate antwoord op het woningtekort is nieuwe woningen laten bouwen, maar aangezien de gemeente die woningen niet zelf kan bouwen, is het ook zaak te kijken naar welke andere instrumenten ingezet kunnen worden om het tekort aan betaalbare woningen voor de eigen inwoners aan te pakken. ‘Diverse maatregelen en mogelijkheden kunnen op korte termijn ingezet worden, zoals modulair bouwen, tijdelijke bouwvergunningen, koopstart- en koopsmart constructies voor starters, het gericht inzetten van een anti-speculatiebeding en een zelfbewoningsplicht. Daarnaast is het mogelijk voor gemeenten een ‘opkoopbescherming’ in te voeren. Verder versnelt de gemeente de woningbouw, waaronder in het Hanzekwartier en met flexwonen.

Conclusie

Er is sprake van een grote woningbehoefte. Er wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • a. Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • b. Krachtige Samenleving (sociaaleconomische omgeving),
  • c. Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken.

Toetsing aan het plan

De rode draad van deze thema’s is dat Flevoland streeft naar een duurzame leefomgeving, waarbij ruimte is voor ontwikkelingen die bijdragen aan de ruimtelijke en sociaaleconomische kwaliteit van de provincie. Onderliggend plan draagt op basis van een goede ruimtelijke inpassing bij aan de ruimtelijke en functionele kwaliteit van de omgeving en is daarmee in lijn met de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland en Omgevingsverordening Provincie Flevoland

Algemeen

Na verwachting treed in 2023 de Omgevingswet in werking. Op dat moment moet elke provincie beschikken over een Omgevingsvisie, een of meer programma's en een Omgevingsverordening. Het op 27 februari 2019 door de Provinciale Staten van de provincie Flevoland vastgestelde Omgevingsprogramma Flevoland vindt haar grondslag dan ook in de Omgevingswet. Daarnaast is de grondslag te vinden in diverse vigerende wetten, zoals de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet natuurbescherming. Het Omgevingsprogramma omvat daarmee de op dit moment verplichte plannen: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven.

In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Met de vaststelling van het Omgevingsprogramma is dan ook een groot aantal beleidsnota's komen te vervallen. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak. In voorliggend geval is met name hoofdstuk 1 'Ruimte' van het Omgevingsprogramma van belang.

Ruimte (Omgevingsprogramma)

Het belangrijkste doel van de provincie is een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. Daarbij moet verstedelijking worden ingepast in een hoogwaardig landschap en passen bij de gerealiseerde en de geplande infrastructuur. Aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maken Flevoland concurrerend met andere gebieden. Er is sprake van overloop uit de drukke, dure Randstad naar een ruimer, goedkoper Flevoland (push factor). Ook kiezen mensen bewust voor het attractieve woonmilieu van Flevoland (pull factor).

De provincie wil verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf ter hand nemen, samen met partners. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied biedt de provincie zicht op oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, die het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland met zich meebrengt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid.

Stedelijk gebied

Het plangebied, gele cirkel, maakt binnen het thema 'Ruimte' onderdeel uit van het 'stedelijk gebied' zoals hieronder te zien is in afbeelding 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0008.png" Afbeelding 3.2 Ligging projectgebied binnen de kaart 'Ruimte' (Bron: Omgevingsprogramma provincie Flevoland)

Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op enkele principes waarvan onderstaande in voorliggend geval het meest van belang zijn:

  • De specifieke ruimtelijke kwaliteiten van steden en dorpen worden benut door de kwaliteit van deze kenmerken te behouden en te versterken;
  • Stedelijke uitbreiding moet aansluiten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
  • Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de op de kaart Stedelijk gebied aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
  • Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en er geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan;
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur;
  • Permanente bewoning van recreatiewoningen in het buitengebied wordt uitgesloten.

Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. Plannen voor uitbreiding worden uitgewerkt in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied.

Verstedelijking (wonen)

De bevolkingsontwikkeling is sturend voor de groeiscenario's voor Flevoland. Het in balans houden van uitbreiding en herstructurering vormt de basis voor een kwaliteitsslag voor het gehele bebouwde gebied. Een goede woonkwaliteit voor iedereen is het uitgangspunt. Naast de woning is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving.

In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt. Daarnaast is er behoefte aan landelijk wonen nabij de stad.

Naast de bouw van nieuwe woningen wordt kwaliteitsbehoud van de bestaande woningvoorraad steeds belangrijker. Een deel van het bebouwde gebied is toe aan herstructurering. Vooral in oudere wijken moeten de bestaande woningvoorraad en de zorginfrastructuur worden aangepast. De combinatie van uitbreidingsopgave en herstructureringsopgave biedt de mogelijkheid om in te spelen op de veranderende, meer gedifferentieerde behoefte aan woningen en andere functies. Via verdergaande verweving op wijk- en buurtniveau ontstaan goede mogelijkheden voor combinaties van wonen en werken. Kernpunten zijn:

  • huisvesting voor kleinere huishoudens;
  • voldoen aan de behoefte aan goedkopere betaalbare (huur-)woningen voor starters, statushouders en andere groepen met een krappe beurs;
  • terugdringing van tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst;
  • differentiatie van woonmilieus;
  • menging van wonen, voorzieningen en werken.

Toetsing aan de Omgevingsverordening

De voorliggende herontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande bedrijfspanden waarvoor in de plaats in totaal 98 woningen en commerciële ruimtes met een totaal oppervlakte van 923 vierkante meter worden gerealiseerd. Met het plan worden diverse typen aan eengezinswoningen en diverse typen aan appartementen gerealiseerd (zie ook paragraaf 2.3). Daarnaast wordt ook commerciële voorzieningen gerealiseerd waardoor er een mengeling van wonen en voorzieningen ontstaat. Hiermee wordt aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod.

3.2.3 Flevolandse Woonagenda

Algemeen

In 2021 heeft de provincie Flevoland een Woonagenda opgesteld. Doel van deze agenda is het agenderen van activiteiten die eraan bijdragen dat het in Flevoland goed wonen is voor iedereen. Middels de acties die uit de Woonagenda voortvloeien, wil de provincie komen tot een goed en volwaardig woonaanbod en een meer evenwichtige Flevolandse woningmarkt. Het gaat hierbij om méér dan alleen goede woningen. Het gaat ook om wonen op een plek van waaruit je makkelijk je werk, scholen en andere voorzieningen kunt bereiken, maar ook een mooie (natuurlijke) omgeving. De provincie Flevoland vult haar woonbeleid in vanuit een aantal pijlers, waaronder:

  • 1. Via Flevoland bouwt voor NL (project ‘100.000’) faciliteert de provincie de bouwopgave. Samen met gemeenten zoekt zij naar mogelijkheden voor een kwantitatieve versnelling van de woningbouw.
  • 2. Een volwaardige kwalitatieve ontwikkeling van het wonen in Flevoland. De provincie wil kansen bieden aan Flevolandse woningzoekenden door meer variatie in woonaanbod te creëren. De ruimte en rust die Flevoland te bieden heeft, waardering voor het (polder)landschap en Flevoland als ‘Pioniersprovincie’ worden hierbij specifiek als veel gewaardeerde Flevolandse woonkwaliteit benoemd.

Toetsing aan de Flevolandse Woonagenda

Met het voornemen wordt zoals beschreven in paragraaf 3.2.2 aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod. In het plan worden diverse typen aan eengezinswoningen en diverse typen aan appartementen gerealiseerd. Daarnaast wordt ook commerciële voorzieningen gerealiseerd waardoor er een mengeling van wonen en voorzieningen ontstaat.

3.2.4 RO visie werklocaties

Algemeen

In de RO Visie Werklocaties, die 28 juni 2016 is vastgesteld, staat beschreven wat nodig is om te komen tot sterke werklocaties met toekomstwaarde in de provincie Flevoland. Belangrijkste reden voor deze visie is, dat er sprake is van een nieuwe realiteit: de afgelopen decennia is Flevoland sterk gegroeid. In de toekomst is de vraag echter minder groot dan in de vorige Visie Werklocaties Flevoland werd verwacht. Daarnaast is er sprake van een kwalitatief andere vraag. Hierdoor beantwoordt het aanbod van nu regelmatig niet meer aan de vraag van vandaag en morgen. Met de Visie Werklocaties Flevoland wordt ingespeeld op deze nieuwe realiteit.

Toetsing aan de RO visie werklocaties

Het planvoornemen betreft de transitie van het bedrijfsterrein naar wonen. Het is onderdeel van de grotere gebiedsontwikkeling Hanzekwartier in Dronten waarbij bestaand bedrijventerrein waar geen toekomstwaarde meer heeft getransformeerd wordt naar een woonfunctie. Het voornemen sluit daarbij aan op de structuurvisie voor het gebied en het vastgestelde bestemmingsplan waarin wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de woningbouw mogelijk te maken. Derhalve wordt ook benoemd dat de gemeente Dronten nieuwe bedrijfsterrein realiseert om eventuele verplaatsingen mogelijk te maken.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Provincie Flevoland, de Omgevingsverordening Provincie Flevoland, Flevolandse Woonagenda en de provinciale RO visie werklocaties.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dronten 2030

Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen. De visie geeft op al die ruimtelijk economische thema’s een duidelijke richting en laat zien hoe de gemeente de kwaliteiten die zij heeft, toekomstbestendig maakt. Dit gebeurt onder meer door zorgvuldig en stapsgewijs te bouwen en de bestaande woonwijken te verbeteren. In de periode tot 2030 groeit Dronten door als stedelijke hoofdkern, met een regionale verzorgingsfunctie. Die centrumfunctie wordt mede versterkt door de verbeterde bereikbaarheid via de N307 en de Hanzelijn.

