direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij
Plan: Biddinghuizen - Mosselweg 19 (paardenhouderij) (8022)
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.8022-0ONH

Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • b. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waardevolle erfsingelbeplanting;
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;
  • i. een minicamping;
  • j. caravanstalling;

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één ter plaatse gevestigde gebruiksgerichte paardenhouderij worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen;
  • d. de afstand van bedrijfswoningen tot de naar de weg gekeerde grens/grenzen van het bouwvlak zal ten minste 15,00 m bedragen;
  • e. de afstand van bouwwerken tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwvlak zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • f. vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning zullen volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van gebouwen en overkappingen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte/inhoud  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouw- hoogte in m  
  per
gebouw  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en -overkapping   -   -   7,00   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   1.000 m³   -   7,00   30   60   12,00  
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   120 m²   3,50   -   60   8,00  
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m² bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen een bouwvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • d. de afstand van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de niet naar de weg gekeerde grenzen van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie, met uitzondering van een minicamping;
  • b. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van een minicamping;
  • c. het gebruik van de gronden en gebouwen voor een minicamping, indien:
    • 1. meer dan vijfentwintig kampeermiddelen aanwezig zijn;
    • 2. buiten de periode 15 maart tot 1 november kampeermiddelen aanwezig zijn;
    • 3. het kampeerterrein niet is aangelegd binnen de erfsingelbeplanting op het erf;
    • 4. was- en toiletgelegenheid niet binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  • d. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor caravanstalling;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • f. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning voor de uitoefening van een beroep aan huis, indien:
    • 1. de hieruit voortvloeiende activiteiten vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij 1 andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 3. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
    • 4. de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 60 m² bedraagt;
    • 5. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 6. horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • h. het verwijderen van erfsingelbeplanting, indien het niet betreft het in ondergeschikte mate verwijderen in het kader van het normaal onderhoud van de erfsingelbeplanting;
  • i. het gebruik van de gronden als erf behorende bij de bedrijfswoningen, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de bedrijfswoningen;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van meer dan 50 paarden of pony's.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van:
    • 1. een groepsaccommodatie;
    • 2. bed and breakfast;
    • 3. een theeschenkerij;

mits rekening zal worden gehouden met het gestelde in Bijlage 1;

  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub e in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², zal bedragen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas al dan niet aanwezig als erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van erfbeplanting, wegbeplanting of schuilgelegenheid voor vee;
  • c. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het graven/verbreden van erf- en/of bermsloten;
  • e. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken en/of tennisbanen.
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van het gestelde in Bijlage 2.