Bestemmingsplan landgoed Roggebotstaete - plan De
Voorde (8080)
Gemeente Dronten
29 januari 2009
2.1.3 Stedenbouwkundige uitgangspunten en
beeldkwaliteit
3.1.1 Structuurschema Groene Ruimte
3.1.3 Natuurwetgeving (Flora- en faunawet en
Natuurbeschermingswet 1998)
3.2.2 Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan
3.2.3 Verordening voor de fysieke leefomgeving
Flevoland
3.3.1 Structuurvisie Dronten 2020
3.3.2 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan
4 Realiserings- en uitvoeringsaspecten
5.7 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen
2008
Bijlage - Reactienota vooroverleg
Enkele jaren geleden is op de voormalige boomkwekerij van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders landgoed Roggebotstaete aangelegd. Het landgoed is gelegen ten noordoosten van Dronten, direct nabij de Roggebotsluis (zie afbeelding 1). Het landgoed Roggebotstaete levert in de eerste plaats een bijdrage aan natuurontwikkeling. Daarnaast heeft het landgoed een woonfunctie. In het kader van de transformatie van boomkwekerij tot landgoed is in 2001 een deel van het gebied afgegraven, zijn poelen en plassen aangelegd en zijn mede met behulp van de vrijgekomen grond drie bouwkavels (voortaan: terpen) aangelegd. De gedachte was dat bebouwing mede beeldbepalend was voor het uiterlijk en het karakter van het landgoed, zoals dit ook bij bestaande in het oog springende landgoederen op het Oude Land het geval is. Conform de toen geldende regeling voor landgoederen mochten op het landgoed drie woongebouwen (elk maximaal 3500 m3) worden opgericht, één op elke terp. Tot op heden is deze bebouwing niet gerealiseerd.
Afbeelding
1: Ligging plangebied in omgeving
Eind 2007 heeft stichting De Voorde zich aangediend voor de verdere ontwikkeling van het plangebied. De Voorde wenst haar bestaande activiteiten van Laag Zuthem, waar de stichting nu is gevestigd, naar landgoed Roggebotstaete over te plaatsen. Vervolgens wil deze organisatie aldaar zijn activiteiten uitbreiden. Om een aantal redenen is Roggebotstaete de ideale vestigingslocatie voor De Voorde, niet in de laatste plaats vanwege het ecologische karakter van het landgoed, alsmede de rust en de ruimte die er geboden worden.
De ideeën en uitgangspunten welke ten grondslag hebben gelegen aan de realisatie van landgoed Roggebotstaete worden door De Voorde integraal overgenomen en verder uitgebouwd. Slechts op het punt van de door de Stichting noodzakelijk geachte bebouwing op de terpen, zowel functioneel als wat omvang betreft, is er sprake van enige gewenste bijstelling ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
De Voorde heeft op verzoek van het gemeentebestuur van Dronten onderzoek laten doen naar de effecten van de plannen op de omgeving. De resultaten zijn aangeleverd in de vorm van het rapport “Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van principebesluitvorming landgoed Roggebotstaete". Op grond van deze rapportage heeft het college van Dronten bij brief van 6 juni 2008 te kennen gegeven dat De Voorde naar zijn oordeel op welkome wijze past binnen de beleidsmatige accenten die het gebied heeft gekregen in provinciaal en gemeentelijk beleid en “dat wij, binnen onze publiekrechtelijke taken en verantwoordelijkheden, ons maximaal zullen inspannen om de vestiging van Stichting De Voorde op landgoed Roggebotstaete mogelijk te maken". De resultaten van deze onderzoeken zijn eveneens weergegeven in hoofdstuk 4 van deze toelichting.
Om een juridisch-planologisch kader te scheppen voor de ontwikkeling van dit landgoed dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Onderhavig bestemmingsplan biedt als zodanig de juridisch-planologische basis voor de ruimtelijke inrichting en ordening van de betreffende locatie. De bouwvergunning wordt verleend op grond van dit nieuwe bestemmingsplan.
Het geldende bestemmingsplan is bestemmingsplan Roggebotstaete, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Dronten bij besluit van 30 januari 2003 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland bij besluit van 29 april 2003. Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van landgoederen, natuurontwikkeling en een boomkwekerij.
Voorliggend bestemmingsplan landgoed Roggebotstaete - plan De Voorde (8080) vervangt bovengenoemd bestemmingsplan, voor zover de gronden in dat plangebied gelegen zijn.
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van Dronten. Aan de noordoostzijde loopt de Vossemeerdijk. Deze dijk vormt de waterkering voor het Vossemeer. Door het Vossemeer loopt de grens tussen de provincies Flevoland en Overijssel. Ten zuidoosten van het plangebied sluit de Vossemeerdijk aan op de Hanzeweg (N307). Ten westen en zuiden ligt het natuurgebied Roggebotzand. In afbeelding 2 is de ligging in de omgeving en de begrenzing van het plangebied aangegeven.
Afbeelding
2: Plangrenzen
In het volgende hoofdstuk wordt het plan beschreven aan de hand van de onderwerpen bebouwing, stedenbouwkundige uitgangspunten & beeldkwaliteit, natuur & landschap en verkeer & parkeren. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het relevante beleidskader op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau toegelicht. In hoofdstuk 4 worden de realiserings - en uitvoerings-aspecten behandeld. Hoofdstuk 5 geeft de juridische opzet weer. Aansluitend wordt in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid gemotiveerd. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Verspreid over drie terpen zullen diverse
gebouwen gerealiseerd worden. De bouwhoogte bedraagt overwegend 10-15 meter met
op sommige plekken 20 meter. De bebouwing bevindt zich binnen de
bouwvlakken/bouwpercelen. Terp 1 (dichtst tegen de dijk aan) en terp 2 mogen voor
maximaal 24% bebouwd worden. Terp 3 wordt voor maximaal 19% bebouwd. De
gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing bedraagt in de eindfase maximaal
Alle hoofdgebouwen zijn 1 laags met een kap constructie (punt-, kegel danwel bolvormig dak) met als hoogste punt, zoals net vermeld, 15/20 meter, zodat er visueel een luchtig beeld ontstaat en geen massief blok van de maximale hoogte.
Een impressie van de bebouwing is opgenomen als afbeelding 3.
Afbeelding 3: Impressie bebouwing van de drie terpen
In afbeelding 4 is een doorsnede van de drie terpen opgenomen. Hierop zijn de breedtematen en de hoogtematen van de bebouwing van de drie terpen weergegeven.
Afbeelding 4: Doorsnede bebouwing van de drie
terpen
De uitvoering van het plan zal gefaseerd plaatsvinden. Het voornemen is om de start van realisatie van de bebouwing van terp 2 zo snel mogelijk te laten plaats hebben, uiterlijk in de eerste helft van 2009. Het betreft hier in wezen de verhuizing van de huidige activiteiten vanuit Laag Zuthem naar Flevoland. Daarna zal terp 3 ontwikkeld worden en terp 1 is tot slot aan de beurt. Het plan zal zijn complete voltooiing bereiken in de loop van de 5 tot 10 jaren daarna.
De
functies van de bebouwing op de drie terpen lopen uiteen, maar zijn overwegend
maatschappelijk en educatief van aard. Daarnaast worden bijbehorende functies,
zoals horeca, gastenhuizen en dienstwoningen, gerealiseerd. De bebouwing staat
ten dienste van de stichting De Voorde. Alleen het restaurant op de eerste terp
heeft een gedeeld openbaar karakter. Met gedeeld wordt hier bedoeld dat 75% van
de bezoekers intern is en dat 25% extern zal zijn. Deze 25% externe bezoekers zal voornamelijk
bestaan uit familie en vrienden van opgenomen patiënten en bezoekers van het
(openbare) landgoed. Commerciële exploitatie van het restaurant is dan ook niet
aan de orde, omdat het restaurant ten dienste staat van de stichting De Voorde.
Aan
de drie terpen zijn verschillende thema’s toegekend. Het gaat om de volgende
thema's met bijbehorende bebouwing:
Terp 1: Thema opleiden en ontwikkelen
Bezoekerscentrum, internationaal instituut
voor opleiding en transformatie, opleidingscentrum, quantum psychology met
daaraan ondergeschikt kantoren, een restauratieve voorziening en een
overnachtingsaccommodatie bestemd voor interne bezoekers. Het totaal aantal
personen dat in deze bebouwing aanwezig kan zijn, is maximaal 680.
Terp 2: Thema studie, stilte en zijn
Pulsar
programma's en training, retraite/stilteplek, kantoren en gastenhuis.
Het
totaal aantal personen dat in deze bebouwing aanwezig kan zijn, bedraagt
maximaal 270. Op terp twee wordt het programma ondergebracht, zoals dat thans
door stichting De Voorde wordt uitgevoerd in Laag Zuthem.