Toetsing aan het plan

Het plangebied is aangeduid als 'Bedrijventerrein' en 'Woningbouw stap 2 locatie in voorbereiding'. In afbeelding 3.3 is het plangebied met een rode cirkel weergegeven. In Dronten krijgt de realisatie van het Havenkwartier prioriteit. De transformatie van Het Hanzekwartier tot woongebied, gemengd met andere functies, vormt een prachtige mogelijkheid om het centrumgebied van Dronten te verbinden met de omgeving van het nieuwe treinstation aan de Hanzelijn. Dit is van meerwaarde voor de hele gemeente. Woningbouw in Het Hanzekwartier biedt bovendien kansen voor diverse doelgroepen en een gedifferentieerd programma (waaronder appartementen). in totaal kunnen hier 1.000 tot 1.300 woningen worden gerealiseerd.

Met dit wijzigingsplan wordt een herontwikkelingslocatie binnen het havenkwartier mogelijk gemaakt. Daarmee sluit de ontwikkeling aan op de structuurvisie en is passend binnen de beleidsuitgangspunten van de structuurvisie Dronten 2030. Gelet hierop wordt dan ook voldaan aan de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0009.png"

Afbeelding 3.3 Uitsnede structuurvisie Dronten 2030 (Bron: Ruimtelijke plannen.nl)

3.3.2 Structuurvisie Hanzekwartier Dronten

De Structuurvisie Hanzekwartier Dronten is vastgesteld op 26 april 2012. De structuurvisie Hanzekwartier, opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting, is niet opgezet als een stedenbouwkundig eindbeeld en moet daarom niet gelezen worden als een afgerond plan. De tijdsspanne waarover de herontwikkeling plaatsvindt, maakt dat alleen al onmogelijk. Hoe het Hanzekwartier er uiteindelijk precies uit komt te zien hangt af van de invulling en uitwerking in de komende decennia. De structuurvisie Hanzekwartier kan wel gezien worden als een strategie voor het herontwikkelen van dit gebied: een strategie die sturing en flexibiliteit combineert.

Met het formuleren van de ambities legt de gemeente als initiërende overheidspartij nu vast welke kwaliteiten zij nastreeft. De structurering van het gebied vormt de onderlegger. Bij de herontwikkeling bouwt iedere fase hierop voort. De structuurvisie vormt als het ware de 'kapstok' waarop de herontwikkelingen worden opgehangen (zie paragraaf 2.3). De kapstok zorgt dat het geheel niet onsamenhangend wordt en dat ruimtelijke deelontwikkelingen meer zijn dan de som der delen.

Sturing vindt verder plaats doordat de gemeente een aantal belangrijke onderdelen zelf ter hand neemt. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de herontwikkeling op gang wil brengen. Ook laat de gemeente met deze “eigen” uitvoeringen de kwaliteitsambitie zien die zij nastreeft. Met deze stappen wil de gemeente de markt stimuleren mee te doen en herontwikkelingen te starten.

3.3.3 Woonvisie Groeien met kwaliteit 2016-2021

In de woonvisie heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Inzicht in de verwachte ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens is nodig om beleid te kunnen ontwikkelen. Daarom is voor Dronten een woningmarktonderzoek uitgevoerd. In het woningmarktonderzoek zijn drie groeiscenario´s doorgerekend. Het scenario autonome groei laat zien hoe de vraag naar woningen toeneemt bij een neutraal migratiesaldo; er wordt dan in feite alleen gebouwd voor de natuurlijke aanwas. Het trendscenario gaat uit van de autonome bevolkingsontwikkeling en het gemiddelde positieve migratiesaldo van de afgelopen tien jaar. De bevolkingsgroei bedraagt in dit scenario de komende vijftien jaar ruim 2.200 personen. In het trendscenario bedraagt de extra woningvraag ruim 2.000 woningen tot 2030.

In het trendscenario-plus is de huishoudensgroei groter door extra instroom van vestigers van buiten de gemeente. Het migratieoverschot bedraagt in dit scenario 240 personen per jaar. De bevolking groeit dan met ruim 5.800 personen in de komende vijftien jaar. Hiervoor zijn ruim 3.400 woningen extra nodig. Dat in het trendscenario-plus relatief minder woningen nodig zijn om de groei te accommoderen (3.400 op 5.800 nieuwe inwoners tegen 2.000 op 2.200 nieuwe inwoners in het trendscenario) heeft ermee te maken dat de geprognosticeerde instroom vooral gezinnen betreft. De gemiddelde woningbezetting van deze huishoudens is groter dan gemiddeld.

In de volgende tabel is de bevolkings- en huishoudensprognose voor Dronten in zijn geheel weergegeven. Hieruit blijkt dat er een toenemende vraag naar woningen is. Het gemeentelijk beleid heeft zich in de afgelopen periode gericht op een bevolkings- en huishoudensgroei die het best wordt benaderd door het trendscenario-plus. Door de recente groei van de bevolking en de situatie op de woningmarkt blijkt de behoefte inmiddels groter te zijn dan eerder voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0010.png"

Toetsing aan het plan

Uit woningmarktonderzoek blijkt dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Dronten de komende jaren toeneemt. Het voorliggende plan geeft hier invulling aan.

3.3.4 Welstandsnota 2013

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria 'op maat' en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied. Het uiteindelijk ontwerp van de woningen zal moeten voldoen aan de criteria die voor het gebied gelden. Speciaal voor het Hanzekwartier Dronten, waar dit plan deel van uitmaakt, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld.

Toetsing aan het plan

In het beeldkwaliteitsplan is het plangebied als deelgebied genaamd De Noord en Stationsplein genoemd. Dit deelgebied is relatief dicht bebouwd en de openbare ruimte wordt hoogwaardig ingericht. De voorliggende woningbouw ontwikkeling zal getoetst worden aan de eisen die voor dit deelgebied gelden.

3.3.5 Klimaatbeleidsplan gemeente Dronten

De gemeente Dronten heeft als doelstelling het bereiken van klimaatneutraliteit. Dit houdt in dat de uitstoot van broeikasgassen (voornamelijk CO2) volledig wordt gereduceerd en gecompenseerd. Momenteel is er nog 122 MW aan windenergie nodig om dit doel te bereiken. Met de realisatie van windplanblauw wordt de benodigde 122 MW ruimschoots behaald (161 MW). Ook zal er in de komende jaren aanzienlijk meer (hernieuwbare) energie nodig zijn voor de verwarming van huizen en andere gebouwen (het gebruik van aardgas zal worden uitgefaseerd) en voor de sector mobiliteit. De totale vraag naar elektriciteit zal dus toenemen. Hiermee is rekening gehouden in de berekening omtrent klimaatneutraliteit.

Om de klimaatvisie vorm te geven en doelstellingen te behalen worden drie elementen uitgelicht: duurzaam gedrag, duurzame technologie en duurzame organisatie. Duurzaam gedrag is gericht op bewustwording onder inwoners van hun gedrag met betrekking tot duurzame energie en de consequenties hiervan, waarop zij hun gedrag gaan aanpassen. Duurzame technologie is gericht op het inrichten van de transitie naar duurzaamheid. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn: regionale en decentrale hernieuwbare energievoorziening, energiecoöperatie, uitfasering van aardgas en duurzame mobiliteit, waaronder ook autodelen. Duurzame organisatie gaat over de samenwerking tussen alle relevante partijen. Samenwerking tussen overheid, onderwijs en organisaties is erg belangrijk, maar uiteindelijk zijn het de burgers die de grootste slag zullen slaan, zij zijn aan zet.

Toetsing aan het plan

Met het planvoornemen worden gasloze woningen gerealiseerd. Hiermee sluit het plan aan op het klimaatbeleidsplan van de gemeente Dronten.

3.3.6 Handboek openbare ruimte

Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer. Het handboek is bestemd voor een ieder die zich met inrichting en vormgeving van de openbare ruimte bezighoudt, zoals stedenbouwers, projectleiders, civieltechnici, ontwikkelaars en (landschaps)architecten. Het handboek vormt het gemeentelijke beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte vanuit het gezichtspunt van beheer.

Het handboek geeft de voorwaarden voor een basisnormering die aansluit bij het reguliere beheer binnen de gemeente Dronten. Ook staan verwijzingen naar beleid van derden (bijvoorbeeld politie en Waterschap) genoemd. Wanneer dit beleid gevolgen heeft voor de beheerbaarheid van de openbare ruimte is eveneens een verwijzing naar de bron van de desbetreffende instantie opgenomen.

Toetsing aan het plan

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt bij de nadere uitwerking rekening gehouden met het handboek openbare ruimte van de gemeente Dronten. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat de openbare ruimte zorgvuldig wordt ingepast en in de toekomst beheerd kan (blijven) worden.

3.3.7 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2017-2027

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) 2017-2027 legt de gemeente Dronten haar beleid voor verkeer, vervoer en infrastructuur voor de komende tien jaar vast. De ambitie is om de groei van economie en ruimtelijke voorzieningen binnen lokale en regionale schaal ruimte te geven om de samenleving op een duurzame wijze te faciliteren.

Het doel van het verkeers- en vervoersbeleid is om voor nu en in de toekomst een doelmatig, veilig en duurzaam en samenhangend verkeers- en vervoersysteem te realiseren en het goede te behouden. Een systeem dat zich organisch ontwikkelt wat maakt dat het Drontens beleid is dat de bereikbaarheid en de leefbaarheid van de gemeente Dronten optimaliseert en meegroeit met de behoeften van onze inwoners. Het GVVP is gebaseerd op een analyse van de huidige situatie en de te verwachten ontwikkelingen. Het is in samenhang met andere beleidsvelden en de grotere gemeentelijke projecten tot stand gekomen.

Toetsing aan het plan

Zowel technisch (uitvoering van de wegenstructuur) als praktisch (aansluiting op bestaande wegen- en padennetwerk) wordt met onderliggend plan aansluiting gevonden met de doelstellingen en ambities van het GVVP. Zie verder paragraaf 4.12 voor de uitwerking van het verkeersaspect.

3.3.8 Nota parkeernormen gemeente Dronten 2016

Vanaf 1 juli 2018 zijn gemeenten verplicht de parkeereis te hebben geregeld via het bestemmingplan, omdat de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder artikel 2.5.30) uit de bouwverordening zijn komen te vervallen. De gemeente Dronten heeft derhalve een Nota Parkeernormen opgesteld waar in bestemmingsplannen naar kan worden verwezen.

