Inhoudsopgave
Hoofdstuk 2 Artikel Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf – Nutsvoorziening
Artikel 6 Waarde – Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Artikel Algemene regels
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Artikel Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Gasvoorziening Spijkweg 30 Biddinghuizen (9130) met identificatienummer NL.IMRO.0303.9130-VA01 van de gemeente Dronten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 attractie:
een voorziening voor intensieve dagrecreatie;
1.6 belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van de leidingen;
1.7 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, lid 1b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.12 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.13 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.14 gesloten verharding:
een gesloten verharding is opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is. Voorbeelden van gesloten verhardingen zijn verhardingen gemaakt van asfalt of beton;
1.15 horeca:
het verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met uitzondering van bar-dancing, nachtbar en erotisch getinte horeca;
1.16 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, sub 1l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.17 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.18 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.19 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.20 peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de bouwhoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
-
in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het afgewerkte terrein;
1.21 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.22 risicogevoelig object:
een object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Artikel Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf – Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gasdrukmeet- en regelstation;
met de daarbij behorende:
-
gebouwen, bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
erf- en terreinafscheidingen;
-
groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 3,5 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m.
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een attractiepark met daarbij behorende horeca- en andere voorzieningen en ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'attractiepark';
-
behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosgebied met daarbij behorende extensieve dagrecreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bos';
-
recreatie, cultuur, parkeren, sportieve recreatie, bos en andere groenvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
-
een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
wegen en paden;
-
erf- en terreinafscheidingen;
-
groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Het op of in deze gronden bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een (licht)mast bedraagt niet meer dan 12 m;
-
de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding bedraagt niet meer dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m;
-
in afwijking van het bepaalde onder a, b en c mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bos' niet meer bedragen dan 2,5 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ter plaatse van de aanduiding 'bos' een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanleggen of verharden van wegen, paden en banen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte of diepte dan 75 cm;
-
het vellen of rooien van houtgewas, met dien verstande dat geen vergunning is vereist voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voorzover het betreft de normale uitoefening van het ten tijde van de inwerkingtreding van het plan bestaande bodemgebruik en voorzover de Boswet en de krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn;
-
het aanleggen of dempen van waterlopen, sloten en andere wateren.
4.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
noodzakelijk zijn in verband met het op de functie gerichte beheer van de grond;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerking treden van het plan.
4.3.3 Toetsingscriteria
-
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden dan wel de mogelijkheden tot herstel van die waarden niet in onevenredige mate (kunnen) worden verkleind.
Artikel 5 Leiding – Gas
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:
-
een hoofdgastransportleiding;
met de daarbijbehorende:
-
belemmeringenstrook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 en lid 5.2.2 onder a en b in die zin dat bij de andere voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
het geen kwetsbare objecten betreft;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.b.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object, niet zijnde het gebruik zoals is bedoeld in Artikel 4 Recreatie.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 5.4 in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
-
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
-
rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2.b.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondwerkactiviteiten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen en opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
5.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
-
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 1 in 1.1.1 en onder 1.2. b.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming 'Leiding - Gas' ter plaatse wordt verwijderd, mits: rekening wordt gehouden met het gestelde in Bijlage 1 onder 1.2. c.
Artikel 6 Waarde – Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van mogelijk te verwachten gematigde / middelhoge archeologische waarden van de gronden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1,7 hectare, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.3 Uitzondering
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die niet dieper worden gebouwd dan 0,40 m beneden het maaiveld.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en ontgraven van de bodem;
-
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
-
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
-
het aanleggen van bos of boomgaard;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen.
6.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
d. 1. een kleinere oppervlakte dan 1,7 hectare beslaan, of;
2. een grotere oppervlakte dan 1,7 hectare beslaan en niet dieper gaan dan 0,40 cm beneden maaiveld.
6.3.3 Uitsluiting uitzonderingsregel
De in lid 6.3.2 genoemde uitzonderingsregels gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
6.3.4 Toetsingscriteria
De in lid 6.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
6.3.5 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
6.3.6 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
6.3.7 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in lid 6.3.5 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-) onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' indien de gronden op basis van deskundig archeologisch (voor-)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
-
de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Artikel Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
-
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
de opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
-
het opslaan van gebruiksklare of gebruiksonklare voer-, vaar- of vliegtuigen of onderdelen hiervan;
-
prostitutiedoeleinden.
8.2 Uitzondering op het strijdig gebruik
Het bepaalde in lid 8.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:
-
het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
-
het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere open terreinen.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 veiligheidszone - bedrijven
9.1.1 Functieomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de omliggende functies in de nabijheid van het gasontvangstation voor de effecten van het gasontvangstation, met dien verstande dat:
-
binnen de afstand van 4 m vanaf het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten mogen worden gevestigd;
-
in de zone vanaf 4 m tot 15 m vanaf het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' geen kwetsbare objecten mogen worden gevestigd.
9.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden als bedoeld in sublid 9.1.1:
-
binnen de afstand van 4 m vanaf het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel opgericht;
in de zone vanaf 4 m tot 15 m vanaf het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' geen kwetsbare objecten worden gebouwd dan wel opgericht.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels in die zin dat:
-
bouwwerken ten algemene nutte zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen worden gebouwd, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes maximaal 20 m² bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
-
de toegestane maximale bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen wordt overschreden met maximaal 10%;
-
de toegestane maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt overschreden met maximaal 20%.
10.2 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunningen zoals bedoeld in lid 10.1 kunnen slechts worden verleend indien:
-
hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
het gaat om incidentele gevallen waarbij de noodzaak voor het afwijken van het bestemmingsplan is aangetoond.
Hoofdstuk 4 Artikel Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 11.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1, sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in lid 11.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Lid 11.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Gasvoorziening Spijkweg 30 Biddinghuizen (9130).
Behorende bij besluit van 17 december 2015