Terp 3: Thema “Gezond zijn, gezond blijven en wonen"
Wellnesscenter, gezondheidscentrum (met medische
partners) met programma’s over gezondheid en natuur, gastenhuis, gildeplek,
jongerenplek en dienstwoningen.
Het
totaal aantal personen dat in deze bebouwing aanwezig kan zijn, is maximaal
257.
In potentie kunnen in totaal 1207 personen aanwezig zijn op het
zelfde tijdstip. In de praktijk zal dit nooit gebeuren. Het zal niet voorkomen
dat het gehele hotel en alle gastenhuizen volzitten, dat alle stoelen in het
restaurant bezet zijn, dat alle jongeren aanwezig zijn, etcetera. Er kan van
worden uitgegaan dat de bezettingsgraad maximaal 50% is. Dat komt neer op circa
600 personen.
Zoals reeds in de inleiding gemeld, is een belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling van Roggebotstaete dat bebouwing mede beeldbepalend is voor het uiterlijk en het karakter van het landgoed. De ruimtelijke kwaliteit van het landgoed als geheel zal in belangrijke mate afhankelijk zijn van de kwaliteit van de bebouwing cum annexis. Het is zaak om die kwaliteit te waarborgen. Deze laat zich niet omschrijven door het aangeven van kwantitatieve aspecten. Ook wordt er niet voor gekozen om kwaliteit aan de hand van bestaande referenties te omschrijven. Immers, referenties geven al snel aanleiding tot nabootsing.
Hieronder wordt ingegaan op de na te streven
kwaliteitsaspecten. De architectonisch hoogwaardige bebouwing dient het
innovatieve karakter van een geheel nieuw landgoed op het Nieuwe Land te
ondersteunen.
(1) Als het gaat om doel en functie zijn de gebouwen vooral
bedoeld als een
reflectie van de aangeboden programma’s, activiteiten en diensten, typerend
voor het werk van de Voorde. Met andere woorden, het
scheppen van ruimtes wordt ingezet om het proces van menswording te dienen. In die ruimtelijke vertaling straalt de te creëren architectuur veel
openheid en ruimte-beleving uit.
(2) Eenvoudige bouwvolumes vormen krachtige "statements" die het aanwezige landschap zo min mogelijk raken. Architectuur is gebaseerd op drie simpele regels: schoonheid, degelijkheid en comfort. Naar de vorm ‘vertaald’ kunnen de kernbegrippen zijn: kloek, eenvoudig en esthetisch. Te denken valt aan een bouwmassa “aus einem Guss", zonder opsmuk. De architectuur zou kunnen verwijzen c.q. een goed contrast vormen met het typische van de polder in bijvoorbeeld structuur/materiaal- en kleurgebruik. De inrichting en het karakter van het landgoed (het landschappelijke) is een gegeven en de architectuur en design van de bebouwing ‘matchen’ met het landschap. Eenheid tussen bebouwing en omgeving, daar gaat het om.
(3) De bebouwing is “intelligent”, bijvoorbeeld door aanwending van zonne-energie, windenergie, recirculatie van regenwater, aardwarmte en computertechnologie. Dit mag zichtbaar zijn in de vormgeving, maar niet overheersend.
(4) Aan de dijk, op de eerste terp, wordt richting gegeven aan de vormgeving van de bebouwing op de andere terpen. Alle bebouwing dient “familie” van elkaar te zijn. Elke terp heeft ook met een ander soort gebruik/functie te maken en vraagt om een eigen karakteristiek. Het maken van contrasten en typeringen per terp stelt de gebruikers in staat om zich steeds per terp te oriënteren en zich te herkennen. Dus qua ontwerp verwant, met eigen karakteristieken per terp.
(5) Alzijdige oriëntatie van de bebouwing is een aanrader. Hekwerken zijn ongewenst en dienen, zo deze er zijn, aan het oog onttrokken te worden.
Reclameborden zijn ongewenst, maar dienen in ieder geval passend te zijn wat kleur, omvang, materiaal en vorm betreft.
(6) Bij de materiaalkeuze is uitgegaan van natuurlijk en duurzame materialen, zoals hout.
De bebouwing en terreininrichting zijn een afspiegeling van een logische organisatie en vormen samen een coherent geheel. Het architectonische beeld op de terpen vormt met andere woorden een totaal-eenheid en verbindt de terpen in architectonische zin.
Teneinde de omschreven, globale invalshoeken nauwkeuriger te vertalen naar een gedetailleerder niveau, niet in de laatste plaats wat de aansluiting betreft van het te realiseren gebouwencomplex op de natuurlijke en landschappelijke omgeving, wordt voor dat doel een apart beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dat zal dan niet alleen als toetsingskader voor Welstand gaan dienen, maar ook anderszins in toetsende zin zijn nut kunnen afwerpen.
Het plangebied bestaat uit meer dan alleen de drie terpen. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit natuur. Deze gronden maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en genieten als zodanig een groot aantal privileges, maar kennen daarnaast ook een aantal verplichtingen. Het beheer is aan strenge regels gebonden, gericht op het in stand houden en verder ontwikkelen van de bijzondere natuur, zo kenmerkend voor dit deel van Flevoland. De op zich mogelijk conflicterende doelstellingen “beheer, behoud en ontwikkeling van bijzondere EHS natuur" en “landgoed openstelling binnen een sfeer van rustige recreatie" zijn met elkaar verweven door introductie van stiltegebieden en plekken voor verpozing. Slechts een enkel langgerekt pad leidt bezoekers door het terrein, waarbij ter weerszijden van het pad de grote diversiteit van terreingesteldheden en daar levende organismen van nabij te bezien is.
Dichterbij de bebouwing zullen tuinen met dieren, groenten en heilzame gewassen, zoals kruiden, verschijnen, geheel passend binnen het raamwerk van het landschappelijk ontwerp, waarbij wilde natuur vanaf de bossen rondom en de grote waterpartijen in het landgoed langzaam overgaat in gecultiveerde natuur al dan niet met vijvers nabij de in het landschap opgaande bouwwerken. Op de terpen zullen wellicht siervijvers en fonteinen aangelegd worden.
Het gebied wordt ontsloten vanaf de Vossemeerdijk. Deze dijk heeft in noordwestelijke richting een lokale ontsluiting. De dijk loopt ten noorden van Roggebotzand richting Ketelhaven.
De Vossemeerdijk sluit in zuidoostelijke richting aan op de N307 - Hanzeweg. Deze N307 sluit in beide richtingen aan op een uitgebreid provinciaal wegennet (N711, N305 en N50). In afbeelding 5 is dit weergegeven. Enkele van deze provinciale wegen sluiten op hun beurt aan op de snelwegen A6, A28 en A50.
Vanaf de Vossemeerdijk loopt er een weg richting de drie terpen. Dit is een "eigen" weg. Na de laatste terp wordt een keerlus aangelegd. Deze weg zal ingericht worden als een 10 km/uur weg (stapvoets rijden).
Plangebied
Afbeelding
5: Provinciaal wegennet
Het plan De Voorde zal verkeer aantrekken. Onderzocht is hoeveel verkeersbewegingen dit tot gevolg zal hebben (notitie Verkeersproduktie Roggebotstaete, Oranjewoud, proj.nr. 181705, d.d. 24 juni 2008).
Op basis van de bestemmingen per terp en het aantal te verwachten bezoekers is het aantal te verwachten verkeersbewegingen bepaald voor de eindsituatie in 2018, als alle 3 terpen functioneren. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de Hanzelijn dan operationeel is.
Gezien de doelgroep wordt verwacht dat deze bewust omgaat met mobiliteit en dat er daardoor een relatief hoog percentage bezoekers met openbaar vervoer komt. De Voorde biedt voor deze bezoekers een haal- en brengservice naar station Dronten of Kampen met taxibusjes voor maximaal 8 personen. Via de website en in de brochures en folders van de Voorde wordt dit ook expliciet gepropageerd.
Voor de prognose is onderscheid gemaakt naar bezoekers, daggasten en gasten die langere tijd verblijven. Het aantal verkeersbewegingen wordt vertaald naar een werkdaggemiddelde, dit is de reguliere rekeneenheid als het om verkeersbewegingen gaat.
Alle ritten bij elkaar opgeteld worden er ca 433 - 554 ritten per dag op een werkdag geproduceerd. Dit verkeer komt via de N307 en rijdt via de Vossemeerdijk naar Roggebotstaete.
Dit is een gemiddelde. Voor de meeste dagen zal dit aanzienlijk lager liggen, omdat er niet elke dag een seminar is. Is dat er wel dan zijn er tijdelijke pieken in het verkeersaanbod.
Volgens opgave van de gemeente rijden in de huidige situatie circa 3000 motorvoertuigen per etmaal over dit gedeelte van de Vosmeerdijk. Voor het prognose jaar 2018 is dat circa 3500 motorvoertuigen per etmaal op basis van een jaarlijkse autonome groei van 1,5%.