Voor de verkeersaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen is het berekenen van de parkeerplaatsverplichting essentieel. De parkeerplaatsverplichting is het aantal parkeerplaatsen dat een initiatiefnemer moet aanleggen bij een voorgenomen ruimtelijke functie. De parkeerplaatsverplichting wordt berekend aan de hand van vastgestelde parkeernormen.

Toetsing aan het plan

Het voorliggend wijzigingsplan gaat straks deel uitmaken van het (moeder)bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. In artikel 29 van het (moeder)bestemmingsplan is opgenomen dat bij een aanvraag omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand worden gehouden. Op deze wijze wordt bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

3.3.9 Gemeentelijk rioleringsplan GRP 2022-2028

Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) geeft inhoudelijke, financiële en programmatische sturing aan het rioleringsbeheer. Dit is uit oogpunt van volksgezondheid, bewoonbaarheid en milieubescherming één van de kerntaken van elke gemeente. Naast de zorgplicht voor het afvalwater, hemelwater en grondwater is er ook aandacht voor klimaatadaptatie. In het gemeentelijk rioleringsplan staan de beleidsuitgangspunten, voorschriften en richtlijnen beschreven die in het gemeentelijk domein dienen te worden gehanteerd voor klimaatadaptatie en het afval-, hemel-, grond- en oppervlaktewater.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieuzonering

4.1.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Dronten de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. In deze uitgaven worden een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie (zoals een woning) die op grond van het uitwerkingsplan mogelijk is.

4.1.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn twee gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.

Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemend gebied'. Voor 'gemengde gebieden' geldt een volgende omschrijving:

"Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend."

De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0011.png"

4.1.3 Situatie plangebied

Het gebied rondom plangebied is aan te merken als een 'gemengd gebied'. Dit is zo vanwege het feit dat rondom het plangebied verschillende bedrijven aanwezig zijn, langs hoofdinstractructuur ligt en ook een gemengde bestemming mogelijk wordt. Binnen het plangebied is het voornemen woningbouw en commerciële ruimtes te realiseren. Dit wordt gedaan door middel van een gemengde bestemming. Hierin zijn bedrijven uit milieucategorie 1 toegestaan met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan. Woningen zijn milieugevoelig. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' aanwezig. Hieronder worden de relevante bedrijfspercelen beschreven ten opzichte van de beoogde woningbouw:

Ten noorden van het plangebied

De bedrijfspercelen ten noorden van het plangebied behoren tot het gebied met een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsgebied 2) en dit gebied wordt net als het plangebied in de toekomst herontwikkeld tot een woongebied. Voor dit plan moet uitgegaan worden van de huidige situatie.

De Noord 61 t/m 65

Op de bedrijfspercelen 'De Noord' 61 t/m 65 zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijfsperceel ligt op een afstand van 5 meter tot de dichtstbijzijnde beoogde woninggevel. Het bedrijfsperceel De Noord 61 voldoet niet aan de richtafstand. Voor de overige percelen wordt wel voldaan aan de richtafstand. Van de richtafstand kan gemotiveerd afgeweken worden.

In de huidige situatie is ter plaatse van de Noord 61 een bouwmarkt aanwezig. Dit valt onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Op het gebied van gevaar wordt geen hinder verwacht waardoor alleen het aspect geluid relevant is. De maatgevende geluidsbronnen zijn o.a. het laden en lossen van goederen en het achteruitrijden van vrachtwagens. Dit gebeurd aan de zijde van het plangebied. Er is om die reden akoestisch onderzoek uitgevoerd om te kunnen beoordelen of ter plaatse van het nieuwbouwplan sprake is een goed akoestisch woon- en leefklimaat. En om te beoordelen of de bouwmarkt in haar mogelijkheden wordt beperkt.

Ten behoeve hiervan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het nieuwbouwplan sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat. En dus, vanuit akoestisch oogpunt, een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is het wel van belang dat de volgende akoestische maatregelen worden doorgevoerd op het terrein (of terreingrens) van de bouwmarkt:

  • het voorziene scherm op de erfgrens niet 2,0 meter maar 2,3 meter hoog uitvoeren;
  • de meest zuidelijke terreinen voorzien van een vlakke beton of asfalt laag;
  • (rol)afvalcontainers en verfafvalbak plaatsen in het bestaande gebouw of in een nieuwe overkapping op het buitenterrein.

De bouwmarkt zal door de realisatie van het nieuwbouwplan niet in haar mogelijkheden worden beperkt als ter plaatse van de gevels van het plan de volgende maatwerkvoorschriften worden opgenomen:

  • ter plaatse van de noord- en westgevel van bouwblok 1 dient voor de dagperiode, een toelaatbaar langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) te worden vastgelegd van respectievelijk 54, 53 en 52 dB(A);
  • de volgende toelaatbare maximale geluidniveaus (LAmax) voor de dagperiode: 75 dB(A) noordgevel bouwblok 1; 74 dB(A) westgevel bouwblok 1; 74 dB(A) en 73 dB(A) westgevel bouwblok 2;
  • Op alle overige beoordelingsposities en gedurende alle overige beoordelingsperioden blijven voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau de normen gelden conform het Activiteitenbesluit;
  • Het meten en berekenen van de geluidsniveaus, alsmede de beoordeling van de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (uitgave 1999, ministerie van VROM).

Ten oosten van het plangebied

Aan de overzijde van de weg 'De Noord' zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan met een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Het plangebied ligt op 70 meter afstand waarmee voldaan wordt aan de richtafstand.

Ten zuiden van het plangebied

Op de bedrijfspercelen aan de zuidkant van het plangebied zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan. Het dichtstbijzijnde bedrijfsperceel ligt op een afstand van 16 meter tot de nieuwe (planologisch mogelijke) woningbouw. Voor milieucategorie 3.1 geldt een richtafstand van 30 meter waar niet aan voldaan wordt. Ook van deze richtafstand kan gemotiveerd afgeweken worden. De bedrijven ten zuiden van het plangebied bestaan uit de voedselbank en een projectontwikkelingsbureau. De voedselbank kan vergeleken worden met een supermarkt waarvoor een milieucategorie 1 geldt met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Het projectontwikkelingsbureau kan geschaard worden onder 'Overige zakelijke dienstverlening: kantoren' waarvoor ook milieucategorie 1 geldt. Hiervoor geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstanden wordt voldaan en daarmee worden de bedrijven niet gehinderd in hun bedrijfsvoering en is voor de bewoners van de beoogde woning sprake van een goed woon- en leefklimaat. Gezien de herontwikkelingsplannen die ook gelden voor dit gebied ligt het daarnaast niet voor de hand dat hier zich andere c.q. zwaarder bedrijven gaan vestigen. Ook dit gebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen naar een bestemming waarmee woningen mogelijk worden gemaakt.

Aan de Zuidwestkant van het plangebied

Aan de Zuidwestkant van het plangebied bevindt zich de firma J. Haverhoek oud ijzer. Volgens de VNG bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen valt de aard van de activiteiten binnen deze inrichting onder categorie 3.2. Er vinden activiteiten plaats met metalen op het buitenterrein. Bij de categorie 3.2 wordt in gemengd gebied een richtafstand aangehouden van 50 meter. Het beoogde plan ligt op afstand van circa 67 meter. Het college van B en W is van oordeel dat het bedrijf in milieucategorie 3.2 in strijd met het geldende bestemmingsplan hier gevestigd is. Er is een handhavingstraject gestart en is uitvoerig overleg geweest over verhuizing van het bedrijf. De stellige verwachting is aanwezig dat de bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 3.2.) hier op korte termijn worden gestaakt. Gezien de herontwikkelingsplannen die ook gelden voor dit gebied ligt het daarnaast niet voor de hand dat hier zich andere c.q. zwaarder bedrijven gaan vestigen. Ook dit gebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen naar een bestemming waarmee woningen mogelijk worden gemaakt.

Ten westen van het plangebied

Aan de westzijde van het plangebied zijn eveneens bedrijfspercelen waar bedrijven t/m milieucategorie 3.1 zijn toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in een gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijfsbestemming ligt op 30 meter afstand. Aan de richtafstand wordt voldaan. Ter plaatse van de woningbouw kan dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.

Tenslotte wordt opgemerkt dat alle omliggende gebieden via een wijzigingsbevoegdheid voorbestemd zijn om te transformeren naar woongebied. Bij de inrichting van het Hanzekwartier is rekening gehouden met de richtafstanden. De woningen (milieugevoelige functies) zullen op tenminste 10 meter afstand van de bedrijven (commerciële ruimtes) worden gerealiseerd zodat voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat.

4.1.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt, indiende de akoestische maatregelen en de maatwerkvoorschriften worden toegepast, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.2 Geluid

4.2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Wettelijke zones langs wegen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 4.1 weergegeven. De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.

Tabel 4.1: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidzone [m]  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg.

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

In de omgeving van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen en spoorlijnen aanwezig, waarmee, in het kader van geluidhinder, nader rekening moet worden gehouden.

4.2.2 Situatie plangebied

De woningen zijn nieuwe geluidgevoelige objecten. Om die reden is dan ook een akoestisch onderzoek voor het plangebied uitgevoerd. In bijlage 3 is het volledige akoestisch onderzoek bijgevoegd. Hieronder wordt de conclusie weergegeven.

Wegverkeerslawaai

In de figuren 5.1/5.2 en bijlage 3 uit het akoestisch onderzoek is het overzicht van de berekende geluidsbelasting van de weg De Noord en Handswel-Zuid opgenomen. Uit de figuren en bijlage 3 uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen aan De Noord 53-59 te Dronten de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB vanwege De Noord en de Handelsweg-Zuid (o.b.v. 1.000 mvt/etmaal) wordt overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt Lden = 55-56 dB op de grens van het bouwvlak vanwege wegverkeer op De Noord en Lden = 50-51 dB vanwege de Handelsweg-Zuid. Daarmee is de realisatie van het plan is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder, de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB wordt niet over-schreden. De hoogste berekende geluidbelasting kan worden vastgelegd in een hogere waarde.

Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Voor het plangebied geldt dat afscherming stedenbouwkundig niet gewenst is vanwege de binnenstedelijke situatie. Het aanbrengen van geluidreducerend asfalt zal 2-3 dB effect kunnen hebben en is daarmee onvoldoende doeltreffend en/of financieel doelmatig. Omdat met name De Noord een belangrijke ontsluitingsweg is, zijn ook verkeerskundige maatregelen en/of verlaging van de rijsnelheid niet gewenst.

Railverkeerslawaai

Uit figuur 5.3 uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde nieuwe woningen aan De Noord 53-59 te Dronten de voorkeursgrenswaarde van Lden = 55 dB vanwege railverkeerslawaai niet wordt overschreden. In de berekening is worst-case uitgegaan zonder de bebouwing van de huidige Praxis.

Cumulatieve geluidbelasting

Naast het geluid van weg- en railverkeer is ook sprake van omgevingsgeluid van andere functies. Hiervoor is een cumulatieve geluidbelasting berekend. De cumulatieve geluidbelastingen per bouwblok zijn gegeven in bijlage 4 van het akoestisch onderzoek. Voor met name de hoogst belaste gevels aan De Noord wegen moet de geluidsituatie als meest "matig" en in een enkel geval "slecht" worden beoordeeld. Door de geluid-wering te dimensioneren op de cumulatieve geluidniveaus, kan een goed akoestisch binnenklimaat wordt gerealiseerd. Aan De Noord wordt het cumulatieve geluidniveaus bepaald door wegverkeer.

Voor de gevels aan de zijde van de Handelsweg-Zuid bedragen de hoogst berekende cumulatieve geluidbelastingen Lcum = 55-56 dB (wegverkeer maatgevend). Voor de gevels aan de zijde van de bouwmarkt met een geluidniveau van ten hoogste 54 dB(A) als gevolg van de bouwmarkt, bedragen de hoogst berekende cumulatieve geluidbelastingen Lcum = 57-58 dB.

Per bouwblok/gevel dient de geluidwering ten minste GA;k = Lcum - 33 te bedragen (zie bijlage 5 van het akoestisch onderzoek). Wegverkeer is grotendeels maatgevend. Globaal komt dit neer op:

  • Gevels aan De Noord karakteristieke geluidwering GA;k = Lcum - 33 = (60-61) - 33 = 27-28 dB(A);
  • Gevels zijde Bouwmarkt karakteristieke geluidwering GA;k = Lcum - 33 = (57-58) - 33 = 24-25 dB(A);
  • Gevels zijde Handelsweg-Zuid karakteristieke geluidwering GA;k = Lcum - 33 = (55-56) - 33 = 22-23 dB(A).
4.2.3 Conclusie

Voor het aspect geluid kan worden voldaan aan de Wgh indien een hogere waarde wordt verleend. De Omgevingsdienst heeft de betreffende hogere waarden opgesteld deze worden gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Hiermee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3 Geur

4.3.1 Algemeen

Voor de geurbelasting van de AWZI gelden specifieke regels. In de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) is de 'Bijzondere regeling' G3 (BR G3) voor RWZI's opgenomen. Hierin zijn de volgende immissieconcentraties opgenomen als norm:

  • ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing: 1 ge/m³ als 98-percentiel;
  • ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing: 2 ge/m³ als 98-percentiel.
4.3.2 Situatie plangebied

In het kader van het moederplan (bestemmingsplan Hanzekwartier (2040), gemeente Dronten, (vastgesteld 2015-06-25) is voor het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de geurbelasting van de AWZI. Het voorliggend plan maakt na de wijziging onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Over de AWZI is het onderstaande opgenomen.

AWZI De Waterrotonde

Voor het geuraspect is apart onderzoek verricht (zie bijlage 4). Het waterschap Zuiderzeeland heeft een rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Installatieweg 4 (AWZI De Waterrotonde). Een nieuwe woonwijk is een geurgevoelig object. Naar de bestaande geurcontouren van de AWZI is daarom onderzoek gedaan. Uit het onderzoek blijkt dat bij de meest nabij gelegen woningen op het bedrijventerrein in de huidige situatie de geuremissie lager is dan 1,0 ge/m3 als 98-percentiel. De nieuwe woningen mogen gerealiseerd worden wanneer de geuremissie maximaal 1 ge/m³ als 98-percentiel bedraagt. Buiten het bedrijventerrein wordt ruim voldaan aan de norm van 0,5 ge/m3 als 98-percentiel. De AWZI voldoet daarmee aan de normen van het Activiteitenbesluit. In volgende figuur staan de verschillende geurcontouren rond de AWZI aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0012.png"

Afbeelding 4.1. Geurcontouren AWZI De Rotonde (bron: geuronderzoek rwzi Dronten augustus, september 2014)

4.3.3 Conclusie

Gelet op het vorenstaande word geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.4 Bodem

4.4.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een ruimtelijke ontwikkeling dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

4.4.2 Situatie plangebied

In het kader van de nieuwbouwplannen is een Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 inclusief asbest NEN 5707/5897 uitgevoerd. Het vooronderzoek is opgenomen in bijlage 5 en de revisiebodemonderzoek uit 2020 in bijlage 6. Hieronder worden de belangrijkste onderzoeksresultaten weergeven uit het bodemonderzoek. Voor het verkennend bodemonderzoek wordt verwezen naar bijlage 7.

Onderzoeksresultaten

Nader bodemonderzoek (NTA 5755)

Tijdens het nader onderzoek zijn zowel in de grond als in het grondwater geen verhoogde gehalten aan vluchtige aromaten en minerale olie aangetoond. De verontreiniging met minerale olie die tijdens het onderzoek in juli 2020 (Revisie bodemonderzoek, FMA-Nillesen, BO2020086) bij de voormalige smeerput is aangetoond, is tijdens dit onderzoek niet aangetroffen.

Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740)

In de grond is een achtergrondwaarde overschrijding met kwik aangetoond. De herkomst hiervan is onbekend. Er zijn ter plaatse geen waarnemingen gedaan die de achtergrondwaarde overschrijding kunnen verklaren. In het grondwater is een streefwaarde overschrijding met barium aangetoond. Dit betreft vermoedelijk een van nature verhoogde achtergrondwaarde.

Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707/ NEN 5897)

In asbestmonster ASB3 is 1,4 mg/kg ds asbest in de grond aangetoond. Het asbestgehalte overschrijdt de norm voor nader onderzoek van 50 mg/kg ds niet. In asbestmonster ASA1 is zowel visueel als analytisch geen asbest in het puin aangetoond. In asbestmonster ASB1 is zowel visueel als analytisch geen asbest in de grond aangetoond.

Aanbevelingen

Voor de overschrijdingen van de achtergrondwaarde/streefwaarde in de grond en in het grondwater zijn er, ten aanzien van de kwaliteit van de bodem, op basis van de Wet Bodembescherming geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.

4.4.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.

4.5 Archeologie

4.5.1 Algemeen

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

4.5.2 Situatie plangebied

De gemeente Dronten heeft een eigen archeologisch beleidsadvieskaart opgesteld. Op de kaart is per gebied aangegeven bij welke ingrepen archeologisch onderzoek nodig is. Volgens het archeologiebeleid van de gemeente Dronten ligt het plangebied in een archeologievrij gebied. Gelet hierop is dan ook geen archeologisch onderzoek nodig.

4.5.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.

4.6 Cultuurhistorie

4.6.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' dient te bevatten.

4.6.2 Situatie plangebied

De gemeente Dronten heeft in haar bestemmingsplan de Cultuurhistorische waardevolle elementen aangewezen. In het geldende bestemmingsplan ligt er gedeeltelijk binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' waarbij de cultuurhistorische waarden van de weg (De Noord) behouden dient te blijven. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het stedenbouwkundige plan voor het Hanzekwartier in dit stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met het cultuurhistorisch belang van de weg. Daarnaast wijzigt de ligging van de weg niet met het planvoornemen en daarmee blijft de cultuurhistorische weg als waardevolle element behouden. Het aspect cultuurhistorie geeft geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling.

4.6.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet milieubeheer zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

4.7.2 Situatie plangebied

Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 4.7.1, kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Met de gehele planvoornemen wordt maximaal 98 woningen en 923 m2 commerciële ruimte mogelijk gemaakt. Hiermee blijft het aantal woningen ruim onder de gestelde grens waarbinnen het voornemen vrijgesteld blijft van toetsing. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook valt het plangebied buiten 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.8.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (met blauwe kader aangegeven) en de omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0013.png"

Afbeelding 4.2 Uitsnede risicokaart, met blauw kader het plangebied (Bron: Atlas van de leefomgeving)

In het kader van het moederplan (bestemmingsplan Hanzekwartier (2040), gemeente Dronten, (vastgesteld 2015-06-25) is voor het gehele bestemmingsplan risicoberekeningen uitgevoerd en is het groepsrisico verantwoord. Het voorliggend plan maakt na de wijziging onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Over externe veiligheid is het volgende opgenomen.

Het plangebied ligt ten zuiden van de Hanzelijn. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risico's verbonden. In het kader van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling heeft Ingenieursbureau Oranjewoud/Save een onderzoek naar het aspect externe veiligheid uitgevoerd voor het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen (zie bijlage 8). Daarnaast is het groepsrisico van de Hanzelijn en de hogedruk-aardgastransportleiding ten opzichte van het Hanzekwartier verantwoord in een eigen onderzoek (zie bijlage 9). Tot slot is een groepsrisicoverantwoording gedaan voor het Hanzekwartier en de Skeeler Dome (zie bijlage 10).

4.8.3 Conclusie

Gelet op het bovenstaande en het feit dat de risicioberekeningen en de groepsrisico reeds is verantwoord in het onderliggende bestemmingsplan, waarmee het planvoornemen mogelijk wordt gemaakt, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

 

In het plangebied is geen sprake van kabels of leidingen die een planologische zone hebben.

