Plan: | Dronten - Mechanisch Erfgoed Centrum (2031) |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0303.2031-ONH1 |
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om daar tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit daarvan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Voor het plangebied is een actualiserend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd (Eco Reest BV, Actualiserend bodemonderzoek ter plaatse van Dronterweg 29 Dronten, van 7 juni 2010). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 Actualiserend bodemonderzoek.
Op basis van de resultaten van een voorgaand onderzoek was op de locatie sprake van een met olieproducten verontreinigd grondvolume van 6.800 m3, waarvan 1.550 m3 sterk verontreinigd. Ten aanzien van het grondwater betrof het bij voorgaand onderzoek in totaal een met minerale olie verontreinigd volume grondwater van 5.950 m3, waarvan 900 m3 sterk verontreinigd.
Op basis van het huidige totaal aan gegevens is op de locatie sprake van een met olieproducten verontreinigd grondvolume van 6.500 m3, waarvan 880 m3 sterk verontreinigd is. Ten aanzien van het grondwater is bij het actualiserend onderzoek sprake van een totaal met minerale olie verontreinigd volume grondwater van 5.230 m3, waarvan 500 m3 sterk verontreinigd.
De verontreinigingssituatie is zowel ten aanzien van de verontreinigde oppervlaktes en volumina als de gemiddeld aangetoonde gehalten in de grond en het grondwater relatief sterk afgenomen. Tevens zijn op de locatie geen zeer sterke olie/waterreacties in de grond, alsmede een drijflaag op de grondwaterspiegel meer waargenomen. Deze afname is waarschijnlijk het gevolg van bacteriële afbraak in de bodem. Het betreft echter ook op basis van het huidige totaal aan gegevens een ernstig geval van bodemverontreiniging.
De verontreiniging is ontstaan als gevolg van de opslag en toepassing van olieproducten in verband met de bedrijfsactiviteiten van de voormalige groenvoerdrogerij, tussen 1960 en circa 1981. Het zorgplichtbeginsel is derhalve hierop niet van toepassing.
De verontreinigingssituatie is bij voorgaand onderzoek op basis van de destijds uitgevoerde risicobeoordeling met behulp van SUS 2.2. als urgent beoordeeld. De parameter minerale olie kan echter met de huidige risicobeoordelingsprogrammatuur niet eenduidig worden beoordeeld.
Echter, gelet op de actuele terreinsituatie (grotendeels verhard) en de aanwezigheid van een drijflaag, kan de verontreinigingssituatie op basis van de vigerende systematiek van de risicobeoordeling als ernstig, doch niet spoedeisend worden beoordeeld.
Op basis van het bovenstaande zijn de volgende aanbevelingen gedaan:
Op het terrein heeft een diefstal van koper uit de schakelkasten plaatsgevonden. Hierdoor is er een lekkage geweest van de olie uit de schakelkasten en de vrijgekomen olie is in de bodem terecht gekomen.
Nader onderzoek is uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt de aanwezige verontreinigde grond verwijderd en geïsoleerd aangebracht. Dit heeft een verbetering van de bodemkwaliteit tot gevolg. De werkzaamheden worden uitgevoerd conform de vergunning die verleend is voor het saneren.
Conclusie
Naar aanleiding van het onderzoek wordt de aanwezige verontreinigde grond verwijderd en geïsoleerd aangebracht. De bodemkwaliteit wordt hierdoor verbeterd.