Dit leidt tot een toename van ca 15% op de
Vossemeerdijk, dit is echter alleen tussen de N307 en de toegang tot
Roggebotstaete, circa
Het aantal aan te leggen parkeerplekken bedraagt 209. Hiervoor is gebruik gemaakt van CROW publicatie “Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering” (zie bijlage voor de berekening). Binnen het plangebied is plaats voor 150 parkeerplaatsen. De resterende parkeerplaatsen worden in een strook ter plaatse van de boomkwekerij aangelegd. Deze strook ligt buiten het plangebied, doch aansluitend aan het plangebied (aan de oostzijde). De eigenaar van de boomkwekerij Tonsel is welwillend grond af te staan ten behoeve van parkeren, zodat het plan De Voorde kan voldoen aan het minimaal benodigde aantal parkeerplaatsen.
De parkeervoorzieningen binnen het plangebied worden vooralsnog langs de "eigen" weg gerealiseerd. Deze worden iets verdiept aangelegd. Tevens bevinden deze zich onder een bladerdak van bomen. Hierdoor wordt de nadruk op parkeren weggenomen en wordt het zoveel mogelijk opgenomen in het landschap. De precieze (landschappelijk) inpassing wordt in een later stadium nader uitgewerkt.
Dit hoofdstuk bevat een uiteenzetting van het nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid, voor zover relevant voor het plangebied.
In
het Structuurschema Groene Ruimte I (1995) wordt de term landgoed voor het
eerst geïntroduceerd. Onder een landgoed wordt verstaan: een openbaar
toegankelijk (bos)complex (al dan niet met overige gronden) met daarin een
woongebouw van allure met maximaal
Dit beleid is later overgenomen in de Nota Ruimte en door de provincies uitgewerkt in streekplannen.
Op 23
april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld als kabinetsstandpunt
(deel 3) van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid. In de
Nota Ruimte worden de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland
vastgelegd. Het gaat daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en
2020, met een doorkijk naar
Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'.
De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zo veel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota's.
In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op:
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht, zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen.
Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De concrete uitvoering van de EHS is bij provincies gelegd. Het ruimtelijk beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van deze wezenlijke kenmerken en waarden, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de medebelangen die in het gebied aanwezig zijn. Dit betekent dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan zijn, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegde gezag erop toezien dat hiernaar, door de initiatiefnemer, onderzoek wordt verricht. Dit is gebeurd en is terug te vinden in hoofdstuk 4.
Voor onderhavig plangebied betekent dit dat de ontwikkeling past binnen het ruimtelijke beleid van het rijk.
De lidstaten van de Europese Unie hebben zich verplicht om tot een samenhangend Europees netwerk van natuurgebieden te komen: Natura 2000. De afspraken hierover zijn vastgelegd in de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, welke zijn omgezet in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De Vogelrichtlijn biedt de mogelijkheid van multifunctioneel gebruik, zolang er sprake is van 'wise use'. Volgens de Habitat- en Vogelrichtlijn kunnen bevoegde nationale instanties slechts toestemming geven voor een plan of project, nadat zij op basis van een 'passende beoordeling de zekerheid hebben gekregen dat de nieuwe ontwikkeling de natuurlijke kenmerken en de vogelbelangen van het betrokken gebied niet zal aantasten. (..) Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, toch moet worden gerealiseerd, neemt de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft'.
De beschermingsformule geeft aan dat de volgende vier stappen onderdeel vormen van een zorgvuldige voorbereiding van een besluit:
§ bestaat er de zekerheid dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast;
§ als die zekerheid niet bestaat, zijn er dan alternatieven die deze zekerheid wel kunnen geven;
§ bestaan er dwingende redenen van groot openbaar/zwaar maatschappelijk belang om het project te rechtvaardigen, indien aantasting van de natuurlijke kenmerken plaatsvindt bij afwezigheid van alternatieve oplossingen;
§ welke compenserende maatregelen worden getroffen als het project toch wordt uitgevoerd.
De beschermingsformules zijn van toepassing op intensivering, uitbreiding en nieuw gebruik.
Met de Vogelrichtlijn worden in het wild levende vogelsoorten beschermd. Hiertoe heeft de minister van LNV een aantal waterrijke gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. In dit kader wordt het Vossemeer genoemd. Het wordt van internationaal belang geacht vanwege de kwetsbare en trekkende watervogels en broedvogels. Het Vossemeer bestaat voor het grootste deel uit open, ondiep water (80% is minder diep dan 1,5 meter). Dit heeft een functie als rust-, rui- en foerageergebied voor trekkende watervogels. Het zomer- en winterstreefpeil is respectievelijk NAP –0,20 meter en NAP –0,40 meter. Door de invloed van de IJssel heeft het Ketelmeer –Vossemeer een belangrijke opvangfunctie voor watervogels tijdens strenge winters als andere wateren in het IJsselmeergebied dichtvriezen.
Het Ketelmeer-Vossemeer heeft voor de volgende soorten een functie als overwinteringsgebied, ruigebied en rustgebied: trekkende watervogels als Brilduiker, Wintertaling, Krakeend, Grauwe gans, Kolgans, Fuut, Meerkoet, Nonnetje en Zwarte stern; steltlopers als Kieviten, Bonte strandlopers, Kemphanen, Watersnippen en Grutto’s . De vogels foerageren op de driehoeksmosselen en vis in het Ketelmeer en op de waterplanten rond de monding van de IJssel en het Vossemeer. In het Vossemeer komt als broedvogel de grote karekiet voor. Aan het behoud van deze soorten zal door middel van onderzoek en praktische beschermingsmaatregelen speciale aandacht worden gegeven.
Het Ketelmeer en het Vossemeer maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland, waarbij het gebied is aangeduid als kerngebied (Natuurbeleidsplan 1990). Het beleid ten aanzien van kerngebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van bestaande natuurwaarden. Een belangrijk beleidsaccent voor de kerngebieden is het verhogen van het beschermingsniveau van waardevolle en/of kwetsbare delen. Het Vossemeer heeft voorts de functie van belangrijk gebied voor kwetsbare ganzensoorten en kleine en wilde zwanen. Hiertoe is het beleid gericht op openheid, instandhouden en voldoende fourageergelegenheid.
De speciale beschermingszone heeft de teen van de Vossemeerdijk als grens. Het plangebied Roggebotstaete grenst nagenoeg aan deze beschermingszone. Door de aanleg van het landgoed zijn bepaalde zones bewust vernat en verschraald. Er zijn grote oppervlakken ontdaan van de bovengrond, waardoor zeldzame planten weer kansen krijgen om zich te vestigen op het zandige terrein. Er zijn zeven jaar geleden twee grote plassen en vijf markante poelen aangelegd, alle op grote afstand van de te realiseren bebouwing, zodat verstoring van zich voedende en broedende water- en moerasvogels en andere organismen uit dat milieu, veroorzaakt door activiteiten op en nabij de terpen, niet aan de orde zal kunnen zijn. Het gebied kent verder zeer droge zones, eveneens verschraald en ook op afstand van de terpen aangelegd. Bossen en bosschages wisselen elkaar af. Een brede waaier van soorten plantaardige en dierlijke organismen zal zich in de loop der jaren gaan vestigen in het aldus ontstane, uiterst gevarieerde en natuurlijke nestel- en voedselgebied. Het terrein dient mede als voedingsbron voor de meeste trekkende watervogelsoorten. Door het open karakter rondom de vernatte gebieden van het landgoed nabij de Vossemeerdijk zullen de vogels voldoende ruimte hebben om te stijgen en te landen. De aantrekkende werking van het landgoed op het verkeer zal niet noemenswaardig zijn (zie Verkeer).
Er zijn vanuit dit aspect dan ook geen negatieve effecten ten aanzien van de watervogels te verwachten.
Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland vastgesteld. Het omgevingsplan is een integraal beleidsstuk, waarin vier strategische beleidsnota's op het vlak van ruimte (streekplan), water, milieu en verkeer en vervoer op elkaar zijn afgestemd. Ecologisch landgoed Roggebotstaete is gelegen in het zowel door het rijk, de provincie als de gemeente Dronten belangwekkend geachte gebied Oostrand van Flevoland. Zowel landelijke als provinciale ecologische hoofdstructuren liggen langszij Roggebotstaete.
Driekwart van het landgoed maakt zelfs onlosmakelijk onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur van Nederland.
Naast een schoon milieu en ruimte voor rustige recreatie in een natuurlijke omgeving wordt voor de Oostrand ook ingezet op verbreding van de economische structuur met ondermeer op beperkte schaal bedrijvigheid. Het streven is om deze functies met elkaar te verweven. De provincie ziet vooral kansen voor landgoederen langs bestaande bos- en natuurgebieden. Het uitgangspunt voor een landgoed is dat het gebruik van de gronden de samenhang van het landgoed niet mag verstoren en het natuurschoon
niet mag schaden. De toegestane functies van een landgoed zijn natuurontwikkeling en wonen. De beleidsregel "Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied" schrijft voor dat niet-agrarische functies in het landelijk gebied een kleinschalig karakter dienen te hebben.