4.10 Ecologie

4.10.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.10.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het plangebied bevindt zich op een afstand van 5,8 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Ketelmeer & Vossemeer' en op circa 9,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'. Het plangebied ligt daarmee niet binnen een Natura 2000-gebied en heeft daardoor geen directe invloed op het Natura 2000-gebied waardoor een wnb-vergunning noodzakelijk is.

Stikstofdepositie op natuurgebieden

Voor dit project wordt een stikstofberekening uitgevoerd die opgenomen is in bijlage 11. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 600 meter van het plangebied. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en de activiteit heeft geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.10.3 Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van bebouwing. Om die reden is dan ook ecologisch onderzoek uitgevoerd. In bijlage 12 is dit onderzoek opgenomen. Op basis van de uitgevoerde veldinventarisaties kan gesteld worden dat de zijmuur van de kringloop (Handelweg-Zuid 3) op drie plekken gebruikt wordt als zomerverblijfplaats voor één tot enkele individuen van gewone dwergvleermuis. Bij de sloop van de bebouwing verdwijnen deze verblijfplaatsen. Hierdoor kan de locatie niet meer fungeren als zomerverblijfplaats.

Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat binnen het plangebied en in de omgeving gewone dwergvleermuizen foerageren. Desondanks, gezien de afwezigheid van groen binnen het plangebied betreft dit geen essentieel foerageergebied.

De waarnemingen tijdens het paarseizoen geven aan dat het plangebied mogelijk een onderdeel is van een territorium voor één gewone dwergvleermuis. Door het langdurig waarnemen van een baltsende gewone dwergvleermuis, net buiten de begrenzing van het plangebied aan de zijde van de Handelweg-Zuid is het niet uit te sluiten dat er in de zijmuur van de kringloop ter plaatse van de Handelweg-Zuid 3 een paarverblijf aanwezig is.

Vervolgstappen 

Als gevolg van de sloop van De Noord 53 t/m 59 en Handelsweg-Zuid 3 te Dronten verdwijnen zomerverblijfplaatsen en een mogelijk paarverblijf die door één of meerdere gewone dwergvleermuizen wordt gebruikt. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd. Met de sloop wordt dus een overtreding van de Wet natuurbescherming begaan. Als gevolg van de sloop van De Noord 53 t/m 59 en Handelsweg-Zuid 3 te Dronten verdwijnen zomerverblijfplaatsen en een mogelijk paarverblijf die door één of meerdere gewone dwergvleermuizen wordt gebruikt. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd. Met de sloop wordt dus een overtreding van de Wet natuurbescherming begaan. Dat betekent dat bij het bevoegd gezag (provincie Flevoland) een ontheffing op de Wet natuurbescherming dient te worden aangevraagd. Onderdeel hiervan is het opstellen van een activiteitenplan.

De benodigde ontheffing is reeds aangevraagd en verleend door de provincie Flevoland.

4.10.4 Conclusie

Ten behoeve van de ontwikkeling is een ontheffing verleend. Voor het overige worden er geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Tevens zijn er - behoudens de gewone dwergvleermuis - geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voorst u alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

4.11 Water

4.11.1 Vigerend beleid

Op Rijksniveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

KRW

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie- en kwelgebieden). Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.

Waterbeleid voor de 21ste eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Waterwet

De Waterwet is in 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.

Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend stedelijk afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater plaats. Het 'gebiedseigenwater' wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). De waterschapsverordening vervangt de Keur bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Tenslotte op basis van de Waterwet zijn de bewoners op hun eigenterrein primair zelf verantwoordelijk voor de verwerking van hemelwater.

Nationaal Water Programma

Het Nationaal Water Programma bestaat uit het landelijke en regionale waterbeleid, vastgesteld op basis van de Waterwet en de Wet Ruimtelijke Ordening. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en -beheer beschreven voor de periode 2022-2027. Het programma richt zich op schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico’s, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Watervisie en Waterbeheerprogramma

De Watervisie verbindt waterthema’s en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

4.11.2 Waterhuishoudkundig Havenkwartier

In het voorgaande bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' is de normale watertoetsprocedure (vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) doorlopen. In januari 2016 is vervolgens het 'Waterhuishoudingsplan Het Hanzekwartier' (WHHP) opgesteld dat inzicht geeft in het waterhuishoudkundig en riooltechnisch functioneren voor de toekomst (zie bijlage 13). De uitgangspunten die genoemd worden in dit plan ten aanzien van de verschillende wateraspecten zijn leidend voor de ontwikkeling.

4.11.3 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.

De voorliggende ontwikkeling is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap, in dit geval het waterschap Zuiderzeeland. Op basis van inhoudelijke beoordeling van de ontwikkeling is de korte procedure van toepassing voor de watertoets. Vanwege de specifieke aard van het plan is een nauwere betrokkenheid van het waterschap noodzakelijk (zie bijlage 14). Ook bij het opstellen van het WHHP is het waterschap nauw betrokken geweest. De aandachtspunten die daar benoemt zijn in het stedenbouwkundig ontwerp meegenomen. Het wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg aan het waterschap voorgelegd. Bij de civieltechnische uitwerking van het plannen zullen de aandachtspunten randvoorwaarden zijn.

Gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.11.4 Waterparagraaf

De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, waarmee rekening moet worden gehouden voor voorliggende ontwikkeling. Hierbij zijn de volgende waterthema's van belang:

  • 1. Waterveiligheid;
  • 2. Voldoende water;
  • 3. Schoon water.

Hieronder wordt weergegeven hoe binnen voorliggend plan, indien nodig, rekening wordt gehouden met de bovenstaande thema's:

1. Thema Waterveiligheid

Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een primaire waterkering. Voor het onderdeel primaire waterkering zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Het plangebied ligt niet buitendijks. Voor het onderdeel regionale waterkeringen zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

Het plangebied ligt niet in een beschermingszone van een overige waterkering. Voor het onderdeel regionale waterkering zijn geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing.

2. Thema Schoonwater

Goed omgaan met afvalwater

Streefbeeld: Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit

van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt

met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze

effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen.

Uitgangspunt: Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt, zonodig voorafgegaan door een lokale zuivering. Voor bestaande gebieden wordt gestreefd naar het afkoppelen van verhard oppervlak. Het ombouwen van bestaande stelsels naar gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.

Randvoorwaarden: Bij nieuwbouwgebieden is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. In bestaand gebied wordt ernaar gestreefd om schoon regenwater* af te koppelen van het rioolstelsel.

*Onder schoon hemelwater wordt verstaan:

  • Hemelwater van verhardingen met een verkeersintensiteit lager dan 1000 voertuigen per dag;
  • Hemelwater vanaf parkeerplaatsen met minder dan 50 plaatsen;
  • Hemelwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Hemelwater van onverhard terrein;
  • Hemelwater van centrumgebieden (met uitzondering van marktterreinen).

Het plangebied is onderdeel van een veel groter plan namelijk het Hanzekwartier. Voor de ontwikkeling in zijn geheel is een waterhuishoudkundigplan opgesteld (zie bijlage 13). Met de nadere uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met dit waterhuishoudkundig plan. Daarnaast wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende bouwmaterialen. Het schone regenwater afkomstig van de daken en bestratingen wordt via een gescheide stelsel afgevoerd. Het huishoudelijke afvalwater wordt, gescheiden van het schone hemelwater, afgevoerd via het gemeentelijke rioleringsstelsel.

Tenslotte wordt binnen het plangebied in het openbaar gebied parkeerplaatsen, groenvoorzieningen en tuinen gerealiseerd. In het voorliggend geval gaat het om verschillende parkeerzones met respectievelijk 63 parkeerplaatsen, 24 parkeerplaatsen, 10 parkeerplaatsen en 44 parkeerplaatsen in een parkeerkelder. In de huidige situatie wordt al het verharde binnenterrein gebruikt voor stalling en parkeren van tankauto's met met brandstoffen, vooral s'nachts en in het weekend. Het terrein aan de voor- en achterkant wordt gebruikt voor parkeren van personeel en bezoekers van de daar gevestigde kringloopwinkel en groothandel. In de nieuwe situatie komt dit gebruik te vervallen en bestaat het binnenterrein uit openbaargroen, tuinen en parkeervoorzieningen. Hiermee neemt het aantal vierkante meters verharding binnen het plangebied af. Voor de geplande parkeerkelder wordt bij de verdere uitvoering van het plan gekeken naar de mogelijke effecten op de grondwaterstroming in het gebied. Ten slotte bij de binneplaats is sprake van een parkeerzone met meer dan 50 parkeerplaatsen, waardoor zuivering voorafgaand aan de afvoer en lozing op het oppervlaktewater vereist is. Bij de verdere uitvoering van het plan wordt dit en de toekomstige lozingsroute en behandeling nader uitgewerkt.

3. Thema Voldoende Water

Goed functionerend watersysteem

Streefbeeld: Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.

Randvoorwaarden: Het waterschap streeft naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem met grote peilvakken. Versnippering van het watersysteem is een ongewenste situatie. Nieuwe ontwikkelingen sluiten aan op bestaande peilvakken en de inrichting wordt afgestemd op de functie van het water. De planontwikkeling leidt niet tot nieuwe peilvakken. De planontwikkeling heeft geen gevolgen voor het streefpeil van het oppervlaktewater in of in de omgeving van het plangebied. Het functioneren van het huidige watersysteem (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren.

Met de planontwikkeling is sprake van bestaande verharding die verdwijnt en waarvoor in de plaats woningen en appartementen komen. Er is geen sprake van een toename in verharding die gecompenseerd moet worden. In het waterhuishoudkundigplan is al rekening gehouden met de benodigde watercompensatie. Binnen het plangebied is ruimte gereserveerd in het binnenterrein en aan de randen om groengebieden te realiseren waarin ook het water vast gehouden kan worden. Bij een verdere nadere uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met het waterhuishoudkundig plan en de daarin gestelde eisen voor de uitvoering. Gelet hierop wordt dan ook voldoende rekening gehouden met het aspect water.

Wateroverlast

Streefbeeld: Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.

Uitgangspunten: Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatie-plicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds begin 2013.

