direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitwerkings- en wijzigingsplan Dronten Havenkade (fase 2)
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0303.20403-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dronten (hierna initiatiefnemer) is actief aan het werk om het Hanzekwartier gefaseerd te herontwikkelen van een bedrijventerrein tot een dynamisch woongebied. Hiervoor is in 2015 een bestemmingsplan vastgesteld waarmee de gewenste ontwikkeling planologisch mogelijk werd gemaakt. In 2017 is een bestemmingsplan opgesteld voor het plandeel Havenkade. Het zuidelijke deel hiervan is inmiddels ontwikkeld. Initiatiefnemer wil rond de Nijverheidsweg een gevarieerd programma met vrijstaande woningen, twee-kappers, rijwoningen en appartementen realiseren. Het gaat om een woonprogramma van 135 tot 150 woningen. De benodigde wegen, parkeer- en groenvoorzieningen zullen ook gerealiseerd worden.

De voorgenomen herontwikkeling past binnen de uitwerkings- en wijzigingsregels die het geldende bestemmingsplan uit 2017 biedt. Het voorliggende uitwerkings- en wijzigingsplan voorziet in de planologische regeling van deze herinrichting van het gebied.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Nijverheidsweg, de Havenkade, de Havenweg en de Lage Vaart. De ligging van het plangebied in Dronten en de directe omgeving is weergeven in afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Dronten en ten opzichte van de directe omgeving (bron Pdok, opentopokaart)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Beschrijving bestemmingen

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Dronten-Hanzekwartier-Havenkade', vastgesteld op 21 december 2017 door de gemeenteraad van Dronten.


De gronden binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen - Uit te werken'. Binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is opgenomen dat er onder voorwaarde er maximaal 180 wooneenheden gerealiseerd kunnen worden.

Op de gebieden die zijn bestemd als 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing die het mogelijk maakt woningbouw te realiseren.


In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan met daarop in rode omlijning het plangebied indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Dronten-Hanzekwartier-Havenkade' met daarop in het rood indicatief het plangebied weergeven (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.2 UItwerkings- en wijzigingsbevoegdheid

Op grond van de geldende regels kan toepassing worden gegeven aan woningbouw op deze locatie als de uitvoering hiervan binnen de uitwerkings- en wijzigingsregels vallen. Omdat voor zowel een uitwerkingsplan als een wijzigingsplan dezelfde procedure geldt, is gekozen om één integraal plan op te stellen.

In dit plan wordt de bestemming 'Wonen - Uit te werken', zoals die is opgenomen in artikel 8, uitgewerkt met inachtneming van de uitwerkingsregels genoemd in artikel 8 lid 8.2.

Voor de gebieden met de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' wordt toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid die is genoemd in artikel 13 lid 13.4.

Het voorliggende uitwerkings- en wijzigingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling en toont aan dat de in dit plan voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van het bestemmingsplan en ook in overeenstemming is met ‘een goede ruimtelijke ordening'.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de juridische regeling van het plan uitgelegd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Hanzelijn

In 2001 is het besluit genomen tot de aanleg van de Hanzelijn. De Hanzelijn verbindt Lelystad via Dronten en Kampen met Zwolle. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen. Al tijdens het ontwerp van Dronten in de jaren '60 is rekening gehouden met de aanleg van de spoorlijn. Ten noorden van het centrum, dwars over het bedrijventerrein, werd een zone van ongeveer 180 meter gereserveerd voor de spoorlijn. Deze zone was ook gereserveerd voor een snelweg. In deze zone is de spoorlijn aangelegd met het station op het kruispunt met De Noord. Door de komst van de Hanzelijn wordt Dronten niet alleen beter aangesloten op het OV-netwerk, ook de structuur van Dronten krijgt hierdoor een gewijzigd karakter. Door de komst van het station ligt de harde grens van het centrumgebied niet langer bij het Gangboord maar ontstaat een overgangsgebied tussen het nieuwe station en het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving met daarop in een rode omlijning indicatief het plangebied weergegeven (Bron: pdok luchtfoto 2020)

2.1.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Dronten is ingekaderd door infrastructuur (N307, N305 en N309) en de Lage Vaart als doorgaande watergang. De noordelijke rand van Dronten kenmerkt zich voornamelijk door industrie en bedrijventerreinen. De woongebieden liggen meer zuidelijk. Ten westen van de Lage Vaart liggen de woongebieden De Gilden en De Munten. Het plangebied omvat een gedeelte van het zuidwestelijk deel van het voormalige bedrijventerrein. Dit deel ligt dichtbij het centrum en steekt als een schiereiland in de Lage Vaart. Het terrein ligt momenteel grotendeels braak, de meeste bedrijfsbebouwing is al gesloopt.

2.1.3 Ontsluiting

In Dronten ligt een doorgaande weg tussen de oost- en de westzijde van de Lage Vaart in de vorm van de Spoordreef/Energieweg aan de noordzijde van de gebiedsontwikkeling. Haaks hierop ligt in noord-zuidrichting de doorgaande verbinding De Noord/De Oeverloper/Gangboord. De Noord vormt hiermee een belangrijke doorgaande verbinding ten oosten van het plangebied. Deze doorgaande wegen behouden een maximumsnelheid van 50 km/uur. Het plangebied wordt momenteel vanuit het zuiden ontsloten door de Havenweg die aan de zuidoostzijde van het plangebied aantakt op de hoek Gangboord/De Oeverloper. Vanuit het noorden wordt het plangebied ontsloten door de Nijverheidsweg die aansluit op de Handelsweg-Zuid (het verlengde van de Havenweg), die weer aansluit op de Energieweg ten noorden van het plangebied.

2.1.4 Groen en water

De kernkwaliteiten van Dronten worden omschreven als rust, ruimte en groen. Dit groen heeft zijn vorm gekregen in de jaren '60 van de vorige eeuw waarbij groen met maat en allure het uitgangspunt was. Door de jaren heen heeft er een verdichting in Dronten plaatsgevonden ten koste van het groen. Ondanks deze verdichting is de huidige groene identiteit vooral te danken aan de oorspronkelijke ruim opgezette structuren. De rust en ruimte die wordt ervaren in het groen komt tot stand door de maat en schaal, materialisering en eenvoud van de inrichting van deze groenstructuur. Naast het groen dat zich voornamelijk aan/nabij de zuidrand van het plangebied bevindt, in de vorm van een bomenrij en boomgroep langs de Lage Vaart en langs de Handelsweg, wordt het plangebied gekenmerkt door de ligging aan het water van de Lage Vaart. Iets ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich De Zate, dat hier uitkomt in de Lage Vaart.