Aangezien de beoogde functies van plan De
Voorde meer behelzen dan wonen alleen, past het plan niet geheel binnen de
regeling voor landgoederen van het Omgevingsplan Flevoland. Daarnaast past het
plan De Voorde vanwege het grootschalige karakter niet binnen de beleidsregel
Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Het plan wijkt af van de provinciale
standpunten ten aanzien van "nieuwe solitaire clusters" en "niet-agrarische
functies in het buitengebied". Het is echter denkbaar dat dit beleidskader
te beperkend is. Er zijn daarom mogelijkheden om van het provinciaal beleid af
te wijken op basis van het zogenaamde experimentenkader. In dat kader dient een
integraal plan te worden opgesteld waarin een kwaliteitsimpuls voor het gebied wordt
aangetoond.
Ten aanzien van plan De Voorde is het experimentenkader toegepast. Er is een integraal plan is opgesteld waarin duidelijk is gemaakt dat de vestiging van Stichting De Voorde een kwaliteitsimpuls aan landgoed Roggebotstaete geeft. Op 6 januari 2009 hebben GS ingestemd met het plan, nadat PS op 20 november 2008 positief hadden geoordeeld over het plan.
Het
provinciaal verkeer- en vervoerbeleid is vastgelegd in het PVVP (1998) en is
gericht op het behoud en waar nodig verbeteren van de bereikbaarheid en het
veiligstellen van de leefbaarheid.
Voor
het goed functioneren van de samenleving is het belangrijk dat mensen, goederen
en berichten (zich) kunnen verplaatsen. Hiervoor dienen voldoende voorzieningen
(wegen, openbaar vervoer, fietspaden e.d.) aanwezig te zijn. Almere, Lelystad
en Emmeloord zijn de hoofdcentra. Zeewolde, Dronten en Urk worden gezien als
subcentra.
De
hoofdlijnen van het provinciale beleid zijn:
•
Openbaar vervoer:
Het
OV wordt gestimuleerd door goede en frequente verbindingen die aansluiten op de
wensen van OV-bedrijven en reizigers. Naar de kleinere kernen wil men het OV in
stand houden en mogelijk verbeteren. Een oplossing hiertoe is het collectief
vraagafhankelijk vervoer. Tevens hecht de provincie er waarde aan dat
recreatieterreinen en evenementen met het openbaar vervoer goed bereikbaar
zijn. In 2002 heeft de provincie een provinciale OV-visie opgesteld, welke het
beleid voor de komende 10 jaar aangeeft. Deze visie is door het Vervoerberaad
Flevoland onderschreven.
•
Auto:
Een
goede bereikbaarheid per auto is belangrijk. Op sommige relaties, o.a. de
Hanzeweg bij Roggebotsluis worden problemen verwacht. Hier zullen op
provinciaal niveau oplossingen voor worden aangedragen. Daarnaast wordt
gestreefd naar een vergroting van de verkeersveiligheid door het treffen van
duurzaam veilig maatregelen. E.e.a. zal worden ondersteund met voorlichting,
educatie en handhaving. Dit geldt niet alleen specifiek voor de modaliteit
‘auto’.
•
Fiets:
De
belangrijkste taak voor het gebruik van de fiets ligt bij gemeenten, omdat de
fietsafstanden tussen kernen in Flevoland te groot zijn. Daarnaast is het
fietsnetwerk buiten de bebouwde kommen zodanig goed dat dit weinig aanpassingen
vraagt. Een aantal ontbrekende schakels zal voor 2015 worden gerealiseerd.
•
Verkeersveiligheid
Het
verkeersveiligheidsbeleid voor Dronten ligt niet specifiek vast in een
beleidsnota. Op provinciaal niveau is het verkeersveiligheidsbeleid vastgelegd
in het Meerjarenprogramma Verkeersveiligheid Flevoland 2001-2005. Dit beleid is
in 2000 door het Vervoerberaad Flevoland vastgesteld.
•
Flankerend beleid:
De provincie streeft er naar om de overstap van de auto naar het OV en de fiets te stimuleren. Door RO-ontwikkelingen kan dit geïnitieerd worden. Door het voeren van locatie- en parkeerbeleid wil men het autogebruik ontmoedigen.
Het plangebied grenst aan de westkant aan een milieubeschermingsgebied voor stilte. Dit milieubeschermingsgebied is met groen weergegeven in afbeelding 6.
In de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland zijn voor milieubeschermingsgebieden voor stilte richtwaarden opgenomen. Als richtwaarde voor de maximale geluidsbelasting vanwege een geluidsbron buiten het milieubeschermingsgebied geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) gemiddeld per uur op 50 meter in het milieubeschermingsgebied gerekend vanaf de grens van het milieubeschermingsgebied.
Afbeelding 6: Ligging milieubeschermingsgebied voor stilte
De beoogde gebouwen vormen mogelijke geluidsbronnen. De kortste afstand van deze gebouwen tot het stiltegebied bedraagt circa 230 meter.
Deze gebouwen liggen hiermee op een dermate grote afstand dat zij geen geluidsniveau van 35 dB(A) op de grens van het milieubeschermingsgebied produceren. De functionele kenmerken van de gebouwen zijn immers zodanig dat er weinig geluid geproduceerd wordt (wellness, retraite/stilteplek, opleiding, etc.). Op de eigen weg die aangelegd zal worden langs de terpen, mag slechts stapvoets gereden worden. Hierdoor wordt de productie van geluid als gevolg van gemotoriseerd verkeer geminimaliseerd. In de zone langs de bosrand zijn geen activiteiten of bebouwing gepland, met uitzondering van een wandelpad. Geconcludeerd kan worden dat de bebouwing van plan De Voorde geen belemmering vormt voor het milieubeschermingsgebied voor stilte.
De structuurvisie Dronten 2020 is behalve een leidraad, ook een kader voor ruimtelijke plannen die de gemeente de komende jaren opstelt.
Het buiten de kernen gelegen gebied van de gemeente Dronten kent een groot aantal verschillende functies. Het plangebied ligt in een zone die in dat kader gekenmerkt wordt door 'De groene recreatieve zone: natuur, bos en recreatie op de grens van water en land; voor Drontenaren en mensen "van buiten"; van attractie tot natuurbeleving'.
Het buitengebied van Dronten is te omschrijven als een relatief open ruimte met grotendeels een agrarische functie. De structuur wordt gevormd door zogenaamde 'punten' (bijvoorbeeld bebouwingsclusters), 'lijnen' (bijvoorbeeld wegen) en 'vlakken' (bijvoorbeeld bossen). Voor het plangebied geldt een streefbeeld dat gekenmerkt wordt door 'bossen'.
Overigens behoren de bosgebieden aan de oostrand waar het plangebied onderdeel van uit maakt, tot de ecologische hoofdstructuur. Door de bossen beter met elkaar te verbinden kan de ecologische functie verbeterd worden. Voor wat betreft recreatie ligt het plangebied in een deelgebied waar het accent ligt op extensieve dagrecreatie zoals wandelen en fietsen.
In februari 2004 is het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) verschenen. Ruimtelijke en economische ontwikkelingen vormen aanleiding om richting te geven aan het verkeer- en vervoerbeleid, daar verkeer een afgeleide is van maatschappelijke ontwikkelingen in een brede context. Daarnaast vormen ontwikkelingen als Duurzaam Veilig, schoolomgevingen, fietsroutes, oversteekbaarheid e.d. aanleiding om te starten met een GVVP. Bestuurlijk is uitgesproken dat op basis van dit GVVP voor de komende 10 jaar een beleidsrichting wordt uitgezet.
Het primaire doel van
het GVVP Dronten is:
-
het
vastleggen van de functie van wegen en straten binnen de totale verkeerskundige
en ruimtelijke structuur;
-
het
ontwikkelen van een toetsingskader om een verantwoorde keuze van de
oplossingsrichtingen te maken bij het ontwerpen van (toekomstige)
verkeersmaatregelen;
-
verkrijgen
van inzicht in de benodigde maatregelen, prioriteiten en kosten.
Allereerst is een analyse van de huidige situatie gemaakt. Voor de omgeving van het plangebied is het volgende relevant. De gemeente Dronten kent 4 vaarwegen waaronder de Regionale vaarweg (> 1.350 ton): Veluwemeer, Drontemeer, Vossemeer. Alle vaarwegen vallen onder verantwoordelijkheid van de provincie. Verder wordt aangegeven dat de Vossemeerdijk aangewezen is als verblijfsgebied.
De kernen van de gemeente Dronten worden redelijk ontsloten door het openbaar busvervoer. Wel staat de kwaliteit van de OV-ontsluiting onder druk. Aan de verbetering van de kwaliteit wordt gewerkt. Naast het reguliere OV is door de gemeente een alternatieve vorm van openbaar vervoer in de vorm van Regiotaxi Dronten ontwikkeld. Met Regiotaxi Dronten kan een ieder vanuit dan wel in de gemeente Dronten over 5 OV-zones van deur tot deur reizen.