Het plangebied ligt in stedelijk gebied. Binnen het plangebied is geen sprake van een toename in verhard oppervlak, of deze is gering (minder dan 750 m² in stedelijk gebied). Daarom is geen compensatie noodzakelijk voor dit plan.

Anticiperen op watertekort

Streefbeeld: Het waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Tot nu toe ligt de nadruk bij klimaatveranderingen met name op meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.

4.11.5 Conclusie

Gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.12 Verkeer en parkeren

4.12.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

De gemeente Dronten heeft een Nota Parkeernormen Dronten 2016 waarin normen en voorwaarden aan parkeervoorzieningen zijn opgenomen. Voor de zorgvuldigheid wordt ook getoetst aan de parkeernormen uit de parkeernormen nota. Op basis van de Nota Parkeernormen Dronten 2016 gelden voor het plangebied de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: Matig stedelijk;
  • Stedelijke zone: Schil centrum.

Ten aanzien van de rekenmethode voor parkeerplaatsen op basis van de gemeentelijke parkeernota wordt nog het volgende opgemerkt. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Met het begrip “parkeren op eigen terrein” wordt bedoeld: ruimte voor parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Parkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet altijd volledig meegerekend in de gerealiseerde parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden immers vaak voor andere doeleinden gebruikt dan parkeren van auto's. De mate waarin parkeren op eigen terrein wordt meegerekend (afhankelijk van de parkeervoorziening) is opgenomen in onderstaande tabel 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0014.png"

Tabel 4.1 Parkeren op eigen terrein (Bron: Nota Parkeernormen Dronten 2016)

4.12.2 Situatie plangebied

Parkeren

Het voorliggend initiatief gaat uit van de realisatie van 98 woningen en 923 m2 commerciële ruimtes (kantoren/dienstverlening en bedrijvigheid tot categorie 1). Conform het gemeentelijke beleid is het uitgangspunt om parkeren op het eigen terrein op te lossen. In het voorontwerp van de stedenbouwkundige invulling van het plangebied met de nieuwe woningen is rekening gehouden met dit uitgangsprincipe. Daarnaast worden ook een deel openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.

Op basis van de parkeernormennota van Dronten is gekeken naar de parkeerbehoefte in het plan. Op basis van de aanwezigheidspercentage is bepaald hoeveel parkeerplaatsen benodigd is. Hieruit komt een parkeerbehoefte van afgerond 140 parkeerplaatsen (zie ook tabel 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0015.png" Tabel 4.2 Parkeernormen, aanwezigheidspercentage en aantal parkeerplaatsen

Met het plan worden 97 nieuwe parkeerplaatsen op het maaiveld gerealiseerd. Daarnaast wordt een parkeerkelder onder het appartementengebouw aan de zuidkant gerealiseerd met 44 parkeerplaatsen. In totaal worden dan ook 141 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is sprake van voldoende parkeerplaatsen. In de regels van het wijzigingsplan is opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente. Daarmee is dit juridisch geborgd.

Verkeersgeneratie en ontsluiting

Voor de verkeersgeneratie wordt aangesloten op de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' van het CROW. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • koop, huis, tussen/hoek: gemiddeld 7,3;
  • Koop, appartement, goedkoop: gemiddeld 5,4;
  • Koop, appartement, duur: gemiddeld 7,3;
  • Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie): gemiddeld 0,1365 per m2 bvo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.D2044-ON01_0016.png"

Tabel 4.3 Uitsnede berekening verkeersgeneratie

Op basis van het woningbouwprogramma (zie paragraaf 2.3) en de uitgangspunten is sprake van een totale verkeersgeneratie van afgerond 783 motorvoertuigen per etmaal weekdag (zie ook tabel 4.3). De ontwikkeling wordt aangesloten op de Noord. De Noord zorgt voor een goede aansluiting op de regionale infrastructuur. De Noord is ingericht op deze toename van het aantal verkeersbewegingen. De omliggende wegen De Noord, De Energieweg, Het Gangboord en De Oeverloper hebben een doorstroomfunctie met 50 km/uur. Tussen De Energieweg en De Oeverloper loopt een secundaire route. Op deze route takken de woonstraten als lussen aan. Alle wegen in het gebied krijgen het karakter van woonstraten met 30 km/uur, ingericht voor bestemmingsverkeer. Met de aansluitingen zijn de nieuwe woningen goed ontsloten en aangesloten op de regionale infrastructuur.

4.12.3 Conclusie

De verkeersontsluiting van het plangebied is goed. Bovendien zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de nieuwe functies in het gebied.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.13.1 Algemeen

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor het ontwerp-uitwerkingsplan moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het uitwerkingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.13.2 Situatie plangebied

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 93 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. In bijlage 15 is de aanmeldingsnotitie opgenomen.

4.13.3 Conclusie

Door het college van burgemeester en wethouders wordt op basis van de aanmeldingsnotitie voor de publicatie van het ontwerp-wijzigingsplan vastgesteld dat geen milieueffectenrapportage nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. Hierbij zijn ook de regels van het 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' en 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)' van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn, zoals de bestemmingsbepalingen en de aanduidingsregels, ook voor het voorliggende wijzigingsplan gelden. Voor de uitleg van deze planregels en aanduidingen wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' en 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)'.

5.2 Toelichting op de regels

Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Gemengd - 7' en 'Waarde - Cultuurhistorie'. De inhoud van de bestemming 'Gemengd - 7' is weergegeven in Bijlage 1 van de bijlagen bij de regels van bestemmingsplan 'Partiële herziening bestemmingsplannen Hanzekwartier en Dronten-Hanzekwartier-Havenkade (2043)'. De inhoud van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is weergegeven in de Artikel 21 van de regels van het bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. Tevens zijn de regels van artikel 3 'Wonen' van het 'Paraplubestemmingsplan bijzondere woonvormen gemeente Dronten' op voorliggend plan van toepassing. De verbeelding is verder afgestemd op het initiatief en de mogelijkheden vanuit de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure die is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.1.1 Voorbereidingsfase

Participatie belanghebbende / geïnteresseerden

De aanwezige partijenen en bedrijven rondom de locatie zijn inzichtelijkgemaakt en op verschillende manieren bij het project betrokken. Via diverse kanalen is informatie over het project vertrekt;

  • Krantenartikelen in de Drontenaar op diverse momenten van 3e kwartaal 2021
  • Social media (Facebook/Instagram)
  • Website www.dokvandronten.nl
  • Fysieke bijeenkomst Kringloopwinkel

De direct aangrenzende partijen, Praxis en OFW, zijn vanaf de start intensiever betrokken bij de plannen. Er zijn verschillende gesprekken geweest waarbij ruimte is geweest voor suggesties aangaande de ontwikkeling en zijn aanpassingen doorgevoerd. Ten slotte is voor het project ongeveer 2.400 geïnteresseerden die zich het afgelopen jaar via de website hebben ingeschreven voor het project. In bijlage 16 is een overzicht van de participatieactiviteiten opgenomen.

Vooroverleg overlegpartners

Het concept wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de overlegpartners. Voorafgaand is de watertoets doorlopen en is het plan als concept aangeboden aan de omgevingsdienst.

Vanuit het vooroverleg in van provincie Flevoland en de omgevingsdienst een reactie ontvangen die hierna thematisch is samengevat en is beantwoord:

Provincie Flevoland

Beleidskaders:

  • In de ruimtelijke onderbouwing wordt geen aandacht besteed aan het provinciaal beleid van de Flevolandse Woonagenda. Graag dit toevoegen in paragraaf 3.2.

    Reactie gemeente:
    In paragraaf 3.2 is het beleid van de Flevolandse Woonagenda toegevoegd.

  • In de ruimtelijke onderbouwing wordt geen aandacht besteed aan de provinciale RO visie werklocaties. Het is een realisatie op een bedrijventerrein, dit gaat ten koste van areaal bedrijventerrein. Graag toevoegen en onderbouwen hoe dit plan zich verhoudt tot de provinciale RO visie werklocaties.

    Reactie gemeente:
    In paragraaf 3.2 is het beleid van de RO visie werklocaties toegevoegd.

Ecologie:

  • In paragraaf 4.10.2 wordt aangegeven op wat voor afstand het project ligt vanaf Natura 2000-gebieden, echter is hier geen conclusie aan verbonden. Graag een conclusie hierover toevoegen.

    Reactie gemeente:
    In de paragraaf 4.10.2 is een korte conclusie toegevoegd.
  • Soortenbescherming: er wordt aangegeven dat er een ontheffing wordt aangevraagd bij de provincie Flevoland voor vleermuizen. Deze ontheffing is verleenbaar en is ook al verleend. Graag zien we in de conclusie ook terug of en waarom de ontheffing verleenbaar is.

  • Reactie gemeente:
    De paragraaf 4.10.3 en 4.10.4 is hierop aangepast.

Ruimtelijke economie:

  • De ontwikkeling past binnen het moederplan en is in principe dus akkoord. Echter we zien dat bedrijventerreinen schaars zijn en dat er vanuit het landelijke beleidskader GRIP (is in ontwikkeling richting een landelijke beleidslijn) sterk ingezet wordt op behoud van bestaande bedrijventerreinen om economische groei en ontwikkeling te kunnen faciliteren. Graag zouden we vanuit de provincie binnen de totale herontwikkeling van het gebied meer aandacht willen vragen voor de economische functie en het belang van de specifieke (wel mengbare) bedrijventerreinvestigingen. Hoe verhoudt de ontwikkeling van deze fase zich tot het totale concept van het gebied? Zijn er bijvoorbeeld nog andere ontwikkelingen binnen dit gebied? Er blijkt namelijk niet uit het plan dat er is gekeken (of wordt gekeken naar) naar een meer gemengd en multifunctionele ontwikkeling van het gebied waarbij er sprake is van meervoudig ruimtegebruik en waar de economische potentie van het gebied in kaart wordt gebracht. Graag onderbouwen hoe u daar mee denkt om te gaan.