2.2 Beschrijving gebiedsontwikkeling

De beoogde gebiedsontwikkeling is gebaseerd op de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie bijlage 1). De ontwikkeling van de structuurvisie Hanzekwartier Dronten kent een lange voorgeschiedenis. De aanleiding van het herstructureringstraject is het besluit van het Rijk in 2001 tot de aanleg van een spoorverbinding tussen Lelystad en Zwolle met een station in Dronten. De treinverbinding is eind 2012 in gebruik genomen.

Vanuit de structuurvisie Hanzekwartier Dronten is een voorbeeldverkaveling op basis van de uitgangspunten uitgewerkt. De voorbeeldverkaveling (zie afbeelding 2.2) laat een mogelijke uitwerking van het Hanzekwartier zien. In deze voorbeeldverkaveling zijn de uitgangspunten van de visie verwerkt. Hierop is variatie of nadere uitwerking mogelijk, mits de uitgangspunten, zoals deze zijn verbeeld in de abstracte basisstructuurkaarten, worden aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Voorbeeldverkaveling Hanzekwartier met daarin met een rood kader indicatief het huidig plangebied weergegeven (bron: structuurvisie Hanzekwartier Dronten)

Voor de beschrijving van de totale gebiedsontwikkeling voor het Hanzekwartier op basis van deze voorbeelduitwerking wordt hier kortheidshalve verwezen naar het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)'. Wat binnen het plangebied van voorliggend plan voor de Havenkade opvalt, is dat de bedrijvigheid in de voorbeeldverkaveling plaats maakt voor een gemengd milieu van wonen en werken. Om een bijzondere woonkwaliteit aan het gebied toe te voegen wordt het water verder uitgebreid ter hoogte van de Havenkade in het midden van het schiereiland, waardoor dit wordt gesplitst in twee smallere schiereilanden. De oevers van de Lage Vaart en de Passantenhaven worden openbaar toegankelijk door de ontwikkeling van een park en een boulevard aan het water. Een slingerroute die het plangebied en de noordelijker gelegen delen van het Hanzekwartier doorkruist, maakt het nieuwe water extra ervaarbaar.

Op basis van voortschrijdend inzicht is de verkaveling in het concept-bouwplan aangepast ten opzichte van de voorbeeldverkaveling uit de structuurvisie. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de gewenste toekomstige situatie.

2.3 Nieuwe situatie

De voorliggende ontwikkeling betreft het gebied an de Nijverheidsweg. De ontwikkeling sluit aan op een eerdere ontwikkeling aan de oostzijde van het plangebied en op de heldere opbouw van de eerste fase (zuidzijde). Centraal door het plan loopt een groen ingerichte weg die het nieuwe en bestaande deel van de Havenkade met elkaar verbindt. Een laan vormt de hoofdontsluiting van het plangebied, uitkomend op de Gangboord. Openbare ruimtes hebben een sterke relatie met het water en worden slim gebruikt voor andere opgaven. Het park biedt perspectieven op de omgeving en een vlonderwereld maakt het water tastbaar en verbindt het Park met park de Lage Vaart. In afbeelding 2.3 is het voorlopige inrichtingsplan weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0005.png"

Afbeelding 2.3: Voorlopig inrichtingsplan Havenkade 2e fase

Woontypologieën

In het voorliggend plan worden verschillende woningtypes mogelijk gemaakt. Het (concept)programma bestaat uit vrijstaande woningen, 2-onder-1-kap woningen, rijwoningen en levensloopbestendige woningen. Op de kop van het plan, aan de Lage Vaart, is ruimte voor een appartementengebouw. Enige mate van flexibiliteit in woningaantallen is mogelijk binnen dit plan, in totaal blijft de realisatie van van maximaal 150 woningen mogelijk. Binnen het deelgebied worden verschillende stijlen gerealiseerd. In sfeer en uitwerking sluiten deze aan op de uitgangspunten geformuleerd in de structuurvisie Hanzekwartier Dronten (zie bijlage 1 en paragraaf 3.3.2). Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat het plangebied een dorpskarakter dient te krijgen. In het stedenbouwkundige plan is per zone in het deelgebied een plan nader uitgewerkt waarmee rekening gehouden dient te worden (zie bijlage 2 voor een nadere uitwerking).

Openbare ruimte

De twee parken worden verbonden door een vlonderwereld. Dit pad verbindt de verschillende openbare ruimtes met elkaar en is alleen toegankelijk vanaf deze punten. Voetgangers kunnen zo op verschillende manieren een rondje om het water lopen. Het vlonderpad overbrugt het grote hoogte verschil tussen de kade en het water. Het water wordt beleefbaar. Maaiveld overgangen tussen publiek en privé zijn zacht en groen vormgegeven; schuttingen worden zo veel mogelijk vermeden, hagen zijn structurerende elementen.

Parkeren

Parkeren bij het appartementengebouw wordt in een half verdiepte parkeerkelder voorzien. Bij de grond- gebonden woningen is parkeren zo veel mogelijk op eigen terrein voorzien of dichtbij de woning in het openbaar gebied in parkeerpockets.

2.4 Verkeer en parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381, december 2018) van het CROW kan de verkeersgeneratie van de ontwikkeling berekend worden. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

De gemeente Dronten heeft een Nota Parkeernormen Dronten 2016 waarin normen en voorwaarden aan parkeervoorzieningen zijn opgenomen. Voor het plangebied, wat valt onder het Hanzekwartier, gelden op basis van de parkeernota de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: Matig stedelijk;
  • Stedelijke zone: Schil centrum;

Ten aanzien van de rekenmethode voor parkeerplaatsen op basis van de gemeentelijke parkeernota wordt nog het volgende opgemerkt. Een bouwplan dient in beginsel op eigen terrein aan de parkeerplaatsverplichting te voldoen. Met het begrip “parkeren op eigen terrein” wordt bedoeld: ruimte voor parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, passend binnen het vigerende bestemmingsplan. Parkeerplaatsen op eigen terrein bij woningen worden niet altijd volledig meegerekend in de gerealiseerde parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden immers vaak voor andere doeleinden gebruikt dan parkeren van auto's. De mate waarin parkeren op eigen terrein wordt meegerekend (afhankelijk van de parkeervoorziening) is opgenomen in onderstaande tabel 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0006.png"

Tabel 2.1 Parkeren op eigen terrein (Bron: Nota Parkeernormen Dronten 2016)

Parkeren

Voorliggend initiatief gaat uit van de realisatie van maximaal 150 woningen. Conform het gemeentelijke beleid is het uitgangspunt om parkeren op het eigen terrein op te lossen. In het ontwerp van de nieuwe woonwijken is rekening gehouden met dit uitgangsprincipe. Daarnaast worden er ook een deel openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.