Wat betreft de toekomstige situatie zijn de volgende zaken relevant. Op het gebied van verkeer en vervoer is onder andere de Hanzelijn een belangrijke ontwikkelingen die ook in belangrijke mate bepalend zal zijn voor de bereikbaarheid van Dronten. Daarnaast is er de autonome groei. Voor de komende jaren (2002 - 2012) wordt uitgegaan van een voorzetting van de huidige trend ten aanzien van de automobilteit. Het PVVP voorziet een groei van 4%4 per jaar.
In het buitengebied zal het landbouwverkeer een steeds grotere rol gaan spelen. De reden hiervan is verkaveling en versnippering van bedrijfsactiviteiten. Landbouwverkeer moet zich over een steeds grotere afstand verplaatsen. Daarnaast worden de voertuigen groter en breder. Dit stelt hogere eisen aan de wegconstructies. Een neveneffect is dat ook steeds meer vrachtverkeer gebruik gaat maken van de wegen in het buitengebied.
In het GVVP wordt een aantal maatregelen voorgesteld. Voor het buitengebied, waar het bestemmingsplangebied deel van uitmaakt, worden de bermen verstevigd in de periode 2003-2010. E.e.a wordt gecombineerd met rationeel wegbeheer. Verder zijn geen concrete maatregelen beoogd voor het buitengebied in het algemeen of het bestemmingsplangebied in het bijzonder.
In 2004 heeft de gemeenteraad van Dronten de Welstandsnota vastgesteld.
Eén van de belangrijkste instrumenten om ruimtelijke kwaliteit duurzaam te bevorderen is de
welstandstoets. In deze gemeentelijke welstandsnota zijn voor de welstandtoets
criteria geformuleerd die deze toets transparant en controleerbaar voor burgers
en beroepsmatig betrokkenen moeten maken.
De hoofddoelstelling van het
welstandsbeleid luidt: De gemeente handhaaft de huidige aanwezige gebouwde
en ongebouwde kwaliteit,waarbij op ondergeschikte onderdelen de kwaliteit kan
worden aangescherpt en formuleert het nieuwe beleid in toegankelijke vorm.
Er zijn onder andere gebiedsgerichte
criteria opgesteld. Hiervoor is een gebiedsindeling gemaakt. Het plangebied
ligt in gebied 2: Buitengebied randzone en randmeren. Voor dit gebied worden
bouwplannen conform het welstandsbeleid getoetst aan de volgende criteria:
Situering
1. Nieuwbouw respecteert het
omringende landschap: open, bosachtig of aan het water gelegen.
Vormgeving
1. Nieuwe (recreatie)woningen
vertonen per plangebied een herkenbare eenheid. Het beeld is niet
‘versnipperd’.
2. De architectuur van
nieuwbouwinitiatieven sluit aan op het sobere karakter van de architectuur in
de polder.
3. Toevoegingen en verbouwingen
moeten aansluiten bij het bestaande stedenbouwkundige/landschappelijke en
architectonische concept.
4. Bij uitbreidingen en verbouwingen
van de afwijkende bebouwing dienen de bebouwingskarakteristieken te worden
behouden dan wel versterkt.
5. De plaats en de afmetingen van
raam- en deuropeningen in de gevels en de dakvlakken dienen op elkaar te zijn
afgestemd.
Detaillering,
kleuren en materialen
1. De detaillering is zorgvuldig en
sluit bij verbouw aan op de hoofdvorm.
2. De detaillering van de afwijkende
bebouwing sluit aan op de oorspronkelijke detaillering.
Onderhavig plan voldoet aan de welstandscriteria, zoals verwoord in de Welstandsnota.
Het onderhavige project De Voorde, dat de ideeën en uitgangspunten van de oorspronkelijke ecologische en landschappelijk-recreatieve opzet van Roggebotstaete integraal omarmt en nader uitwerkt, is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. De samenhang van het landgoed en het natuurschoon worden immers geenszins verstoord. Daarnaast biedt De Voorde kansen om de economische structuur van de Oostrand te verbreden. Het plan voorziet in een nieuwe economische functie en werkgelegenheid.
In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de onderzoeken die in het kader van het onderhavige project zijn uitgevoerd. Op basis hiervan kan een goed beeld worden gekregen van de effecten van het plan op de omgeving. De integrale rapportages zijn in een los bijlagerapport opgenomen.
In maart 2008 is door
Mateboer Milieutechniek B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (conform
NEN 5740). Het doel hiervan is om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem
(grond en grondwater) te bepalen. Voor het plangebied is de hypothese
'onverdacht' gehanteerd.
Uit het onderzoek blijkt dat
de waarden van enkele stoffen (arseen, PAK, lood, nikkel, minerale olie) matig
tot sterk verhoogd zijn. Dit vormt echter geen aanleiding om vervolgonderzoek
uit te voeren. De verklaring voor de verhoogde waarden moet worden gezocht in
de samenstelling van de bodem. In de gemeente Dronten komen vaker (van nature)
verhoogde achtergrondwaarden voor.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. In verband met de gemeten waarde van arseen geldt een beperking voor het gebruik van grondwater. Het grondwater is niet geschikt om op te pompen voor consumptieve doeleinden of besproeiing van gewassen.
In maart 2008 is door advies-
en ingenieursbureau Oranjewoud een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het doel van
het onderzoek is om de verkeersaantrekkende werking van plan De Voorde in beeld
te brengen (uitgedrukt in motorvoertuigen per etmaal). De uitkomsten van het
onderzoek zijn onder meer gebruikt voor het luchtkwaliteitsonderzoek en het
akoestisch onderzoek.
Het verkeersonderzoek vormt
een belangrijke graadmeter om de effecten van de ontwikkeling op de omgeving te
bepalen. Een relatief forse toename van het verkeer kan negatieve effecten
hebben op het Natura 2000 gebied Ketelmeer en Vossemeer. Uit het onderzoek
blijkt dat de verkeers-aantrekkende werking van de ontwikkeling relatief gering
is. Per dag genereert de ontwikkeling in de eindfase na 10 jaar maximaal circa
397-517 ritten. Dit is een gemiddelde. Voor de meeste dagen zal het aantal
verkeersbewegingen aanzienlijk lager liggen, omdat er bijvoorbeeld niet elke
dag een programma of een
seminar start. Relatief gezien bedraagt de toename na 10 jaar maximaal 15%,
uitgaand van 3.000 motorvoertuigen per etmaal2 nu. Dat is derhalve een
jaarlijkse toename van 1,5%.
Geconcludeerd kan worden dat
de verkeersaantrekkende werking gering is. De toename van het verkeer vindt
plaats over een relatief kort wegvlak (circa
Sinds 2002 is het bij een bestemmingsplan verplicht om het proces van de watertoets te doorlopen en de resultaten (door middel van de waterparagraaf) op te nemen in het bestemmingsplan.
De basis voor deze waterparagraaf vormt het rapport 'Toelichting watertoets locatie Roggebotstaete. Het rapport is opgesteld door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in opdracht van Stichting De Voorde en beschrijft het proces en de achtergronden van de gevolgde watertoetsprocedure. Het concept van de watertoets is reeds voorbesproken met Waterschap Zuiderzeeland. Met inachtneming van enkele opmerkingen heeft Waterschap d.d. 16 juli 2008 een positieve reactie uitgebracht. Deze opmerkingen zijn reeds verwerkt.
Algemeen
Het plangebied ligt direct langs de Vossemeerdijk ten noordoosten van Dronten. In het plangebied zijn reeds 3 terpen gerealiseerd ten behoeve van bebouwing. Ook zijn er reeds watergangen aangelegd rondom de terpen ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. Het bouwplan zal gefaseerd worden aangelegd. Uitgangspunt voor deze waterparagraaf is dat uiteindelijk alle fasen in uitvoering zullen komen.
Beleid
Bij het opstellen van deze paragraaf is rekening gehouden met het vigerende beleid. Het betreffen de onderstaande beleidsstukken:
· Vierde Nota Waterhuishouding (NW4), 1998;
· Waternood;
· Waterbeheer voor de 21e eeuw (WB21);
· Nota Ruimte;
· Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), 2003;
· Europese Kaderrichtlijn Water (EKW);
· 'Handreiking watertoets 2', 2004;
· Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies, Waterschap Zuiderzeeland, januari 2007;
· Streekplan, provincie Flevoland;
· Ontwerp waterbeheerplan 2007-2011, 'meer dan water alleen'
Inventarisatie
knelpunten en aandachtspunten
Bij de ontwikkeling van het gebied dient rekening gehouden te worden met mogelijke knelpunten en aandachtspunten ten aanzien van de waterhuishouding en riolering.
Conform de relevante thema's uit de 'handreiking watertoets deel 2' zijn voor de locatie Roggebotstaete de onderstaande aspecten relevant:
1. Riolering
2. Wateroverlast
3. Grondwateroverlast
4. Verdroging
5. Grond- en oppervlaktewaterkwaliteit
6. Inrichting en beheer
7. Volksgezondheid
8. Veiligheid
Deze aspecten 1 tot en met 8 worden onderstaand nader toegelicht. De overige aspecten die later in deze paragraaf worden genoemd, spelen bij de onderhavige ontwikkeling geen rol.
1.
Riolering
In de toekomstige situatie
wordt het plangebied bestemd als instelling. Hierdoor ontstaan er vuil- en
hemelwaterstromen. Voor het behalen van de basisinspanning en voor een optimale
afstemming tussen de waterketen en het watersysteem zullen in de toekomstige situatie de vuil- en hemelwaterstromen gescheiden
worden aangelegd. Het is (nog) niet bekend hoe de vuilwaterstroom afkomstig van
de voorgenomen bebouwing (voorzieningen) in het plangebied zal worden verwerkt.
Het kan niet worden aangesloten op een bestaand rioolstelsel of een IBA
(Individuele behandelingsinstallatie van afvalwater). Tevens is de optie om een
nieuwe persriolering naar de zuivering van Dronten niet maatschappelijk
haalbaar. De verwerking van de vuilwaterstroom dient nader te worden onderzocht
en uitgewerkt. Vooralsnog heeft het de voorkeur om gebruik te maken van een
bestaande rioolpersleiding richting Kampen (aansluiting nabij
asielzoekerscentrum).
2.
Wateroverlast
Door de ontwikkeling van het terrein wordt het watersysteem beïnvloed. Het
verharde oppervlak binnen het plangebied neemt toe. Dit versnelt de afvoer van
hemelwater en kan leiden tot wateroverlast. Het water zal in de toekomst worden
vastgehouden in het gebied. Om de vereiste waterberging te realiseren, gaat de
voorkeur uit naar berging in de reeds gerealiseerde watergangen rondom de
terpen. Deze zijn bij het bouwrijp maken van het terrein ter compensatie van de
voorgenomen realisatie van verharding reeds aangelegd. Ook kan worden gedacht
aan de infiltratie en berging van hemelwater in infiltratievoorzieningen zoals
wadi's. De uitwerking van de voorzieningen vindt plaats binnen het waterhuishoudkundig-
en rioleringsplan. Voorkomen wordt dat het bestaande gebied, waar het plan op
aansluit, geen hinder ondervindt van het plan.
3.
Grondwateroverlast
De
grondwaterstanden in het plangebied fluctueren afhankelijk van het seizoen.
Langs de dijk is er matige kwel aanwezig welke wordt afgevangen door de
aanwezige kwelsloot. Ter plaatse van de terpen (waar de ontwikkeling
plaatsvinden zal) voldoet de ontwateringsdiepte in de huidige situatie aan de
ontwateringnormen voor bebouwing. Er wordt geen grondwateroverlast verwacht.
4.
Verdroging
De toekomstige situatie mag niet leiden tot verdroging van
het gebied en omliggende terreinen. Voor het toekomstig in te richten terrein
wordt uitgegaan van zogenaamd grondwaterneutraal bouwen [Waterbeleid 21e eeuw”
(Rijk, IPO, Unie van Waterschappen en VNG]. In de toekomstige situatie vindt er
bij voorkeur geen afvoer van hemelwater plaats naar het afwateringsysteem van
een waterschap. Al het hemelwater wordt geborgen in de reeds gerealiseerde
watergangen rondom de terpen of eventueel in een infiltratievoorziening. Bij de
infiltratievoorziening komt de neerslag ten goede aan het (freatisch)
grondwater. Hiermee is het plangebied grondwaterneutraal.
5.
Grond-
en oppervlaktewaterkwaliteit
In de toekomstige situatie wijzigt de inrichting van het
plangebied zodanig dat de waterkwaliteit zonder maatregelen negatief zal worden
beïnvloed. Om de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater niet negatief
te beïnvloeden, zal al het verontreinigd water afkomstig van de parkeerplaatsen
gezuiverd worden afgevoerd. Het plangebied ligt niet in een
grondwaterbeschermingsgebied, wel is het gesitueerd in een gebied voor
kwetsbaar ondiep grondwater en oppervlaktewater. Verontreinigd water afkomstig van
parkeerplaatsen zal niet ongezuiverd in de bodem worden geïnfiltreerd.
6.
Inrichting
en beheer
In de huidige situatie zijn reeds watergangen ten behoeve
van de bebouwing aangelegd. De afvoer van het water afkomstig van de
ontwikkeling vindt onder vrij verval plaats en het waterbeheer is zelfregulerend.
Wel zijn er peilregulerende kunstwerken vereist om de benodigde berging vast te
kunnen houden en vertraagd af te voeren (bijv. knijpconstructie). Zowel de
watergangen als de kunstwerken zijn bereikbaar voor beheer en onderhoud. De
watergangen zijn voorzien van een onderhoudsstrook aan één zijde van de
watergang (strook van minimaal
7.
Volksgezondheid
In de huidige
situatie is de inrichting en het functioneren van het watersysteem afgestemd op
het gebruik wonen. In de toekomst wijzigt dit naar een gebruik instelling. De
inrichting en het functioneren worden hierop afgestemd. De toekomstige voorzieningen
vormen geen risico's voor de volksgezondheid, omdat stilstaand water wordt
voorkomen (voldoende ontwateringsdiepte en beperkte ledigingstijd) en de
inrichting past bij het gebruik (flauwe taluds en beperkte waterdiepte).
8. Veiligheid
In de toekomstige
situatie vormt de bestaande bebouwing geen problemen voor de stabiliteit van de
waterkering. De voorgenomen bebouwing is gesitueerd buiten de (concept)
wettelijke vrijwaringszone van
Conform de handreiking watertoets wordt nog een aantal thema's onderkend. Deze thema's spelen niet voor 'Roggebotstaete’ . Het betreffen de thema's watervoorziening (seizoensberging), natte natuur (HEN/ SED-wateren) en bodemdaling. Ten aanzien van verdroging en bodemdaling wordt het volgende opgemerkt:
1. Bodemdaling: op basis van de bekende bodemgegevens (zand op klei +veen (dunne laag veen) op zand) kan geconcludeerd worden dat de bodem matig zettingsgevoelig is. Er vinden geen wijzigingen plaats in de grondwatersituatie. Door de aanleg van de terpen heeft eventuele zetting naar verwachting reeds plaatsgevonden ter plaatse van de ontwikkeling van de bebouwing. Er is dan ook geen reden om een noemenswaardige bodemdaling te verwachten ter plaatse van de terpen.
2. Natte natuur: het gebied ter plaatse van de terpen is niet aangewezen als natte natuur. Het noordelijke gedeelte van het terrein wel, maar er vinden geen ontwikkelingen plaats die deze (negatief) beïnvloeden. Wel zijn er mogelijkheden voor het ontwikkelen van ecologische zones langs de reeds gegraven waterpartij.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het waterbeleid van de diverse overheden (provincie, waterschap en gemeente). Bij de verdere uitwerking van de plannen zullen over een aantal onderwerpen nog keuzes moeten worden gemaakt. Er zal een oplossing voor het afvoeren van een rioolwater moeten worden gevonden; ook moet een beslissing worden genomen over het al dan niet aanleggen van infiltratievoorzieningen. Deze beslissingen kunnen worden genomen in het op te stellen waterhuishoudkundig- en rioleringsplan.
In februari/maart 2008 is door
advies- en ingenieursbureau Oranjewoud een
natuurtoets uitgevoerd. Het
doel hiervan is om te bepalen of de voorgenomen
ontwikkeling in
overeenstemming is met de natuurbeschermingswetgeving[1].
De natuurtoets vormt een belangrijk onderdeel in deze ruimtelijke onderbouwing,
omdat het plangebied in de nabijheid van het Natura 2000 gebied Ketelmeer en
Vossemeer en de provinciale ecologische hoofdstructuur is gelegen. Verstoring
van deze waardevolle gebieden is niet gewenst.
Uit het onderzoek kan worden
opgemaakt dat het plan niet leidt tot strijdigheid met de natuurwetgeving. In
de eerste plaats worden geen negatieve effecten verwacht voor strikt beschermde
planten- en diersoorten. Weliswaar bevinden zich beschermde planten- en
diersoorten op het landgoed, c.q. worden deze verwacht, maar niet op de terpen
waar gebouwd zal worden. De terpen zijn reeds bouwrijp gemaakt, kennen een
strak beheersregime en
bieden daarmee geen geschikte biotoop voor beschermde planten- en diersoorten.
Pioniersoorten als de ruggestreeppad komen niet op de terpen voor.
Directe en indirecte
effecten op de instandhoudingsdoelstelling van het Ketelmeer en Vossemeer zijn
uitgesloten door de beperkte schaal van de ontwikkeling en de verwaarloosbare
effecten van een toename van de recreatiedruk en verkeerstoename op de
instandhoudingsdoelstellingen. Ten slotte heeft de realisatie van bebouwing,
waaronder een gastenverblijf, geen effect op de wezenlijke waarden van de
ecologische hoofdstructuur.
Uit de natuurtoets blijkt
dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot strijd met de natuurwetgeving.
Er behoeft geen ontheffing te worden aangevraagd en er zijn geen directe of
indirecte effecten op de instandhoudingdoelstelling van het Natura 2000 gebied
Ketelmeer en Vossemeer en de ecologische hoofdstructuur.
Om verstoring van de beschermde zoogdieren te beperken wordt voorgesteld om het terrein voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt te maken als leefgebied voor de aanwezige zoogdieren (door aanwezige vegetatie kort te maaien en kort te houden). Daarnaast dient voorkomen te worden dat broedende vogels worden verstoord. Indien gedurende de broedperiode gewerkt wordt, dient nagegaan te worden of op of zeer nabij de terpen geen broedende vogels aanwezig zijn.
In april 2008 is door
advies- en ingenieursbureau Oranjewoud een akoestisch
onderzoek uitgevoerd. Het
doel hiervan is om te bepalen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden
voor geluid.
Binnen het plangebied
bevinden zich twee geluidgevoelige bestemmingen: het gezondheidscentrum en de
beheerderswoningen. Beide functies zijn op de derde terp gelegen. Deze terp
bevindt zich op circa
Uit de bovenstaande figuur
blijkt dat de bebouwing geheel binnen de groene contour is gelegen. Binnen deze
contour wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid (48 dB).
Op grond van de Wet geluidhinder gelden er geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Binnen het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden voor geluid.
In mei 2008 is door advies-
en ingenieursbureau Oranjewoud een
luchtkwaliteitsonderzoek
uitgevoerd. Het doel hiervan is om te bepalen of de
voorgenomen ontwikkeling
voldoet aan de luchtkwaliteitseisen zoals opgenomen in titel 5.2
'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer.
Uit het onderzoek blijkt dat
de luchtkwaliteit als gevolg van de ontwikkeling weliswaar verslechtert, maar
dat de grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide niet overschreden worden;
dit zijn de belangrijkste stoffen waaraan getoetst moet worden.
Vanuit de wetgeving omtrent
luchtkwaliteit gelden geen bezwaren tegen de
voorgenomen ontwikkeling.
In maart 2008 is door advies-
en ingenieursbureau Oranjewoud een expertscan
externe veiligheid
uitgevoerd. Het doel hiervan is om te beoordelen of er vanuit de wetgeving
omtrent externe veiligheid beperkingen gelden voor de voorgenomen ontwikkeling.
In dat kader zijn de volgende risicobronnen geïnventariseerd:
1. Inrichtingen.
2. Transportroutes.
3. Buisleidingen.
In de directe nabijheid van
het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die beperkingen opleveren. Ook
bevinden er zich geen buisleidingen (hogedruk aardgastransportleidingen) nabij
het plangebied. Over de provinciale weg N307 worden gevaarlijke stoffen
vervoerd. Deze weg is echter op dermate grote afstand gelegen dat deze
transportroute geen beperkingen oplevert. Een aandachtspunt is de nog te
realiseren Hanzelijn (circa 2012) die op circa 3000 meter
van het plangebied geprojecteerd is. Over deze transportroutes zullen ook gevaarlijke stoffen
worden vervoerd. In het kader van het Tracébesluit is voor
de Hanzelijn gekeken naar het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico
(GR). De PR-contour reikt niet tot in het plangebied van plan De Voorde en het
GR blijft ver onder de oriënterende waarde. Geconcludeerd kan worden dat de
Hanzelijn in de toekomst geen belemmering zal vormen voor de voorgenomen
ontwikkeling.
Vanuit de wetgeving omtrent
externe veiligheid gelden er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
In juni/juli 2002 is door
advies- en ingenieursbureau Oranjewoud een verkennend archeologisch
veldonderzoek uitgevoerd. In de periode september-oktober 2002 is door een
provinciaal archeoloog aanvullend onderzoek verricht.
In de verrichte boringen en
de zeeffracties zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen welke duiden
op menselijke activiteiten dan wel aanleiding geven tot verder aanvullend
onderzoek. Bij het zeven van de grondmonsters zijn naast veel rieten
houtresten, enkele zaadresten ook enkele dierlijke resten aangetroffen wat aangeeft
dat de conserveringstoestand goed is. Het Pleistocene zand wordt ter plaatse
van de aan te leggen vijvers niet geraakt. Alleen de heipalen voor de gebouwen
zullen zeer lokaal in dit zand doordringen.
Vanuit de wetgeving omtrent
archeologie bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
De vraagstelling over energie wordt beoordeeld op een beperkte energievraag, het gebruik van duurzame energiebronnen en het zo efficiënt mogelijk gebruiken van eindige energie bronnen.
Bij het ecologische vraagstuk wordt er een keuze gemaakt in materialen door het voorkomen van onnodig materiaal gebruik, toepassen van duurzame materialen en het efficiënt toepassen van eindige materialen of hergebruik.
De vorm
· een compact gebouw heeft energetisch de voorkeur ( weinig in- of uitstulpingen)
· geen extreme verschillen in de hoogte, breedte en diepte.
Isolatie
· hoge Rc-waarden, warmteweerstand van de constructie.
· koudebruggen te voorkomen.
Ventilatie
· Gebalanceerde ventilatie (de mechanisch aangezogen en afgevoerde lucht is gelijk)
Licht
· Veel daglicht (lichte kleuren en reflecterende oppervlakten beperken het energiegebruik voor kunstlicht + positief effect op het welzijn en functioneren de gebruiker)
Indeling:
zonering en compartimentering
· situeer van koelere of warmere ruimten bij elkaar (zoneren) aan de juiste zijde van het gebouw
(bijvoorbeeld, 'koelere' vertrekken, zoals keuken, entree en berging, aan de niet-zonzijde van het gebouw).
·
functies van elkaar scheiden
(compartimenteren). (bijvoorbeeld,
isoleren van vloeren en wanden t.b.v. koelere ruimten zoals archiefruimten of
berging)
STAP 2
- Gebruik duurzame energiebronnen
· Passieve zonne-energie (PZE) is met name geschikt in de koude jaargetijden.
(bijvoorbeeld serres en atria die als
warmtecollectoren dienen)
in de warmere perioden zijn maatregelen als zonwering en dakoverstekken nodig om oververhitting te voorkomen.
· Actieve zonne-energie (Zon-thermische energie als zonneboilers of fotovoltaïsch (PV)). De oriëntatie op de zon en de helling van het dak is belangrijk
STAP 3
- Gebruik eindige energiebronnen efficiënt
· HR-installaties (cv-ketels, cv-warmwatercombinaties) en systemen voor LTV (lage temperatuur verwarming)
·
HR-ventilatoren
Materialen
Drie-stappen-strategie
Vanuit strategisch oogpunt kan een keuze voor materialen gebaseerd worden op de
volgende uitgangspunten:
Materiaalhergebruik en afval
Hergebruik van (bouw)materiaal door het
afval, liefst aan de bron, gescheiden kan worden.
·
tijdens de ontwerp- en bouwfase:
composietmaterialen (materialen die zijn samengesteld uit meerdere materialen
en onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn) zijn later niet of nauwelijks te
scheiden, terwijl monoliet materialen dat wel zijn.
In de praktijk wordt nogal eens gebruik gemaakt van PUR-schuimen voor het
dichten van kieren en voor hechtlijmen.
· tijdens het fabricageproces: recirculeren van vrijkomende materialen tijdens de productie is veelal direct mogelijk ofwel gebruik maken van prefab elementen
·
in de gebruiksfase: het is tegenwoordig heel
gebruikelijk om afval te scheiden: glas, GFT, papier, metaal, batterijen,
kunststof flacons, enz. Dit betekent dat in het ontwerp al in of om een gebouw
ruimte moet worden geschapen om dit afval (tijdelijk) op te slaan.
Geconcludeerd wordt dat het plan De Voorde op een zo duurzaam mogelijke manier wordt gebouwd. De energievraag wordt beperkt door onder andere op een slimme manier te isoleren en ventileren. Daarnaast worden duurzame energiebronnen zoveel mogelijk gebruikt en worden eindige energiebronnen zo efficiënt mogelijk gebruikt.
Er wordt bewust stilgestaan bij de keuze voor bouwmaterialen in elke
fase van het bouwproces. Onnodig materiaal gebruik wordt voorkomen. Duurzame
materialen worden zoveel mogelijk toegepast. Tot slot worden eindige materialen
efficiënt toegepast of hergebruikt.