    Reactie gemeente:
    Het Hanzekwartier is een locatie wat zeer geschikt is voor woningbouw omdat het dichtbij de voorzieningen zit en goed ontsloten wordt door o.a. het treinstation van Dronten. Voor (nieuwe) bedrijven wordt aan de noordkant van Dronten nieuwe bedrijventerrein gerealiseerd waar bedrijven zich kunnen vestigen.

  • Actieve vraag: de provincie is benieuwd naar de visie op de bredere economische ontwikkelingen van de gemeente en de daar bijhorende veranderde marktontwikkelingen? En wat is de relatie tussen de nieuwe en verouderde bedrijventerreinen in de gemeente Dronten? Dit hoeft niet perse verplicht terug te komen in het bestemmingsplan, maar wij zijn wel benieuwd of en in hoeverre u daarover heeft nagedacht? Graag zien we het antwoord tegemoet.

    Reactie gemeente:
    Hierover wordt nader gesproken met de provincie.

Ontbrekende onderzoeken:

  • Geluid: Er kan op dit moment geen complete beoordeling worden gedaan van de akoestische onderzoeken. Deze graag nazenden zodat wij een volledige check kunnen uitvoeren voordat het ontwerp wijzigingsplan ter inzage wordt gelegd.

    Reactie gemeente:
    De akoestische onderzoeken zijn bijgevoegd in het ontwerpbestemmingsplan.

  • Stikstof: Goed beschreven projectplan met daarbij behorende AERIUS berekeningen. Aannemelijk wat er is beschreven in het plan kunnen wij echter de invoer in AERIUS niet controleren omdat de berekeningen niet los zijn aangeleverd. Hierdoor kan er geen complete beoordeling worden gedaan. Deze graag nazenden zodat wij een volledige check kunnen uitvoeren voordat het wijzigingsplan ter inzage wordt gelegd.

    Reactie gemeente:
    Deze wordt/is nagaan aan de provincie.

Planregels:

  • In de planregels artikel 3 graag duidelijk aangeven dat het gaat om een dubbelbestemming. Het is nu zo omschreven dat het lijkt op een reguliere bestemming. Verder wordt er gesproken over een basisbestemming, graag specifiek benoemen welke bestemming dit is en in welk artikel dit wordt beschreven.

    Reactie gemeente:
    De planregels voor de dubbelbestemming zijn opgesteld op grond van de SVBP2012. tevens betreft het letterlijk de bestemming uit het geldende bestemmingsplan Hanzekwartier (2040). Dit is het moederbestemmingsplan waar dit plan onderdeel van wordt. Bij geen enkele andere dubbelbestemming binnen het moederplan wordt dit uitgevoerd om eenduidig te blijven wordt het artikel niet aangepast gehouden.

Overig (niet provinciaal belang):

  • De provincie merkt op dat figuur 4.3 op bladzijde 35 niet goed leesbaar is: de PR contouren van de routes zijn niet aangegeven en het is niet meteen duidelijk wat het tankstation en wat het spoortraject is. Wij adviseren de figuur te verduidelijken zodat wat er in de tekst staat ook in de figuur te vinden/te lezen is.

  • Reactie gemeente:
    De figuur is aangevuld met een legenda ter verduidelijking.

  • Bodem: De conclusie zoals die is gegeven is in principe in orde: er zijn een aantal verontreinigingen maar die overschrijden de interventiewaarde niet. Echter, willen we wel wijzen op de herkomst van deze verontreinigingen. De provincie heeft in 1994 een sanering uit laten voeren op deze locatie, met als doel om verontreinigingen met minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen en kwik op te ruimen. Dat er nu nog steeds kwik wordt gevonden is dus hoogstwaarschijnlijk een overblijfsel van de bedrijfsvoering van voor 1994.

    Reactie gemeente:
    Ter kennisgeving aangenomen en gedeeld met de intiatiefnemer.

Omgevingsdienst

De adviezen van de Omgevingsdienst zijn hieronder (kort) opgenomen.

  • Toevoegen Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerlawaai: Om een goed beeld te krijgen van de geluidbelasting afkomstig van rail- en wegverkeer is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het onderzoek dient ter beoordeling aan OFGV aangeboden te worden. Na beoordeling wordt duidelijk of er eventueel sprake is van hogere waarden.

  • Reactie gemeente:
    De onderzoeken zijn aangevuld in het bestemmingsplan en opnieuw ter beoordeling voorgelegd bij de Omgevingsdienst. Zie ook hieronder vervolgadvies Omgevingsdienst.
  • Toevoegen Akoestisch onderzoek bedrijven; Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat én om de verkregen rechten van bedrijven te kunnen behouden is het noodzakelijk een akoestisch onderzoek t.b.v. bedrijven in de nabijheid uit te voeren. Ook dit rapport dient ter beoordeling aan de OFGV te worden aangeboden.

  • Reactie gemeente:
    Het onderzoek is opgenomen in het bestemmingsplan en opnieuw ter beoordeling voorgelegd bij de Omgevingsdienst. Zie ook hieronder vervolgadvies Omgevingsdienst.

  • Externe veiligheid: het plan dient tekstueel te worden aangepast; De plannen betreffen de uitwerking/herziening van het bestemmingsplan Hanzekwartier (2040), gemeente Dronten, (vastgesteld 2015-06-25). Voor het gehele bestemmingsplan zijn risicoberekeningen uitgevoerd en is het groepsrisico verantwoord. De tekst in de uitwerkingsplannen met betrekking tot externe veiligheid leidt tot verwarring. Zeker de opmerking dat het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde van het groepsrisico zou liggen, is onjuist. Uit de risicoberekeningen (bijlage 14) die aan het onderliggende plan ten grondslag liggen, blijkt juist een overschrijding. Verwijzing naar deze studie en de verantwoording van het groepsrisico (bijlage 15 en 16) van het onderliggende bestemmingsplan is voldoende.

  • Reactie gemeente:
    Paragraaf 4.8 is hierop aangepast en aangevuld.

  • Geur: het geuronderzoek als bijlage van het wijzigingsplan bijvoegen en ter beoordeling aan de OFGV aanbieden; In het uitwerkingsplan van Rho wordt verwezen naar geurcontouren van de AWZI ten noorden van het plangebied en te nemen maatregelen om de geurbelastingen op het plangebied te verlagen. Het plan aan "De Noord" lijkt buiten de bestaande geurcontouren van de AWZI te liggen. Het betreffende geuronderzoek is niet als bijlage bij het uitwerkingsplan gevoegd. Het advies is dit geuronderzoek ter beoordeling aan de OFGV voor te leggen.

  • Reactie gemeente:
    Het geuronderzoek is bijgevoegd aan het wijzigingsplan.

  • Bodem: Historische informatie van de locatie op te nemen in het vooronderzoek van het rapport; In het wijzigingsplan Dronten "Hanzekwartier, De Noord 53-59" wordt verwezen naar het verkennend(asbest)- en nader bodemonderzoek van Mateboer. De bij de OFGV bekende historische informatie van de locatie is niet opgenomen in het vooronderzoek van het rapport. Verder wordt verwezen naar de volgende rapporten: Mateboer Milieutechniek BV, rapportnummer M-JJS-BO204545-001 september 2020 en het Revisie bodemonderzoek van FMA-Nillesen, rapportnummer BO2020086 juli 2020. Beide rapporten zijn niet bij de OFGV bekend. De bodemgegevens zijn onvolledig en zijn niet voldoende voor een beoordeling. Ik adviseer de bovengenoemde rapporten mee te sturen met de aanvraag.

  • Reactie gemeente:
    De onderzoeksrapporten zijn nagestuurd en aangevuld in het ontwerpbestemmingsplan.

  • De onder Ad. 5 genoemde bodemrapporten mee te sturen met de aanvraag. Voor een goede beoordeling van het wijzigingsplan is het noodzakelijk alle bodemonderzoeken waarnaar wordt verwezen in te zien. Deze zijn niet bekend bij de OFGV. Ik adviseer deze rapporten ter beoordeling aan de OFGV aan te bieden.

  • Reactie gemeente:
    De onderzoeksrapporten zijn nagestuurd en aangevuld in het ontwerpbestemmingsplan.

Aanvullend advies Omgevingsdienst na aanleiding van de aanvullende onderzoeken

  • Rekening te houden met de maximale bestemmingsplanmogelijkheden; Het vigerende bestemmingsplan staat op de omliggende bedrijventerreinen maximaal de milieucategorie 3.1 toe. In de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is de richtafstand voor categorie 3.1 bepaald op 50 meter voor een rustige woonwijk en 30 meter voor gemengd gebied. De noordkant van de beoogde nieuwbouw tot het bedrijfsperceel van Praxis ligt op 5 meter afstand. Ten zuiden bedraagt de afstand tot bedrijfspercelen 16 meter. Hiermee voldoet het plan niet aan de richtafstand zowel in noordelijke als in zuidelijke richting. Er moeten maatregelen genomen worden die in het akoestisch onderzoek "Praxis" worden beschreven in hoofdstuk 5 en 6. Het plan voldoet niet aan de richtwaarden van stap 3 van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering. Het is niet duidelijk of het binnenniveau in de woningen kan voldoen aan maximaal 35 dB(A) conform het Bouwbesluit en is het noodzakelijk om alle genoemde maatregelen toe te passen, ook die op het terrein van Praxis. Het terrein van Praxis valt buiten het plangebied. De aanpassingen zijn niet in het belang van Praxis. Het is belangrijk om overeenstemming te bereiken met Praxis over de te nemen maatregelen op het terrein van Praxis. Praxis kan niet gedwongen worden om maatregelen te nemen op het eigen terrein ten behoeve van het nieuwbouwplan. Voor het gehele bedrijventerrein geldt de maximale categorie 3.1. In het akoestisch onderzoek "Praxis" wordt een oplossing voorgesteld: de richtafstanden van het type bedrijven die er op dit moment gevestigd zijn worden aangehouden. Deze afstanden zijn regelmatig kleiner dan die van categorie 3.1. Op deze wijze probeert men te motiveren dat afgeweken kan worden van de richtafstanden. Aan de zuidkant zijn de voedselbank en een projectontwikkelingsbureau gelegen. Deze bedrijven zouden onder milieucategorie 1 kunnen vallen waarvoor een richtafstand van 0 meter is bepaald in de VNG-uitgave. In de toekomst kan dit een zeer beperkende factor zijn voor bedrijven bij bijvoorbeeld uitbreiding, verkoop of verhuur ten behoeve van een andere branche. Deze beperkingen gelden overigens ook voor Praxis en de overige bedrijven.