In de regels van het 'moederplan' 'Dronten-Hanzekwartier-Havenkade' is opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen van de gemeente. Daarmee is dit juridisch geborgd.

Ontsluiting

Het Hanzekwartier is gunstig gelegen tussen het centrum en station Dronten aan de invalsweg en doorgaande route De Noord. De Noord zorgt voor een goede aansluiting op de regionale infrastructuur. Door het Hanzekwartier, waar verblijven centraal staat en wat is ingericht als behorende bij een woonkarakter, wordt voor fietsers en voetgangers een langzaam verkeersroute "de slinger" gerealiseerd. De omliggende wegen De Noord, De Energieweg, Het Gangboord en De Oeverloper hebben een doorstroomfunctie met 50 km/uur. Tussen De Energieweg en De Oeverloper loopt een secundaire route. Op deze route takken de woonstraten als lussen aan. Alle wegen in het gebied krijgen het karakter van woonstraten met 30 km/uur, ingericht voor bestemmingsverkeer.

Conclusie

De verkeersontsluiting van het plangebied is goed. Bovendien zullen voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de nieuwe functies in het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Sinds juni 2021 is Dronten als deel van de regio Zwolle aangewezen als NOVI-gebied. De aanwijzing hiervan heeft tot doel om de regio te ontwikkelen tot een klimaatrobuuste en economisch vitale regio met een blijvend aantrekkelijke woon- en leefomgeving.

Opgaven  

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • 1. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • 2. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • 3. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • 4. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • 5. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • 6. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • 7. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • 8. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.
  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. Gemeente Dronten heeft hierin een speciale status gekregen als onderdeel van het NOVI-gebied regio Zwolle. Het bevorderen van de woningbouw in deze regio is hierin een belangrijk doel.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Binnen de planologische mogelijkheden die er ter plaatse geldt, is het in theorie mogelijk om binnen het bestaande bouwvlak woningen te realiseren. Het aantal woningen daarin is bepaald op 180 woningen. Daarnaast zijn er gebieden aangewezen welke voorbestemd zijn via een wijzigingsbevoegdheid om te zetten naar wonen. Deze herstructurering vindt plaats in bestaand stedelijk gebied en sluit aan op het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Het aantal woningen dat in het plangebied gerealiseerd wordt is 150 woningen. In het woningbouwprogramma van Dronten zijn het aantal woningen geregeld. De ontwikkeling betreft dan ook een inbreidingslocatie waardoor per saldo geen sprake is van nieuwe ruimtebeslag. Er wordt dus voldaan aan de wetgeving betreffende de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de langetermijnvisie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. Het gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven:

  • a. Het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving),
  • b. Krachtige Samenleving (sociaaleconomische omgeving),
  • c. Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland. In de strategische opgaven staan de belangrijkste vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • Duurzame Energie
  • Regionale Kracht
  • Circulaire Economie
  • Landbouw: Meerdere Smaken.
3.2.2 Omgevingsprogramma Provincie Flevoland en Omgevingsverordening Provincie Flevoland

Algemeen

De Omgevingswet treed per 1 januari 2024 in werking. Op dat moment moet elke provincie beschikken over een Omgevingsvisie, een of meer programma's en een Omgevingsverordening. Het op 27 februari 2019 door de Provinciale Staten van de provincie Flevoland vastgestelde Omgevingsprogramma Flevoland vindt haar grondslag dan ook in de Omgevingswet. Daarnaast is de grondslag te vinden in diverse vigerende wetten, zoals de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet natuurbescherming. Het Omgevingsprogramma omvat daarmee de op dit moment verplichte plannen: het milieubeleidsplan, het regionale waterplan en het verkeer- en vervoersplan.

In 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Hierin is in hoofdlijnen de strategische visie op de toekomst van Flevoland weergegeven.

In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Met de vaststelling van het Omgevingsprogramma is dan ook een groot aantal beleidsnota's komen te vervallen. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De provincie streeft ernaar om dit programma jaarlijks te actualiseren en waar nodig aan te vullen met overig provinciaal beleid. Zo kunnen in volgende versies onderwerpen worden toegevoegd die betrekking hebben op bijvoorbeeld economisch of sociaal beleid. Ook kunnen programma's worden toegevoegd met een meer gebiedsgebonden of thematische aanpak. In voorliggend geval is met name hoofdstuk 1 'Ruimte' van het Omgevingsprogramma van belang.

Ruimte (Omgevingsprogramma)

Het belangrijkste doel van de provincie is een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. Daarbij moet verstedelijking worden ingepast in een hoogwaardig landschap en passen bij de gerealiseerde en de geplande infrastructuur. Aantrekkelijke woongebieden in een groen-blauwe omgeving maken Flevoland concurrerend met andere gebieden. Er is sprake van overloop uit de drukke, dure Randstad naar een ruimer, goedkoper Flevoland (push factor). Ook kiezen mensen bewust voor het attractieve woonmilieu van Flevoland (pull factor).

De provincie wil verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf ter hand nemen, samen met partners. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied biedt de provincie zicht op oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, die het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland met zich meebrengt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid.

Stedelijk gebied

Het plangebied, gele cirkel, maakt binnen het thema 'Ruimte' onderdeel uit van het 'stedelijk gebied' zoals hieronder te zien is in afbeelding 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0007.png"

Afbeelding 3.1 Ligging projectgebied binnen de kaart 'Ruimte' (Bron: Omgevingsprogramma provincie Flevoland)

Het verstedelijkingsbeleid is gericht op de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid maakt behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving mogelijk. Het gaat hierbij om efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen. Nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op enkele principes waarvan onderstaande in voorliggend geval het meest van belang zijn:

  • De specifieke ruimtelijke kwaliteiten van steden en dorpen worden benut door de kwaliteit van deze kenmerken te behouden en te versterken;
  • Stedelijke uitbreiding moet aansluiten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
  • Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de op de kaart Stedelijk gebied aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
  • Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en er geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan;
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur;
  • Permanente bewoning van recreatiewoningen in het buitengebied wordt uitgesloten.

Van de gemeenten wordt verwacht dat zij het provinciale bundelingsbeleid vertalen in lokaal beleid en in concrete (ruimtelijke) plannen. Plannen voor uitbreiding worden uitgewerkt in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied.

Verstedelijking (wonen)

De bevolkingsontwikkeling is sturend voor de groeiscenario's voor Flevoland. Het in balans houden van uitbreiding en herstructurering vormt de basis voor een kwaliteitsslag voor het gehele bebouwde gebied. Een goede woonkwaliteit voor iedereen is het uitgangspunt. Naast de woning is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving.

In de afgelopen decennia is in Flevoland onvoldoende gedifferentieerd gebouwd. De nadruk lag op ruime eengezinswoningen. Hoewel Flevoland een opvangtaak voor andere delen van Nederland behoudt, komt de woningbehoefte van de huidige inwoners steeds nadrukkelijker op de voorgrond te staan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van ouderen, alleenstaanden en starters, omdat de bestaande woningvoorraad daar onvoldoende aan tegemoet komt. Daarnaast is er behoefte aan landelijk wonen nabij de stad.

Naast de bouw van nieuwe woningen wordt kwaliteitsbehoud van de bestaande woningvoorraad steeds belangrijker. Een deel van het bebouwde gebied is toe aan herstructurering. Vooral in oudere wijken moeten de bestaande woningvoorraad en de zorginfrastructuur worden aangepast. De combinatie van uitbreidingsopgave en herstructureringsopgave biedt de mogelijkheid om in te spelen op de veranderende, meer gedifferentieerde behoefte aan woningen en andere functies. Via verdergaande verweving op wijk- en buurtniveau ontstaan goede mogelijkheden voor combinaties van wonen en werken. Kernpunten zijn:

  • huisvesting voor kleinere huishoudens;
  • voldoen aan de behoefte aan goedkopere betaalbare (huur-)woningen voor starters, statushouders en andere groepen met een krappe beurs;
  • terugdringing van tekorten aan woonzorgvormen voor mensen met een beperking, ouderen en andere zorgbehoevenden. Voor deze woonzorgvormen is de nabijheid van verschillende voorzieningen gewenst;
  • differentiatie van woonmilieus;
  • menging van wonen, voorzieningen en werken.

Dit plan maakt maximaal 150 woningen mogelijk. In de huidige situatie is het al mogelijk om 180 woningen ter plaatste te realiseren. De woningen betreffen koopwoningen en worden gerealiseerd op een binnenstedelijke locatie. De locatie was reeds bestemd voor woningen, met voorliggend plan wordt hier concreet invulling aangegeven. Het aantal woningen en de wijze van inrichting van het projectgebied worden vanuit ruimtelijke en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar geacht. Ook de locatie in de buurt van het centrum van Dronten maakt dat de woningen meer geschikt zijn voor ouderen en mensen met een zorgbehoefde. Hiermee wordt aangesloten op de lokale/regionale kwalitatieve en kwantitatieve marktvraag naar een gedifferentieerd woningaanbod.

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie FlevolandStraks, het Omgevingsprogramma Provincie Flevoland en de Omgevingsverordening Provincie Flevoland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dronten 2030

Op 29 november 2012 heeft de gemeenteraad van Dronten de Structuurvisie Dronten 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het ruimtelijk en economisch perspectief tot aan 2030 en beschrijft de toekomst van de gemeente op het gebied van wonen, recreatie, de agrarische sector, natuur, infrastructuur, economie en het voorzieningenniveau van de kernen.

Dronten is de stedelijke hoofdkern van de gemeente. Het is de grootste kern in de gemeente en ook het hoofdvoorzieningencentrum. Naar Dronten komen mensen uit de andere kernen en zelfs van buiten de gemeente voor niet-dagelijkse voorzieningen, voor voortgezet en (agrarisch) hoger onderwijs en voor bovenlokale zorgfuncties. In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als bedrijventerrein wat in voorbereiding is om omgezet te worden naar wonen.

In de bestaande kern van Dronten liggen kansen om een bijzonder en aantrekkelijk woonmilieu te ontwikkelen: langs het water. De gemeente gaat een gebiedsvisie opstellen voor de zone van de Lage Vaart in Dronten. Daarbij gaat de gemeente niet alleen onderzoeken waar (kleinschalige) woningbouw kan worden gerealiseerd (al dan niet gecombineerd met een zorgfunctie), maar ook hoe de relatie tussen het vernieuwde centrum en het water van de vaart kan worden versterkt.

Met dit uitwerkings- en wijzigingsplan wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt die aansluit op de structuurvisie en passend is binnen de beleidsuitgangspunten van de structuurvisie Dronten 2030.

3.3.2 Structuurvisie Hanzekwartier Dronten

De Structuurvisie Hanzekwartier Dronten is vastgesteld op 26 april 2012. De structuurvisie Hanzekwartier, opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting, is niet opgezet als een stedenbouwkundig eindbeeld en moet daarom niet gelezen worden als een afgerond plan. De tijdsspanne waarover de herontwikkeling plaatsvindt, maakt dat alleen al onmogelijk. Hoe het Hanzekwartier er uiteindelijk precies uit komt te zien hangt af van de invulling en uitwerking in de komende decennia. De structuurvisie Hanzekwartier kan wel gezien worden als een strategie voor het herontwikkelen van dit gebied: een strategie die sturing en flexibiliteit combineert.

Met het formuleren van de ambities legt de gemeente als initiërende overheidspartij nu vast welke kwaliteiten zij nastreeft. De structurering van het gebied vormt de onderlegger. Bij de herontwikkeling bouwt iedere fase hierop voort. De structuurvisie vormt als het ware de 'kapstok' waarop de herontwikkelingen worden opgehangen (zie paragraaf 2.3). De kapstok zorgt dat het geheel niet onsamenhangend wordt en dat ruimtelijke deelontwikkelingen meer zijn dan de som der delen.

Sturing vindt verder plaats doordat de gemeente een aantal belangrijke onderdelen zelf ter hand neemt. Daarmee laat de gemeente zien dat zij de herontwikkeling op gang wil brengen. Ook laat de gemeente met deze “eigen” uitvoeringen de kwaliteitsambitie zien die zij nastreeft. Met deze stappen wil de gemeente de markt stimuleren mee te doen en herontwikkelingen te starten. Met dit plan wordt een ontwikkeling mogelijk gemaakt die aansluit op de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten.

3.3.3 Bestemmingsplan Dronten-Hanzekwartier-Havenkade

Op 21 december 2017 heeft de gemeenteraad van Dronten het bestemmingsplan 'Dronten-Hanzekwartier-Havenkade' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de herontwikkeling van het Hanzekwartier, zoals dat in de in de vorige paragraaf genoemde structuurvisie is opgenomen.

Voor het onderhavige plangebied is in het westelijk deel van het bestemmingsplangebied voorzien in een uitwerkingsbevoegdheid (Wonen - Uit te werken). Deze bestemming voorziet in globale uitwerkingsregels waarbinnen een woonbestemming kan worden gerealiseerd. De in paragraaf 2.3 geschetste ontwikkelingen passen binnen de regels van deze uitwerkingsbevoegdheid.

Voor het bestaande bedrijf in het oostelijk deel van het plangebied en de ten zuiden daarvan gelegen infrastructuur is een wijzigingsbevoegdheid van toepassing die het mogelijk maakt de betreffende bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in een woonbestemming met inachtneming van de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten en het in dat bestemmingsplan opgenomen beeldkwaliteitsplan (zie ook paragraaf 3.3.5).

De in paragraaf 2.3 geschetste ontwikkelingen passen binnen de regels van deze uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0008.png"

Afbeelding 3.2 Uitwerking en wijzigingsgebied bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

3.3.4 Woonvisie Groeien met kwaliteit 2016-2021

In de woonvisie heeft de gemeente Dronten haar prioriteiten voor de periode 2016-2021 vastgelegd. Inzicht in de verwachte ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens is nodig om beleid te kunnen ontwikkelen. Daarom is voor Dronten een woningmarktonderzoek uitgevoerd. In het woningmarktonderzoek zijn drie groeiscenario´s doorgerekend. Het scenario autonome groei laat zien hoe de vraag naar woningen toeneemt bij een neutraal migratiesaldo; er wordt dan in feite alleen gebouwd voor de natuurlijke aanwas. Het trendscenario gaat uit van de autonome bevolkingsontwikkeling en het gemiddelde positieve migratiesaldo van de afgelopen tien jaar. De bevolkingsgroei bedraagt in dit scenario de komende vijftien jaar ruim 2.200 personen. In het trendscenario bedraagt de extra woningvraag ruim 2.000 woningen tot 2030.

In het trendscenario-plus is de huishoudensgroei groter door extra instroom van vestigers van buiten de gemeente. Het migratieoverschot bedraagt in dit scenario 240 personen per jaar. De bevolking groeit dan met ruim 5.800 personen in de komende vijftien jaar. Hiervoor zijn ruim 3.400 woningen extra nodig. Dat in het trendscenario-plus relatief minder woningen nodig zijn om de groei te accommoderen (3.400 op 5.800 nieuwe inwoners tegen 2.000 op 2.200 nieuwe inwoners in het trendscenario) heeft ermee te maken dat de geprognosticeerde instroom vooral gezinnen betreft. De gemiddelde woningbezetting van deze huishoudens is groter dan gemiddeld.

In de volgende tabel is de bevolkings- en huishoudensprognose voor Dronten in zijn geheel weergegeven. Hieruit blijkt dat er een toenemende vraag naar woningen is. Het gemeentelijk beleid heeft zich in de afgelopen periode gericht op een bevolkings- en huishoudensgroei die het best wordt benaderd door het trendscenario-plus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0009.png"

Relatie met onderliggend plan

Uit woningmarktonderzoek blijkt dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Dronten de komende jaren toeneemt. Het voorliggende plan geeft hier invulling aan.

3.3.5 Welstandsnota 2013

De gemeente Dronten heeft welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2013 (geactualiseerd vastgesteld 27 juni 2013). Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Het belangrijkste onderdeel van de Welstandnota 2013 bestaat uit de welstandscriteria. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in criteria ‘op maat’ en sneltoetscriteria. In de vernieuwde welstandsnota zijn er geen eensluidende welstandscriteria opgesteld voor de hele gemeente Dronten. De criteria zijn afgestemd op de karakteristiek van een gebied. Het uiteindelijk ontwerp van de woningen zal moeten voldoen aan de criteria die voor het gebied gelden.

Speciaal voor het Hanzekwartier Dronten, waar dit plan deel van uitmaakt, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In het beeldkwaliteitsplan is het plangebied als deelgebied genaamd Hanzedorpen bebouwing genoemd. De voorliggende woningbouw ontwikkeling zal hieraan getoetst worden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn beide aspecten geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het plangebied bevindt zich op een afstand van 5,8 kilometer van het natura 2000-gebied 'Ketelmeer & Vossemeer' en op circa 9,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'.

Stikstofdepositie op natuurgebieden

Voor dit project zijn met behulp van de Aerius-calculator stikstofberekeningen uitgevoerd voor de bouwfase en exploitatiefase. Deze zijn opgenomen als bijlage 4 en 5. In bijlage 3 wordt ingegaan op de uitkomsten van deze berekening. Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat tijdens de bouwfase en exploitatiefase geen sprake is van rekenresulaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet in het NNN. Gronden die tot het NNN behoren liggen wel direct naast het plangebied. Echter gezien het feit dat de ontwikkeling niet plaats vindt in het NNN en de aard en omvang van het voornemen wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.


Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In het voorliggend geval zijn ter plaatse van het plangebied de bestaande opstallen grotendeels gesloopt en bestaan de gronden voornamelijk uit grasland wat intensief wordt gemaaid. Gezien het huidige gebruik van de gronden in het plangebied (een intensief transformatiegebied waar nog bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden) zijn er geen behoudenswaardige ecologische waarden te verwachten. Dit blijkt ook uit een ecologisch onderzoek dat in het kader van het moederplan is uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er geen beschermde plant- en diersoorten voorkomen die hinder ondervinden van de ruimtelijke ontwikkeling waarmee een ontheffing niet noodzakelijk is. In het algemeen geldt dat de werkzaamheden ruim buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden; indien werkzaamheden binnen of rond het broedseizoen (dat ongeveer van maart tot en met half juli loopt, soortspecifiek) worden uitgevoerd, dient vooraf door een deskundige te worden vastgesteld dat er geen enkel broedgeval kan worden verstoord.

Voor alle soorten (beschermd en niet beschermd) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat de werkzaamheden zo worden uitgevoerd dat planten en dieren zo min mogelijk worden verstoord. Ook dient, vanuit de zorgplicht, de periode van uitvoering zo gekozen te worden, dat dieren zo min mogelijk worden verstoord (bijvoorbeeld buiten de zoogperiode van zoogdieren). Zo mogen geen bewoonde vogelnesten worden verstoord. Aanwezige dieren (algemene soorten, en soorten zonder bijzondere beschermingsstatus) worden weggevangen of op een onschadelijke manier verdreven naar een geschikt biotoop.

4.2 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.


De gemeente Dronten heeft een eigen archeologisch beleidsadvieskaart opgesteld. Op de kaart is per gebied aangegeven bij welke ingrepen archeologisch onderzoek nodig is. Volgens het archeologie beleid van de gemeente Dronten ligt het plangebied in een gebied waarvoor geen archeologische verwachting geldt. Gelet op de archeologische verwachting 'geen' wordt gesteld dat er geen kans is op archeologische waarden en dat nader onderzoek niet benodigd is. Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.3 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Flevoland blijkt dat in het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig zijn. De gemeente Dronten en de plaats Dronten is ontstaan bij de inpoldering van Flevoland. Bij het inrichten van de plaats Dronten is rekening gehouden om een industrieterrein met een haven te realiseren ter plaatse van het plangebied. Nu door veranderde inzichten en de groei van Dronten wordt het gebied herontwikkeld naar woonwijken. In het ontwerp van de nieuwe woonwijk wordt gebruik gemaakt van de historische opzet. Zo wordt de haven met het water intact gelaten en wordt er een extra water gegraven om te kunnen wonen aan het water. Hiermee wordt aangesloten op een kenmerkend historisch element in het plangebied. Gelet op het vorenstaande levert het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen op voor de gewenste ontwikkeling.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het project op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Voortraject

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Hanzekwartier (2040)' is de normale watertoetsprocedure (vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) al eens doorlopen. In januari 2016 is vervolgens het 'Waterhuishoudingsplan Het Hanzekwartier' (WHHP) opgesteld dat inzicht geeft in het waterhuishoudkundig en riooltechnisch functioneren voor de toekomst (zie bijlage 6). De aandachtspunten die daar benoemt zijn in het stedenbouwkundig ontwerp meegenomen. Bij het opstellen van het WHHP is het waterschap nauw betrokken geweest. De uitgangspunten die genoemd worden in het WHHP ten aanzien van de verschillende wateraspecten zijn leidend voor de voorliggende ontwikkeling.

Watertoets

In de Bro is wettelijk vastgelegd dat de watertoets een onderdeel is bij nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor kunnen waterbelangen in een vroegtijdig stadium en op volwaardige manier in het planvormingsproces betrokken worden. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.

Het uitwerkings- en wijzigingsplan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Zuiderzeeland. De normale watertoetsprocedure is van toepassing. De normale procedure is gericht op ruimtelijke plannen met relatief vergaande consequenties voor de waterhuishouding. In dit geval is actieve betrokkenheid van Waterschap Zuiderzeeland nodig. De watertoets is opgenomen als bijlage 7. Hierin staat ook uitgebreid beschreven welke beleidsmatige doelen er worden nagestreefd rondom water(veiligheid) vanuit Waterschap en hogere overheden.

Aanvulling watertoets

In aanvulling op de watertoets is op verzoek van het Waterschap op een aantal onderdelen nog een nadere toelichting gegeven. Dit is te lezen in onderstaande paragraaf.

Voldoende water

Voor het hele Hanzekwartier geldt dat het verhard oppervlak niet aantoonbaar toeneemt als gevolg van de nieuwe ontwikkeling. Dit is in het WHHP aangegeven en berekend. Het voorliggend plan verandert daar niet iets aan. Aanvullende compensatie van open water is daardoor niet nodig ten opzichte van de uitgangspunten van het WHHP.

Wadi's

In de watertoets is aangegeven dat er wadi's worden aangelegd. Het is niet nog niet bekend of en waar deze wadi's worden aangelegd en op welke manier overtollig water wegstroomd. Bij de civieltechnische uitwerking van dit plan zullen de definitieve berekeningen worden gemaakt, waardoor duidelijk wordt op welke manier waterberging in dit deelgebied kan worden georganiseerd.

Waterkunstwerken

In de watertoets is vermeld dat er waterkunstwerken worden aangelegd, maar niet waar deze komen te liggen of welke functie de kunstwerken hebben. Hiervoor wordt verwezen naar de oorspronkelijke plannen uit het WHHP. Hierin staat aangegeven dat de bestaande damwand van de binnenhaven wordt verplaatst, waardoor de binnenhaven smaller zal worden. Aan de zuidzijde zal nieuw open water worden gerealiseerd waarvoor nieuwe beschoeiing/damwanden nodig zijn. Daarnaast zullen in het gebied een aantal bruggen worden aangelegd over de binnenhaven en het nieuwe open water. De uiteindelijke locaties worden in de civieltechnische uitwerking van dit plan bepaald.

Schoon water

In de watertoets staat vermeld dat er parkeerplaatsen voor onderliggend plan zullen worden aangelegd. Waar, hoeveel en op welke manier de inrichting van de parkeerplaatsen eruit komt te zien zal worden bepaald in de civieltechnische uitwerking van dit plan. Dan zal ook duidelijk worden welk type verharding, duiding van het oppervlak aan parkeerplaatsen en de lozingsroute van hemelwater worden bepaald. Het exact aantal plaatsen en locatie van de parkeerplaatsen wordt gebaseerd op het definitief aantal te bouwen woningen en bijbehorende inrichting. In het plangebied is evenwel voldoende ruimte en flexibiliteit om voor dit onderdeel een passende oplossing te vinden.

Vervolg

Bij de civieltechnische uitwerking van de plannen zullen de uitgangspunten uit het WHHP randvoorwaardelijk zijn. Eventuele aanscherpingen als gevolg van voorschrijdend inzicht rondom klimaatverandering en weersextremen kunnen in dat kader met het waterschap worden afgestemd.

Op basis van de uitkomsten uit de watertoets en gelet op het vorenstaande levert het aspect water geen belemmeringen op voor de ontwikkeling en kan het aspect water een volwaardige plaats krijgen in de uitwerking van dit plan.

4.5 Milieuzonering

Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Nabij en in het plangebied liggen bedrijfspercelen met een milieuzonering die mogelijk een belemmering vormen voor dit plan (zie afbeelding 4.1). Het gaat om enkele percelen waar milieucategorie 2 is toegestaan en enkele percelen waar milieucategorie 3.1 is toegestaan. In dit gebied wordt uitgegaan van de classificering 'gemengd gebied' waardoor conform de VNG-methodiek één stap terug kan worden gedaan voor het aanhouden van de richtafstanden die horen bij de genoemde categorieën. Bij categorie 2 hoort dan een richtafstand van 10 meter en bij categorie 3.1. een richtafstand van 30 meter. Aan deze richtafstanden wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0303.20403-VA01_0010.png"

Afbeelding 4.1 Milieuafstanden omliggende bedrijfscategorieën

De bedrijfsbestemmingen ten zuidoosten van het plangebied zijn via een wijzigingsbevoegdheid voorbestemd om te transformeren naar woongebied. In de huidige situatie zijn de bedrijven echter nog aanwezig. Bij de inrichting van het voorliggende plangebied zal dan rekening gehouden worden met de richtafstanden. De woningen (milieugevoelige functies) zullen op tenminste 10 meter afstand van de bedrijven worden gerealiseerd zodat er voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat.

Gelet hierop vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het voorliggend plan.

Geur

Circa 500 meter ten noorden van het plangebied ligt aan de Installatieweg 4 de Afvalwaterzuivering (AWZI) van het waterschap Zuiderzeeland. Voor de geurbelasting van de AWZI gelden specifieke regels. In de Nederlandse Emissie Richtlijn (NeR) is de 'Bijzondere regeling' G3 (BR G3) voor AWZI's opgenomen. Hierin zijn de volgende immissieconcentraties opgenomen als maximum:

  • ter plaatse van aaneengesloten woonbebouwing: 1 ge/m³ als 98-percentiel;
  • ter plaatse van verspreid liggende woonbebouwing: 2 ge/m³ als 98-percentiel.

Voor deze AWZI geldt een hindercontour van 300 meter voor geur en 200 meter voor geluid. Wat betreft het geluidsaspect zijn er geen knelpunten, vanwege de voldoende ruime afstand tot het plangebied. Een nieuwe woonwijk is een geurgevoelig object. Naar de geurcontouren van de AWZI is daarom voor het bestemmingsplan Hanzekwartier uit 2015 al onderzoek verricht. Dit onderzoek, opgenomen al bijlage 11, is nog actueel omdat er sindsdien geen aanpassingen zijn gedaan aan de installaties van de AWZI of worden voorzien. Nieuwe woningen mogen gerealiseerd worden wanneer de geuremissie maximaal 1 ge/m³ als 98-percentiel bedraagt. Deze 98-percentiel houdt in dat in maximaal 2% van de tijd een concentratie kan worden overgeschreden. De nom is lager, namelijk 0,5 ge/m3 als 98-percentiel. Uit het onderzoek in bijlage x blijkt dat buiten het bedrijventerrein ruim wordt voldaan aan deze norm. De AWZI voldoet daarmee aan de normen van het Activiteitenbesluit. Andersom is met deze berekening ook aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen in voorliggend plan kan worden gegarandeerd.

Conclusie

Ten aanzien van de milieuzonering voor de omliggende bedrijven gelden er geen belemmeringen. Het geluid en de geur van de nabijgelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie vormen evenmin een belemmering voor de ontwikkeling van woningen binnen dit plan.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie, in dit geval wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing en uitgangspunten voor het plan

De meeste bedrijvigheid binnen het plangebied is de afgelopen jaren beeindigd en de bedrijfsbebouwing gesloopt. Hiervoor zijn in de afgelopen jaren op perceelsniveau al meerdere bodemonderzoeken en asbestonderzoeken uitgevoerd. Waar nodig zijn ook al saneringen uitgevoerd. Om de gewenste woonfunctie binnen het hele plangebied mogelijk te maken is het van belang om een beeld te hebben bij de bodemkwaliteit. Door de gemeente is een historisch bodemonderzoek laten uitvoeren voor de locaties die in de afgelopen jaren nog niet eerder onderzocht zijn. Dit onderzoek is toegevoegd als bijlage 8. De conclusie hieruit is dat op een deel van de gronden bodembelastende activiteiten hebben plaatsgevonden, waardoor belemmeringen niet uit te sluiten zijn. Aanvullend hierop is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor vrijwel het hele plangebied en de asfaltweg om duidelijkheid te verschaffen over de huidige milieuhygenische staat van de bodem. Deze is te vinden als bijlage 9.

Conclusie

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor vervolgonderzoek. Plaatselijk zijn lichte verontreinigingen aangetroffen. Hier dient bij hergebruik of verplaatsing van grond rekening mee te worden gehouden. Tevens dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen uit het verkennend bodemonderzoek. Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.

4.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing en uitgangspunten voor het plan

De woningen die met dit plan worden mogelijk gemaakt zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten. Om die reden is dan ook een akoestisch onderzoek voor dit plangebied (en andere plandelen van het Hanzekwartier) uitgevoerd. In bijlage 10 is het akoestisch onderzoek bijgevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat nergens binnen het plangebied de voorkeurswaarde van Lden = 48 dB wordt overschreden.

Conclusie

Voor de woningen in het plangebied wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarden voor geluid. Het bestemmingsplan is binnen de Wgh uitvoerbaar.

4.8 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die minder dan 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten voor het plan

Uit de grootschalige concentratie en depositiekaart Nederland blijkt dat in het plangebied in 2025 geen overschrijding van de normen plaatsvinden. De stikstofdioxide-concentratie (NO2) lager is dan 10 µg/m3 (norm 40 µg/m3) en de fijnstof-concentratie tussen 10-20 µg/m3 (norm 40 µg/m3).

Zoals uit de structuurvisie voor het Hanzekwartier blijkt, worden er in het totale Hanzekwartier ruim 1.300 woningen (twee ontsluitingswegen), 26.500 m2 kantoren, 7.000 m2 leisure en 6.000 m2 kleinschalige commerciële ruimtes gerealiseerd. Omdat ook een groot bedrijventerrein qua functie wordt beëindigd, blijft dit programma ruimschoots onder de 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof. De ontwikkeling in het gebied Havenkade van voorliggend plan is slechts een onderdeel van de totale ontwikkeling in het Hanzekwartier waarbij bedrijventerrein wordt omgezet in woongebied, waardoor de ontwikkeling in dit plan eveneens ruim onder de grenswaarden blijft. Nader onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing en uitgangspunten voor het plan

In het plangebied komen geen risicovolle inrichtingen en transportroutes voor. Nabij is wel de Hanzelijn gelegen. Voor de Hanzelijn is - in het kader van het Tracébesluit - berekend dat het PR 10-6 (plaatsgebonden risico) gelegen is op maximaal 26 meter vanuit het hart van de tweesporige spoorbaan. Daar waar meer dan twee sporen liggen wordt de contour gemeten uit het hart van de twee buitenste sporen. Bepalend in de omvang van de PR-contour is het vervoer van zeer brandbare vloeistoffen (stofcategorie C3). Op basis van de huidige regelgeving zijn binnen deze 26 m contour geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. Het plangebied is op circa 400 meter van het spoor gelegen. De richtlijnen voor het plaatsgebonden risico leveren dan ook geen knelpunten op voor de voorgenomen ontwikkeling.

 

Als onderdeel van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot dan toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.

 

Als een planologische maatregel betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.

 

Het voorliggend plan is een concretisering van het bestemmingsplan Hanzekwartier (2040) uit 2015 en het daarop volgende wijzigingsbestemmingsplan Havenkade (2041) uit 2017. Voor het bestemmingsplan Hanzekwartier zijn risicoberekeningen uitgevoerd en is het groepsrisico verantwoord. Hiervoor wordt verwezen naar bijlage 14, 15 en 16 in het bestemmingsplan Hanzekwartier. Hieruit blijkt dat woningbouwontwikkeling binnen het plangebied planologisch mogelijk gemaakt kan worden. Het voorliggende uitwerkings- en wijzigingsplan heeft geen invloed op het aspect externe veiligheid en op de conclusies die zijn getrokken in het bestemmingsplan Hanzekwartier.

Conclusie

In het plangebied is - ook in de toekomstige situatie - sprake van een verantwoorde veilige situatie. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleveren voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden.

Toetsing en uitgangspunten voor het plan

In het plangebied liggen geen kabels en leidingen die een belemmering vormen voor dit plan. Het straalpad behoeft niet te worden opgenomen. Wel zal onderhavig plan in het kader van het vooroverleg aan de leidingbeheerder worden toegestuurd.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit plan.

4.11 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Vóór de ontwerpprocedure van het onderhavige uitwerkings- en wijzigingsplan moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 150 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Conclusie

Voor dit plan is een aanmeldingsnotitie opgesteld, deze is opgenomen als bijlage 12. Hieruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Door het college van B&W van de gemeente Dronten is op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat geen MER nodig is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het uitwerkings- en wijzigingsplan doorloopt de procedure die is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Voorbereidingsfase

Het concept-uitwerkings- en wijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de overlegpartners. Het verslag hiervan is opgenomen in bijlage 13 en de opmerkingen uit dit vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerp-uitwerkings- en wijzigingsplan. De toelichting van dit plan is hierop aangepast, maar het vooroverleg leidt niet tot inhoudelijke wijzigingen of bedenkingen bij het plan zelf.

Ontwerpfase

Het ontwerp-uitwerkings- en wijzigingsplan is op grond van het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegd. Het ontwerp-uitwerking en wijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen, namelijk van 20 december 2023 tot en met 1 februari 2024. Belanghebbenden zijn in deze periode in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken.

Vaststellingsfase

Bij de gemeente zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt binnen de daarvoor gegeven periode. Het college van B&W heeft daarom, als bevoegd gezag voor dit uitwerkings- en wijzigingsplan, op 16 juli 2024 het besluit genomen om het plan ongewijzigd vast te stellen. Het plan wordt daarna nogmaals zes weken ter inzage. Tegen de vaststelling van het plan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het initiatief betreft de bouw van maximaal 150 woningen in Dronten en de realisatie van openbaar gebied. De woningen worden tegen marktconforme prijzen aangeboden. In hoofdstuk 3 is aangetoond dat hier behoefte aan is. Voor de uitgifte wordt gerekend met een verkoopprijs welke passend is bij de markt voor Dronten en vergelijkbaar is met ontwikkelingen in omliggende gemeenten.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gronden in het plangebied zijn allen in eigendom van de gemeente. De gemeenteraad van Dronten heeft in het najaar van 2021 de grondexploitatie voor het plangebied vastgesteld. De gemeente zorgt voor het bouwrijp maken en de uitgifte van de bouwkavels met als uitgangspunt dat er sprake is van een sluitende grondexploitatie. Hiermee is het onderdeel economische uitvoeraarheid voldoende zeker.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Het plan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het plan, zowel digitaal als analoog.

De regels van dit plan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het voorliggende uitwerkings- en wijzigingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied met inachtneming van de voorwaarden, zoals die in het bestemmingplan 'Dronten-Hanzekwartier-Havenkade' zijn opgenomen.

De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.2 Toelichting op de regels

De wijze van bestemmen is afgestemd op het handboek van de gemeente Dronten en het nieuwe bestemmingsplan voor de woongebieden dat op het handboek is gebaseerd. In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

6.2.1 Bestemmingen

Bestemming "Wonen"

Het gehele plangebied is bestemd als 'Wonen': een globale, maar directe bestemming waarbinnen woningen kunnen worden gebouwd met de daarbij openbare ruimte zoals ontsluitingswegen, groen en water. In het plangebied is een hoogteregeling opgenomen die is afgestemd op de uitwerkingsregels en de wijzigingscriteria. In het plangebied is een maximale bouwhoogte van 11 meter mogelijk gemaakt. Als uitzondering hierop geldt dat er bij De Lage Vaart één woongebouw mag worden gebouwd met een hoogte van maximaal 16 meter.