In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:
Daarna wordt aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit
hoofdstuk bevat twee artikelen:
§
Begrippen
In dit
eerste artikel is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke
worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities teneinde misverstanden
te voorkomen.
§
Wijze
van meten
Het tweede
artikel regelt hoe gemeten wordt. Opgemerkt wordt dat voor het bepalen van
hoogten op de terpen uitgegaan wordt van het maaiveld van de terp zelf (zie
onder de begripsbepalingen onder "Peil"). Bij de begripsbepaling "Peil" staat
onder andere dat uitgegaan moet worden van de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. In het geval van de terpen
bestaat 'het aansluitende afgewerkte terrein' uit de terp.
Dit
hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per
bestemming globaal de volgende opzet:
§
bestemmingsomschrijving
(in ieder geval);
§
bouwregels
(in ieder geval);
§
ontheffing
van de bouwregels (indien van toepassing);
§
gebruiksregels
(indien van toepassing);
§
ontheffing
van de bouwregels (indien van toepassing);
§
aanlegvergunning
(indien van toepassing);
§
wijzigingsbevoegdheid
((indien van toepassing).
De volgende
bestemmingen komen voor in dit bestemmingsplan:
§
Gemengd-1
Binnen de bestemming Gemengd-1 zijn diverse functies toegestaan: educatie,
congressen en cultuur, met daaraan ondergeschikt een restauratieve voorziening,
een overnachtingsaccommodatie en kantoren. Daarnaast is
een aanduiding aangegeven voor de vrijwaringszone van de dijk. In deze
aanduiding mag niet gebouwd worden, tenzij de waterbeheerder betrokken wordt
bij de bouw. Daarnaast
is een aantal regels gegeven omtrent bebouwingspercentage en bouwhoogte. Het
bestemmingsvlak mag voor maximaal 24% worden bebouwd. De bouwhoogte voor 14%
van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 20 meter. Voor de resterende 10% aan
bebouwing die toegestaan is in het bestemmingsvlak, geldt een maximale
bouwhoogte van 10 meter.
§
Gemengd-2
Binnen de
bestemming Gemengd-1 zijn diverse functies toegestaan: educatie, congressen en
cultuur, met daaraan ondergeschikt een restauratieve voorziening, een
overnachtingsaccommodatie en kantoren. Daarnaast is een aantal regels gegeven
omtrent bebouwingspercentage en bouwhoogte. Het bestemmingsvlak mag voor
maximaal 24% worden bebouwd. De bouwhoogte voor 17% van het bestemmingsvlak
bedraagt maximaal 10 meter. Voor de resterende 7% aan bebouwing die toegestaan
is in het bestemmingsvlak, geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter.
§
Gemengd-3
Binnen de
bestemming Gemengd-3 zijn diverse functies toegestaan: gezondheidszorg,
educatie, zorgwoningen, dienstwoningen, woningen ten behoeve van educatie,
cultuur en ontspanning. Daarnaast is een aantal regels gegeven omtrent bebouwingspercentage
en bouwhoogte. Het bestemmingsvlak mag voor maximaal 19% worden bebouwd. De
bouwhoogte voor 11% van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 10 meter. Voor de
resterende 8 aan bebouwing die toegestaan is in het bestemmingsvlak, geldt een
maximale bouwhoogte van 15 meter.
§
Natuur
De
bestemming Natuur behelst het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarde van de
gronden. Daarnaast mogen
ook water, fiets- en voetpaden, e.d. gerealiseerd worden. Er zijn ook enkele
bouwregels en gebruiksregels gegeven. Net als in de bestemming Gemengd-1 is een aanduiding aangegeven voor de vrijwaringszone van de dijk. In
deze aanduiding mag niet gebouwd worden, tenzij de waterbeheerder betrokken
wordt bij de bouw. Via een aanlegvergunningstelsel zijn de natuurwaarden
beschermd.
§
Verkeer
De gronden
binnen de verkeersbestemming zijn bestemd voor de verkeersafwikkeling,
verblijfsgebied, voet- en fietspaden en (openbare) parkeervoorzieningen. Ook
zijn groenvoorzieningen en water toegestaan. Ten aanzien van bouwwerken, zoals
abri’s en nutsgebouwen, zijn diverse bouwregels opgenomen. Ten aanzien van de
parkeervoorzieningen is een parkeernorm voorgeschreven. Net als in de bestemming Gemengd-1 is een aanduiding aangegeven voor de vrijwaringszone van de dijk. In
deze aanduiding mag niet gebouwd worden, tenzij de waterbeheerder betrokken
wordt bij de bouw.
Dit
hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:
§
Anti-dubbeltelbepaling
Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet
tweemaal voor een bouwvergunning in aanmerking kunnen komen.
§
Algemene
gebruiksregels
Ook enkele gebruiksregels gelden voor alle
bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het is
bijvoorbeeld verboden om grond te gebruiken als stort- of opslagplaats of ten
behoeve van prostitutie. Er is een artikel opgenomen ten behoeve van ontheffing
van de gebruiksregels.
§
Algemene
ontheffingsregels
Hierin wordt onder andere geregeld dat
ontheffing mag worden verleend van bepaalde hoogten, percentages en afstandseisen,
dat bouw- en bestemmingsgrenzen worden overschreden en dat enkele bouwhoogten
worden vergroot. Hieraan zijn enkele voorwaarden en beperkingen verbonden. Er
is een artikel opgenomen ten behoeve van ontheffing van de ontheffingsregels.
§
Algemene
procedureregel
Hierin is bepaald dat voor wijzigingen of
ontheffingen afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Hierin
is precies voorgeschreven welke procedure (inclusief de mogelijkheid om
zienswijzen in te dienen) gevolgd dient te worden, indien de gemeente
voornemens is om een wijziging of ontheffing te verlenen.
§
Uitsluiting
aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen
dat er onduidelijkheid ontstaat over de relatie tussen de bouwverordening en
het bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:
§ Overgangsrecht
Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien
van bouwwerken en gebruik die niet (geheel) passen in dit nieuwe
bestemmingsplan. Tevens is een hardheidsclausule opgenomen die bepaalt dat
ontheffing verleend kan worden van het overgangsrecht.
§ Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).
De zorg dat het plangebied qua bebouwing en gebruik gedurende de planperiode (10 jaar) in overeenstemming blijft met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven.
Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Dit betekent een goede communicatie tijdens de totstandkoming van het bestemmingsplan (preventieve handhaving). Aan deze voorwaarde wordt voldaan bij voorliggend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure waarbij belanghebbenden op diverse momenten de gelegenheid hebben om een reactie in te dienen. Deze reacties worden door het college en de gemeenteraad beoordeeld.
Daarnaast zijn de planregels op een dusdanige wijze geformuleerd dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de heldere en eenduidige formulering van de bestemmingsomschrijving, bouw- en gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van bebouwing respectievelijk gebruik van gronden en bouwwerken. Ook is aangegeven welke bebouwing en welk gebruik in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
Na de vaststelling van het bestemmingsplan is het van belang dat het bestemmingsplan goed toegankelijk en raadpleegbaar is. Om dit te bereiken is dit bestemmingsplan geschikt gemaakt voor raadpleegbaarheid via internet.
Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP). Deze SVBP maakt onderdeel uit van een set Standaarden en Regels 2008 die door het ministerie van VROM ontwikkeld is.
De SVBP schrijft voor op welke wijze de
plankaart verbeeld moet worden. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van
de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard opgenomen. De SVBP wordt
verplicht gesteld vanaf 1 juli 2009. Vooruitlopend hierop voldoet dit
bestemmingsplan reeds aan de SVBP.
De planontwikkeling en -uitvoering is in goed overleg en in samenwerking met de gemeente Dronten op basis van particulier initiatief gestart. De gemeente Dronten heeft zich per brief aan De Voorde bereid verklaard om zich, binnen haar publiekrechtelijke taken en verantwoordelijkheden, maximaal in te zullen spannen om de vestiging van Stichting De Voorde op landgoed Roggebotstaete mogelijk te maken.
De initiatiefnemer heeft een sluitende exploitatie waarbij tevens een geldbedrag gereserveerd is voor eventuele planschade. Tussen de gemeente Dronten en de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst afgesloten waarin bovenstaande is opgenomen.
Het
voorontwerp bestemmingsplan landgoed Roggebotstaete - plan De Voorde (8080) is verzonden
aan diverse instanties ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1
Bro (Besluit op de ruimtelijke ordening).
Het
voorontwerp is verzonden aan de volgende instanties:
Van de
VROM-inspectie, de provincie Flevoland en de Stichting Milieugroep Dronten is
een reactie ontvangen. Deze overlegreacties en de gemeentelijke beantwoording
zijn in een Reactienota opgenomen (zie bijlage). In de Reactienota is
aangegeven of de gemaakte opmerkingen aanleiding gaven tot het aanpassen van
het bestemmingsplan.