  • Reactie gemeente:
    De voorliggende ontwikkeling vindt plaats binnen het Hanzekwartier. Dit betreft een transformatie gebied van bedrijventerrein naar wonen. Met het voornemen is rekening gehouden met de aanwezige bedrijfsactiviteiten en is gemotiveerd afgeweken van de richtafstanden van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering. Gezien de herontwikkelingsplannen die ook gelden voor dit gebied ligt het niet voor de hand dat hier zich andere c.q. zwaarder bedrijven gaan vestigen dan nu het geval is. Ook zijn deze gebieden in het geldende bestemmingsplan voorzien van een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te kunnen wijzigen naar een bestemming waarmee woningen mogelijk worden gemaakt. Tenslotte heeft de initiatiefnemer afspraken gemaakt met de Praxis over de benodigde maatregelen zodat deze gerealiseerd zullen worden.
  • Een Besluit hogere waarden ten gevolge van het wegverkeer laten opstellen (na aanpassing akoestisch onderzoek wegverkeer); Het rapport " akoestisch onderzoek De Noord 53-59 wegverkeerslawaai en industrielawaai" van 21 maart 2023 heeft aangetoond dat de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer ter hoogte van De Noord en de Handelsweg-Zuid de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Dit maakt het mogelijk een Besluit hogere waarden op te stellen. OFGV kan na uw opdracht dit Besluit voor u opstellen. Ik raad u aan om de opdracht pas te geven als het akoestisch rapport is aangepast naar aanleiding van mijn onderstaande toelichting. Het aangepaste rapport is geschikt voor het opstellen van een Besluit hogere waarde. Om de juiste procedure te volgen moet het ontwerp Besluit hogere waarden tegelijk met het ontwerp wijzigingsplan ter inzage worden gelegd.

  • Reactie gemeente:
    Het akoestisch onderzoek is aangepast en er een zal een hogere waarden besluit genomen worden en ter inzage gelegd.

  • Het akoestisch onderzoek weg/railverkeer aan te laten passen; Ten behoeve van het onderhavige wijzigingsplan is het rapport "akoestisch onderzoek De Noord 53-59 wegverkeerslawaai en industrielawaai" van 21 maart opgesteld. Het plangebied ligt op de grens van de wettelijke zone van de Hanzelijn (railverkeerslawaai, circa 300 m). Om te bepalen welke invloed het spoor heeft op de geluidbelasting op de beoogde nieuwbouw is het bestemmingsplan "Dronten Hanzekwartier Spoorzone" beschouwd. De gegevens over de invloed van het spoor zijn in het aangeleverde akoestisch rapport heel summier. De geluidbelasting ten gevolge van railverkeer moet beter inzichtelijk gemaakt worden. Om aan te tonen dat de geluidbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde op de beoogde locatie stel ik voor om een tekening met daarop de geluidbelastingcontouren van het railverkeer op te nemen in het rapport. Daarbij is het nog vollediger een beschrijving van de eventueel genomen maatregelen langs het spoor op te nemen. Het gebouw van de Praxis biedt op dit moment afscherming. Aangetoond moet worden dat bij herinrichting van de locatie van Praxis, de geluidbelasting op de beoogde nieuwbouw ten gevolge het railverkeer acceptabel blijft, en het woon- en leefklimaat van de bewoners van de beoogde nieuwbouw minimaal gelijk blijft.

  • Reactie gemeente:
    Het akoestisch onderzoek is hierop aangevuld en bijgevoegd bij het ontwerpbestemmingsplan.

  • Het aantal beoogde woningen in de toelichting van het wijzigingsbestemmingsplan en het akoestisch onderzoek ..Praxis.. op elkaar af te stemmen; In het akoestisch onderzoek "Praxis" t.b.v. nieuwbouwplan aan De Noord 53-59 te Dronten van 21 februari 2023, kenmerk 0006-R-22-H, wordt in het beoogde nieuwbouwplan een aantal van 28 grondgebonden woningen en 65 appartementen vermeld. In het wijzigingsplan worden in het beoogde plan 27 grondgebonden woningen en 54 appartementen vermeld, met daarbij nog 825 m2 aan commerciële ruimten. Het akoestisch onderzoek wegverkeer noemt dezelfde aantallen als in het wijzigingsplan. Om misverstanden te voorkomen moeten de aantallen op elkaar worden afgestemd.

  • Reactie gemeente:
    De onderzoeken zijn op elkaar afgestemd.

  • Rekening te houden met de noodzakelijke goedkeuring van Praxis om de maatregelen op het terrein van Praxis te kunnen toepassen. Wanneer hier geen overeenstemming over bereikt wordt is er geen sprake van goede ruimtelijke ordening vanwege een hogere geluidbelasting op de gevels van de beoogde nieuwbouw; De praxis wordt met het realiseren van de beoogde nieuwbouw belemmerd in de bedrijfsvoering. Tevens is er geen sprake van een goede ruimtelijke ordening als niet alle geluidbeperkende maatregelen genomen worden. Het is belangrijk dat Praxis goedkeuring geeft om de maatregelen uit te voeren op het terrein van Praxis. De geluidbelasting vanwege de Praxis moet voldoen aan de richtwaarden van stap 3 van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering.

  • Reactie gemeente:
    De initiatiefnemer heeft uitvoerige gesprekken gevoerd met de Praxis. In een schriftelijke overeenkomst tussen de Praxis en de initiatiefnemer zijn de benodigde maatregelen vastgesteld en afgestemd.

  • Rekening te houden met het vaststellen van de maatwerkvoorschriften voor Praxis; Om de bedrijfsvoering van Praxis niet te belemmeren als de beoogde nieuwbouw gerealiseerd wordt, is het noodzakelijk om voor Praxis maatwerkvoorschriften te verlenen. Deze maatwerkvoorschriften moeten worden aangevraagd door Praxis. Het is aan de gemeente Dronten om de maatwerkvoorschriften vast te stellen. Gemeente Dronten heeft geen beleid over maatwerkvoorschriften vastgesteld.

  • Reactie gemeente:
    De gemeente zal de benodigde maatwerkvoorschriften vaststellen.

  • T.b.v. omgevingsvergunning: uitvoeren onderzoek geluidwering gevels; Ten behoeve van de omgevingsvergunning is het noodzakelijk om aan te tonen dat de binnenwaarde van de beoogde woningen zal voldoen aan het Bouwbesluit. Vanwege de gecumuleerde geluidbelasting en de invloed van Praxis zal de geluidwering van een standaard gevel niet voldoende zijn. In het rapport moet aangegeven worden welke extra maatregelen aan de gevels toegepast zullen worden en hierbij moeten zowel het wegverkeer als ook het industrielawaai betrokken worden.

  • Reactie gemeente:
    Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal het onderzoek geluidwering gevels worden uitgevoerd.

  • De inrichting J. Haverhoek oud ijzer te betrekken in het akoestisch onderzoek ..bedrijven..; Aan de zuidwestkant van het plan bevindt zich de firma J. Haverhoek oud ijzer. Volgens de VNG bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen valt de aard van de activiteiten binnen deze inrichting onder categorie 3.2. Er vinden activiteiten plaats met metalen op het buitenterrein. Bij de categorie 3.2 wordt een richtafstand aangehouden van 100 meter. Het beoogde plan ligt op afstand van ca. 67 meter. De invloed van deze inrichting is niet beschreven in het akoestisch onderzoek voor bedrijven. Het advies is om met een akoestisch onderzoek aan te tonen dat de beoogde nieuwbouw geen belemmeringen oplevert voor de oud ijzerhandel en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe bewoners.

  • Reactie gemeente:
    Het college van B en W is van oordeel dat het bedrijf in milieucategorie 3.2. in strijd met het geldende bestemmingsplan hier gevestigd is. Er is een handhavingstraject gestart en is uitvoerig overleg geweest over verhuizing van het bedrijf. De stellige verwachting is aanwezig dat de bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 3.2.) hier op korte termijn worden gestaakt. In paragraaf 4.1.3 is dit tevens toegevoegd aan de plantoelichting.

  • Aan uw raad voor te leggen of de hogere geluidbelasting ten gevolge van de invloed van Praxis wenselijk is (ondanks te nemen maatregelen, deels op terrein Praxis) of dat er een grotere afstand tussen het plan en Praxis gecreëerd moet worden. In de conclusie van het akoestisch rapport 'Praxis' wordt gesteld dat een overschrijding met 4 dB(A) van de algemene norm in het Activiteitenbesluit (50-45-40 dB(A) in d/a/n), (Activiteitenbesluit) op de westelijke gevels acceptabel is. De geluidbelasting op gevels van geluidgevoelige objecten op een industrieterrein mag 55 dB(A) bedragen. Voor een woongebied of gemengd gebied is deze geluidbelasting niet wenselijk. Een oplossing kan zijn om een grotere afstand tussen Praxis en de beoogde woningen te creëren.
6.1.2 Ontwerpfase

Het ontwerp wijzigingsplan wordt op grond van het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegd. Dit betekent dat het ontwerp-uitwerking en wijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken.

6.1.3 Vaststellingsfase

Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen plan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld.

Het college is bevoegd een wijzigingsplan vast te stellen. Tot slot is tegen de vaststelling van het plan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor de ontwikkeling van het gebied. Het project richt zich op woningbouw, waar momenteel veel vraag naar is. Een klein deel van het plan bestaat uit nader in te delen commerciële ruimtes. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verkoop/verhuur van woningen en de commerciële ruimtes. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden die afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De ontwikkeling die in dit wijzigingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt. Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kostendekking is verzekerd. Dit geldt ook voor eventuele planschade. In de anterieure overeenkomst is opgenomen dat deze kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar.